Concordia naar Chilecito, Argentinië
Curuzú Cuatiá, donderdag 12 oktober 2006
Na een vrije dag in Concordia, om te overdenken wat we precies gaan doen, stappen we op de fiets richting Mercedes. Vanuit Mercedes gaan we met de bus naar Resistencia, springplank (met de bus) voor de Andes en een goed punt om, wederom met de bus, naar Foz de Iguazú te gaan. Deze keuze betekent dat we nog 3 dagen fietsen om vervolgens een dikke week van de ene kant van Argentinië naar de andere kant van Argentinië te crossen. Mien hopen we, wanneer we naar Foz de Iguazú gaan, achter te laten bij een hotel in Resistencia. Dat we van de 14 afgaan, is een goede keuze. Na Concordia houdt de vluchtstrook op en dat maakt het fietsen er niet leuker op. Het gaat allemaal goed maar toch moeten we regelmatig de berm in omdat de weg te smal is om al het verkeer inclusief Mien aan te kunnen. Ook heb ik een enorme last van mijn rug. Het op- en afstappen doet zeer. Op de vangrail zitten, doet me pijn. Eigenlijk gaat het nog het beste wanneer ik op de fiets zit. Gelukkig hebben we één meevaller: we hebben meewind. De 60 kilometer op een vluchstrookloze ruta 14 gaan snel.
We stoppen in Chajari, een nietszeggend dorp met gelukkig een prima hotel. Daar brengen we dan ook de meeste tijd door.
Van Chajari naar Curuzú Cuatiá is het bijna 120 kilometer waarvan 80 op de 14. In de ochtend is het behoorlijk druk. Ik heb er flink de pé in. Ook omdat mijn rug nog steeds zeer doet. Maar met nog vele kilometers te gaan, zie ik voor mezelf geen andere optie dan me te vermannen. Er is geen vluchtstrook, het is druk, we moeten regelmatig de berm in, ik heb een zere rug en we hebben wind tegen. Allemaal dingen waar we helemaal niets aan kunnen veranderen behalve accepteren dat het zo is.
Daarna gaat het meteen stukken beter. Twee uur lang is het zelfs rustig op de weg waardoor we door kunnen fietsen. Rond de 80 kilometer nemen we afscheid van ruta 14 om de veel meer landelijke en rustigere ruta 119 op te gaan. Om de 10 kilometer stoppen we even om te drinken, te eten, te rusten en om ons in te smeren tegen de felle zon. De laatste 40 kilometer gaan zo makkelijk voorbij.
Curuzú Cuatiá is leuker dan Chajari, vooral door het kinderpark mét Capybara’s (grote ratten). We lopen wat rond op zoek naar een restaurant maar helaas is alles nog dicht. Argentijnen eten pas laat op de avond. Met een bord met kaas- en salamiblokjes proberen we onze hongerige leeggefietste buiken te vullen. We kunnen niet wachten tot 8 uur. Om 7 uur begint Law & Order immers!
Mercedes, vrijdag 13 oktober 2006
Helaas missen we de eerste La ley y el Orden. Het hostel in het natuurpark del Iberá blijkt vol te zitten voor het weekend. Het is namelijk moederdag en dus een lang weekend voor de Argentijnen. We proberen nog iets anders te regelen maar dat lukt niet echt. We besluiten om het dan maar op geluk aan te laten komen en om bij de plaatselijke vvv in Mercedes meer info te krijgen over slaap- en transportmogelijkheden in en naar het park.
Als een blok vallen we allebei in slaap. Snoevend zeiden we elkaar nog dat we nog makkelijk door hadden kunnen fietsen maar zodra we op bed liggen, willen onze lijven niets anders dan slapen. Na zo’n lange dag op de fiets is dat altijd een heerlijk gevoel: rozige verhitte hoofden en lijven die het liefst geen beweging meer willen maken.
Op weg naar Mercedes gaan de eerste 40 kilometer makkelijk voorbij, maar helaas neemt de wind in kracht toe en gaat het meer op en neer. De tweede helft is weer eens hard werken. Maar de dingen nemen zoals ze zijn, is iets dat we deze reis goed in de praktijk brengen. Ook deze 40 kilometer gaan immers gewoon voorbij.
Vlak voor Mercedes worden we weer gestopt door 2 mannen in uniform. Ook op deze weg is een blokkade aan de gang. Om de spandoeken en brandende banden heen leiden we Mien terug naar de weg.
Een paar honderd meter verder is het toeristenbureau. We worden er geholpen door Silvina, een zeer behulpzame vrouw die ter plekke alles voor ons regelt. Alles is vervoer met Mien naar het natuurpark del Iberá, het verblijf met eten, de excursies en het vervoer uit het park naar Posadas. We zijn er erg blij mee want de doorsteek naar Posadas via het park scheelt ons 3 dagen t.o.v. ons pas bedachte plan.
In Mercedes zijn we op tijd om nog warm te kunnen lunchen. Na het harde werken van gisteren en vandaag gaat een stuk koe er zonder pardon in. In vleesetend Argentinië houden wij het voornamelijk bij kip maar zo af en toe na gedane arbeid heeft ons lijf toch echt behoefte aan iets substantieel anders: vlees!
Het is heet, klam en tropisch. Na de hitte in de VS hadden we niet meer verwacht dat we het zo heet zouden hebben. We kunnen nog overdag over straat. Maar air conditioning is ook hier een welkome accessoire in onze kamer. Een koude Heineken ook!
Colonia Carlos Pelligrini, zaterdag 14 oktober 2006
Stipt om 9 uur staat Gastón voor de deur van het hotel. Met een kléine pickup! Mien zal de rit van 120 kilometer over een zand- en gravelweg voor de helft buiten de auto door moeten brengen. Wij zijn al blij dat Gastón er niet moeilijk over doet en dat Mien meegaat.
Het is een lange rit naar het natuurpark én een hele gezellige. We praten uitgebreid met Gastón over allerlei onderwerpen. We leggen zelfs uit hoe ons koningshuis in elkaar zit. Heel lief verbetert hij ons op sommige punten of hij probeert het aan ons uit te leggen met behulp van een engels woord. Voor ons is de rit één grote oefening.
Colonia Carlos Pelligrini is een klein gehucht midden in het reservaat. Tot 3 jaar geleden waren er hier nog maar een paar slaapmogelijkheden. Nu zijn dat er 14. Varierend van prijs, waarbij de duurste meer dan 100 dollar per persoon per dag is! Het hostel waar wij naar toe wilden, stond in de Lonely Planet van 2005 nog voor een prijs van 30 dollar voor een kamer terwijl het nu verdrievoudigd is. Vanwege het lange weekend hadden wij zelf ook niet veel keuze. We betalen voor het transport, de excursies, de maaltijden en de kamer 350 dollar. Dat is voor hier een behoorlijk bedrag.
We lunchen bij Silvia. Het eten is goed. Een fijn vooruitzicht voor de komende maaltijden.
Na de lunch storten we ons op bed. Het muggennet hangt voor de eerste keer want dit natuurreservaat is niet alleen een vogelparadijs maar ook een paradijs voor allerlei insecten, waarvan we muggen het meeste moeten vrezen. In de provincie Corrientes heerst namelijk nog malaria.
Wanneer we na ons dutje onze deur openen, staat ons een verrassing te wachten: het waait hard, de zon is weg en het is behoorlijk afgekoeld. Het laatste is heerlijk maar de dreigende wolken zijn minder. We gaan namelijk op excursie met een bootje maar met slecht weer op komst?
Bij de lagune aangekomen, zien we hoe wild het water is. Ook begint het keihard te regenen. Helaas, onze excursie gaat niet door maar wordt naar morgen verschoven. Wat een pech!
We lopen terug naar het dorp. We weten precies de plek waar we willen zitten totdat het tijd is om avond te eten: een hutje zonder glas in de ramen waar de wind heerlijk verkoelend door de binnenruimte waait. En dat tezamen met een Quilmes dit keer, een goed smakend argentijns biertje en een prettig zingende argentijnse zangeres op de achtergrond. Voor de liefhebbers: ze heet Rosana.
Posadas, maandag 16 oktober 2006
De regen blijft vallen maar in een korte onderbreking van regen proberen we terug te lopen naar onze kamer. Het weerlicht voortdurend. De donder is nog ver weg. Ondanks dat loop ik niet op mijn gemak dus besluiten we om rechtstreeks naar het huis van Silvia te gaan voor het avondeten. Dan maar iets te vroeg. Het is een goed besluit want we zitten nog maar net of het barst los. Met bakken komt het de hemel uit, het dondert en het weerlicht. Wat een geweld!
Wanneer het weer even droog is, lopen Ellu en ik terug naar onze kamer. Het onweert nog steeds. Maar doordat we door water en modder moeten lopen in het donker moeten we het wel langzaam aan doen. Wanneer vlak bij onze kamer de donder en de flits vlak bijelkaar zit, probeer ik uit angst toch een sprint te trekken. Ondanks alle glibberige modderigheid blijft dit zonder gevolgen.
De hele nacht blijft het maar regenen en onweren. Soms wat rustiger; soms met zo’n enorme kracht dat we niet willen weten hoe het er buiten uitziet. Op een gegeven moment verwacht ik zelfs dat het water onze kamer in zal lopen. Dat gebeurt gelukkig niet maar de volgende ochtend zien we het veld voor het rijtje kamers vrijwel blank staan. Nu lukt het ons zeker niet meer om de voeten droog te houden.
Op weg naar het ontbijt regent het nog steeds een beetje. We hebben ons verslapen voor de 1e excursie maar vanwege de regen is ook deze excursie komen te vervallen. Een geluk bij een ongeluk.
Het ziet er niet naar uit dat we vandaag überhaupt op excursie zullen gaan dus na het ontbijt gaan we maar terug naar onze kamer om ons audioboek af te luisteren. Dan wordt er ineens op onze deur geklopt. Rodrigo, onze gids, komt ons ophalen voor de wandeling door het bos. Snel pakken we wat spullen bij elkaar. Volledig onvoorbereid staan we vervolgens met Rodrigo en een groep andere mensen in een bos vol met muggen naar een stel apen te kijken. Gelukkig heeft Ellu wel nog de muggenspray meegenomen.
Het eerste stuk van de wandeling laat ik me beïnvloeden door de grote hoeveelheid muggen. Het liefst zou ik door het bos heen willen sjeesen maar ja, de groep staat steeds stil. Dat is wanneer alle muggen om mijn kop heen zoemen en op zoek zijn naar de plekjes waar nog geen muggenspul zit. Om gek van te worden. Ook heb ik nog steeds last van mijn rug. Al met al heb ik het niet naar mijn zin.
Dit zijn van die momenten dat ik merk dat Vipassana iets met me heeft gedaan. Want in plaats van chagerijnig te blijven, zet ik me over mijn ontevreden gevoel heen. De tweede helft van de excursie is dan meteen stukken leuker. Ondanks de muggen en ondanks de pijn in mijn rug.
Na de eerste excursie gaan we in één stuk door met lunchen, een bootexcursie naar de rechterkant van de lagune en daarna met een bootexcursie naar de linkerkant van de lagune. We zitten bij elkaar 6 uur in een bootje en vervelen ons geen seconde. Het natuurreservaat is prachtig: het doet ons denken aan een combinatie van de Everglades met de friese meren. Met op de achtergrond dramatisch mooie luchten maken we kennis met het landschap: drijvende eilandjes, riet, veel water, waterbloemen waartussen kaaimannen drijven, vogels vliegen en capybara’s (met jong) staan te grazen. Héél erg mooi!
Het is al donker wanneer we van de laatste excursie terugkomen. We hebben volop genoten maar we zijn wel behoorlijk moe. Ondanks de moeheid laten we ons niet van ons stuk brengen wanneer Gastón ons zegt dat hij ons onmogelijk naar Posadas kan brengen omdat hij bang is dat Mien zal breken. De weg naar Posadas is al veel slechter dan de weg van Mercedes naar het park. En door het weer is het er alleen maar slechter op geworden.
Maar Gastón is echt een schat. Hij ziet onze teleurstelling en komt met allerlei oplossingen. Hij heeft zelfs al voor ons uitgezocht dat wij naar Posadas kunnen en dat hij dan regelt dat Mien met een vrachtwagen terug naar BsAs gaat. Echt heel lief van hem en geheel,volgens het verhaal dat we aan hem verteld hebben: we zijn een maand in Argentinië, we zijn zussen van elkaar met dezelfde moeder maar verschillende vader, getrouwd en na de watervallen gaan we terug naar BsAs om weer terug naar onze mannen in Nederland te gaan. Tja, hoe lullen we hier ons nou uit.
Gelukkig komt Gastón met een andere mogelijkheid namelijk dat we en Mien met een vriend van hem meekunnen naar Posadas in zijn afgesloten en grotere pickup. Terwijl wij zitten te eten, checken de heren of Mien er in past. Even later komt Gastón ons het goede nieuws brengen!
De volgende ochtend lukt het maar net om Mien en de bagage in de auto te krijgen. De stoel voor moet er voor opgeofferd worden. Ellu en ik wurmen ons ergens achterin bij Mien in de auto. Vanweg mijn rug krijg ik de beste plek. Maar ook de beste plek is niet heel comfortabel te noemen. Slippend, hobbelend, hortend en stotend gaan de 3 uur over deze zeer slechte weg voorbij. Het laatste uur is pure luxe wanneer we met 90 over asfalt richting Posadas schieten.
Posadas is niet veel bijzonders maar dat hoeft ook niet. Het is voor ons alleen maar belangrijk dat Mien en wat tassen achter kunnen blijven in het hotel terwijl wij op en neer naar de watervallen gaan. Gelukkig is er Roman, die zeer gecharmeerd is van Ellu en die ook zeer geïntrigeerd is door ons verzoek om een kamer met een 2-persoosnbed. Daarmee zijn Mien en de bagage ook meteen geregeld zonder problemen. Fijn!
Puerta Iguazú, dinsdag 17 oktober 2006
De rit in de 4×4 van Hector vinden we makkelijker te doen dan de busrit van Posadas naar Puerta Iguazú. Tergend langzaam lijkt de bus bij elke halte te stoppen. 6 uur lang lijken we in slakkengang te gaan. De airconditioning in de bus werkt niet. Vies, bezweet en moe komen we hier aan. Gelukkig hoeven we vandaag niets meer te ondernemen. We hebben 2 volle dagen om de watervallen te bekijken, startend vanaf morgen.
Puerta Iguazú, woensdag 18 oktober 2006
Met één van de eerste openbare bussen gaan we op weg naar de watervallen. Op aanraden van de Lonely Planet, om zo voor een deel van de dag de grote massa te kunnen ontwijken. Het is een goede tip want ondanks dat we iets later dan gepland aankomen vanwege een gestrande bus is het nog heerlijk rustig in het park.
In het park kan je naar verschillende uitkijkpunten. We doen als eerste de langste wandeling die leidt naar Isla Grande San Martin. Op deze wandeling krijgen we een goed beeld van hoe groot het hele watervallencomplex is én hoe indrukwekkend! Ze zijn in totaal meer dan 2 kilometer breed.
Wanneer we van de eerste wandeling terugkomen, een wandeling waar we wel even mee bezig zijn geweest, zien we dat het behoorlijk druk is geworden. We zijn blij dat we deze wandeling al achter de rug hebben want niet alleen was hij dan erg druk geweest; we hadden ‘m dan ook meer in slakkengang (want veel mensen) in de hete zon moeten lopen. Dat was geen pretje geweest!
Ook de tweede wandeling kijken we onze ogen weer uit. Zagen we op de eerste wandeling de watervallen meer van onderen; op deze route worden we met blikken van boven beloond.
Ondertussen terwijl we lopen, vliegen oranje vlinders, gele vlinders, zwarte vlinders met rode figuren op hun vleugeltjes en vele vele mooie andere vlinders in verschillende soorten en maten om ons heen. Of een leguaan schiet terug het bos in omdat hij met zijn tong voelt dat we op zijn pad zijn. Het is nat en groen om ons heen. We zweten ons rot. We zijn midden in een prachtige jungle met enorm grote watervallen. Wat willen we nog meer?
Na onze lunch is er nog één uitzichtspunt bij de Garganta del Diablo (de keel van de duivel). Er gaat een trein naar de start van de trail naar de Garganta maar wij besluiten de 2.5 km te lopen. Een goed besluit want ineens zie ik in een boom een prachtige mooie grote vogel zitten met een enorme oranje rood gekleurde snavel. Het is een toekan! We weten dat ze in het park zijn maar we hadden niet verwacht er één te zien. We zien er zelfs nog een aantal vluchtig maar deze toekan hebben we op ons gemak uitgebreid kunnen bekijken. Het is een magisch moment. Magisch omdat het een vogel is die we alleen maar kennen van plaatjes, het logo van Van der Valk. Een vogel waarvan je denkt dat hij eigenlijk niet bestaat. Onze dag kan niet meer stuk!
De route naar de Garganta gaat over een loopbrug die ons over al het water leidt dat richting Garganta stroomt. De route zelf is al puur genieten maar niets bereidt ons voor op het enorme natuurgeweld van de Garganta. Aan 3 kanten dondert de oorverdovende waterval naar beneden. Hij lijkt te verdwijnen in het niets want de mist die wordt veroorzaakt door de waterval, ontneemt het zicht op de rivier ergens beneden. Kijkend naar dit fenomeen lijkt het alsof de aarde in een groot gat wordt verzwolgen. Surreëel!
Op weg terug vanaf de Garganta hopen we nog meer toekans te zien. Ellu ziet er nog één overvliegen maar een poserende toekan in een boom zien we niet meer. We worden nog wel verrast door een coatí, een soort raccoon en de leguanen schieten nog steeds voor ons weg. De natuur is werkelijk waar om intens van te genieten.
Na uren wandelen in het park in een temperatuur van 34º Celsius zijn we helemaal af. Met de dreiging van slecht weer zitten we na een verfrissende douche op het balkonnetje voor onze kamer. Met olijven, rode wijn, sardientjes, kaas en brood. Genieten!
Puerta Iguazú, donderdag 19 oktober 2006
Nadat we gisteren de Argentijnse kant van de watervallen hebben gezien, is vandaag de Braziliaanse kant aan de beurt. We gaan met het openbaar vervoer en dat gaat allemaal erg makkelijk. Voordat we het weten zijn we bij de ingang van het park in Brazilië.
Het deel van het park hier is kleiner dan het deel in Argentinië. Dat is ook te merken aan wat je aan deze kant allemaal zelfstandig kunt doen. Eigenlijk is er maar één vrije wandeling en dat is richting de Garganta. Met een parkbus rijden we naar het begin van het wandelpad, door dichtbegroeide jungle. Ook nu weer zien we een toekan vliegen. Doordat we in de bus zitten, kunnen we ‘m eventjes bijhouden.
Het mooie aan de wandeling aan Braziliaanse zijde is dat we heel goed kunnen zien hoe breed het hele watervallencomplex is. Erg indrukwekkend, zelfs nu er door te weinig regenval veel minder water naar beneden komt. De wandeling is kort dus Ellu en ik zijn vrij snel klaar. Het is een leuk uitstapje maar de Argentijnse kant bekoort ons meer omdat we daar een heerlijk actieve dag hebben gehad met vele wandelingen en vele uitzichtspunten. Ook zijn we van mening dat het zicht op de Garganta del Diablo aan Argentijnse zijde hét hoogtepunt is van een bezoek aan de Cataratas. Maar smaken verschillen ……..
Op de terugweg, wanneer we na de grenscontrole weer de bus in willen stappen, vertelt de buschauffeur ons dat hij niet verder kan: er is verderop een demonstratie aan de gang en de weg is ….geblokkeerd. Dat wordt dus lopen voor ons. Gelukkig is het niet heel ver maar het is heet. We zijn blij wanneer we onze koele kamer inkunnen om even van de drukkende hitte bij te komen.
Salta, zondag 22 juli 2006
De bus terug naar Posadas is een wereld van verschil met de bus heen. Het is een frisse bus met comfortabelere stoelen én met werkende airco. Van dezelfde maatschappij. Dus dat geeft blijkbaar geen enkele garantie. Deze bus stopt net iets minder vaak dus we doen er nu maar 5½ uur over (over 300 kilometer)!
Bij aankomst in Posadas in de busterminal besluiten we om meteen te kijken of Mien op de bus mee kan naar Salta. We stappen het eerste de beste kantoor in en het is meteen raak. Deze maatschappij doet er het kortst over namelijk 18 uur met één overstap in Resistencia. Op verschillende manieren vraag ik of Mien mee kan. Men geeft aan dat het geen enkel probleem is. Ze kan zonder extra kosten mee als bagage. We zijn blij dat we het geregeld hebben maar we houden er rekening mee dat we alsnog op het moment dat we bij de bus staan een “nee” te horen krijgen.
De volgende ochtend gaat om 7 uur eerst de wekker en vervolgens de telefoon. Hans & Marianne aan de lijn via Skype. We hebben al eerder met Jacq en Jack uitgebreid geskypt en weten van hen dat het geen drol kost om naar Argentinië te bellen. Dat is voor ons anders. Telefoonkaarten zijn binnen enkele minuten op en vaak ook moeilijk te vinden. Uitgebreid praten we. Het is heerlijk om na zo’n lange tijd mijn broertje en mijn schoonzus weer te horen.
Dan gaan we op weg naar de busterminal. We voelen allebei wel wat zenuwen in onze lijven. Want straks fietsen we misschien gewoon weer terug naar het hotel.
We hebben ons plan helemaal klaar. Ellu had de dag vantevoren bij de Hipermercado al grote dozen geregeld, die er helaas niet zijn. Maar gewapend met allerhande kleine doosjes pakt ze Mien zo goed en zo kwaad als het kan in. Om haar dáár te beschermen waar het het meest nodig is. Ik heb Mien dan al op zoveel mogelijke punten “verkleind”. We zijn tevreden met hoe het pakket er uit ziet.
Voor de bus naar Resistencia, een korte rit, netwerkt Ellu goed met de maletero (bagagesjouwer). Ofwel: hij zegt dat we 12 pesos moeten betalen en wij betalen het. Dat zorgt er wel voor dat hij zich eerst met Mien bezig houdt terwijl de andere passagiers aan de andere kant van de bus staan te wachten. Wij zijn blij: Mien zit er in!
In Resistencia zien we hoe Mien erbij ligt. Ergens onderop met allemaal andere bagage er bovenop gestapeld. Au! Gelukkig was de bus niet vol.
Ook voor de bus naar Salta netwerkt Ellu met de maletero. Hij legt Mien netjes neer en lijkt op Ellu’s verzoek te letten om er geen zware bagage op te zetten. Ook nu zijn we tevreden met hoe het gaat. Mien zit erin en wij ook.
Ook nu is de bus niet stampvol dus op een gegeven moment hebben we zelfs twee stoelen voor elk. Af en aan slapen we redelijk. Totdat we om half 4 ruw gewekt worden!
De buschauffeur zegt dat we naar een andere bus moeten. Het is niet duidelijk waarom maar het lijkt erop dat er iets mis is met de remmen van deze bus. Op zich is het goed geregeld dat alle passagiers meekunnen met een andere bus maar wij zijn er niet zo blij mee. Want nu moet Mien weer uit en in een bus.
Ellu schiet zo snel mogelijk de maletero aan. Op zich houdt hij ruimte vrij voor Mien maar ja, Ellu ziet dat Mien de draai nooit kan maken. Ze wijst nog een plek aan waar Mien prima kan staan maar geluisterd wordt er niet.
Ondertussen wachten we bij de kapotte bus er op dat alle, ook zware, tassen van Mien worden gehaald. Het doet pijn om te zien wat er allemaal bovenop haar ligt. Als we maar geen ernstige schade hebben…….
Bij de andere bus zijn ze inmiddels bezig met alle tassen uit de kapotte bus in de nieuwe bus te laden. Dat maakt de laadruimte voor Mien alleen maar kleiner. Niet gek dus, dat de buschauffeur dan zegt dat ze niet meer mee kan! Rustig en vriendelijk, althans ik hoop dat het ook zo is overgekomen, leg ik uit dat we de fiets nodig hebben; dat ze onze manier van transport is. Het helpt: ze mag mee!
We sjouwen Mien naar de andere bus. De ruimte waar Mien zou moeten liggen, is nog kleiner geworden nu er nog meer tassen in de laadruimte zijn gepropt. Nu is het nog duidelijker dat Mien er zo nooit inpast.
Is het gebrek aan ruimtelijk inzicht? Is het typisch mannelijk om dan maar met brute kracht te werk te gaan? We weten het niet maar wat we ook zeggen, de heren blijven sjorren, trekken, duwen aan Mien om haar er in te krijgen. Dat het handiger is om tassen te verplaatsen, lijkt ze niet uit te maken. Aan alle kanten botst Mien tegen de ijzeren stangen in de laadruimte. Nadat Ellu al 100 keer heeft geroepen dat een rode tas uit de weg moet én er weer niet geluisterd maar alleen maar aan Mien getrokken wordt, breekt Ellu. Uit machteloosheid! Misschien dat ze haar zien huilen. Misschien dat ze 101 keer nodig hadden om te luisteren. In ieder geval helpen ze even later mee om de rode tas te verplaatsen. Dan is het nog niet over want er zijn meer van dat soort obstakels te gaan. Terwijl Ellu en ik met één hand Mien proberen te redden van het brute handwerk van de mannen proberen we met de andere hand de andere tassen te verplaatsen. Uiteindelijk ligt Mien erin. We gaan doodop de volle bus i. Nog een paar uur te gaan naar Salta. Wat zal ons daar te wachten staan?
De busterminal in Salta is lekker fris en groot. Gelukkig hebben we daardoor de ruimte om onze spullen te verzamelen en om op ons dooie gemak Mien te assembleren. Op enige diepe schrammen na in het frame lijkt alles goed te functioneren. De echte test zal komen wanneer we weer goed en wel op de fiets zitten.
Om kwart over 8 fietsen we het centrum van Salta in. Ondanks de moeheid en de spanning om Mien voelen we ons goed. Dat we nog een uur moeten zoeken naar een hotel doet daar niets aan af. We mogen een volbeladen Mien in de conferentieruimte zetten zodat we tot 12 uur, inchecktijd, ergens kunnen gaan zitten wachten zonder omkijken naar alle spullen. Een douche zou fijn zijn want we stinken!
Zodra we weer fris en fruitig zijn, gaan we Salta verkennen. De sfeer is goed. Vooral om en nabij het grote plein van de 9e juli. Het plein wordt omringd door grote imposante koloniale gebouwen. Natuurlijk is er ook een kerk. Een kerk die niet had misstaan in het sprookjesbos van de Efteling: sierlijk kitsch & roze/geel. Aan het plein zijn veel terrasjes én daar houden we wel van. Maar we zijn te moe om veel te willen ondernemen. Zelfs op een terrasje zitten is teveel gevraagd. De kamer en het bed lonken. We blijven nog een dag. Alle tijd dus om pas morgen een terrasje te pakken.
Salta, maandag 23 oktober 2006
Met een doelijstje op zak stappen we Salta rond. De temperatuur is zeer aangenaam (zeg 26º C) dus dat beperkt ons in ieder geval niet. Wanneer we onze eerste twee klusjes hebben gedaan, vinden we het tijd voor koffie.
Op een terrasje aan het plein genieten we van café con leche met verse jus. Ondertussen liggen de kaarten uitgespreid op tafel om weer eens naar de route te kijken. Want nu we hier zijn, begint dit stuk te leven. We zitten er lekker en kijkend naar de route hebben we enorme zin om de Andes in te gaan. Omdat onze conditie nog niet goed genoeg is, houden we het in eerste instantie rustig en laten een paar dingen liggen waarbij we passen van 4000 meter over moeten over ongeasfalteerde wegen. Er staat ons richting Mendoza nog genoeg fysieke uitdaging te wachten!
Jujuy, dinsdag 24 oktober 2006
Over een fietspad vanuit Salta rijden we de Andes in. Wie had dat ooit verwacht? Wanneer we na een kilometer of 15 de geurbaniseerde regio (alles is relatief) rondom Salto verlaten en ruta 9 zich versmalt, wordt de omgeving nog prettiger om in te fietsen.
Links van ons meandert de rivier zich een weg langs de bergen. De weg is rustig en daardoor fietsen we relaxed. Onderweg zien we een gewond paard. We besluiten om van de weg af te gaan (heuvel op) om aan mensen te vertellen dat het paard hinkt en dat hij bloed aan zijn poten heeft. Door onze goede daad worden we beloond met een mooi uitzicht over een meer. Dat smaakt ook naar meer.
Na een klim die niet al te heftig is, gaat de weg ineens kronkelen langs de wand van de berg. Met links en rechts van ons bos blijven we kilometers lang op dezelfde hoogte. Het fietst heerlijk!
Op 25 kilometer afstand van Jujuy hebben we 70 kilometers in de benen. We voelen ons goed en verwachten snel ter plekke te zijn. Het laatste stuk slaat echter de man met de hamer toe. We doen er maar liefst twee uur over voordat we de deur van onze kamer achter ons dicht kunnen trekken. We zijn moe. Heel moe!
Purmamarca, woensdag 25 oktober 2006
Wat een dag! Wat een dag! Beiden zijn we helemaal opgewonden. Over het fietsen, over waar we fietsen, over waar we fietsend zijn aangekomen.
Om kwart over 7 zitten we al op de fiets. Niet omdat we veel kilometers voor de boeg hebben. Maar meer omdat de temperatuur in de ochtend zo aangenaam is. De planning is om naar Purmamarca te gaan. In hoogte een stijging van 1000 meter. Volgens de kaart in kilometers 80 km van Jujuy vandaan. Feitelijk blijken het maar 65 kilometer te zijn. Het hadden er ook geen 80 moeten zijn……..
De eerste 30 kilometers stijgen we gestaag. Dat gaat prima en is niet erg zwaar. Dan ineens verzwaart de stijgingsgraad. 10 kilometer lang klimmen we in slakkengang omhoog naar ons hoogste punt (± 2300 meter hoogte) van vandaag. Dat we vandaag een pasje over zouden gaan, hadden we niet verwacht. Het is killing! Onze fiets-klimconditie is duidelijk niet meer wat het is geweest. Een pas van 4000 meter op dit moment zouden we niet eens redden. Te zwaar!
Ondanks de fysieke kracht die van ons gevraagd wordt, kunnen we wel genieten van de omgeving. We stoppen in ieder geval vaak genoeg! We moeten wel. Het landschap is weer mooi, spannend, uitdagend. Terug kijken we tot in de verste verte naar beneden naar de vallei (en de weg) waar Jujuy ligt. Vooruitkijkend zien we de weg kronkelend omhoog gaan door een brede vlakte, die absoluut niet vlak blijkt te zijn maar waar we enorm in de luren worden gelegd door het fenomeen vals plat. Aan beide kanten wordt de kale vlakte begrensd door eveneens kale bergen.
Een brug betekent het einde van het stijgen. In een paar kilometer dalen we af naar het plaatsje Volcan, waar we een broodnodige rust nemen. In eerste instantie lijkt het alsof we een spookstad binnen rijden. De grauwe huizen zien er uit als armoedige bouwvallige schuren. We zien geen mens. Iets verder in het dorp begint het wat te leven. Er zijn in ieder geval wat winkels om wat verfrissends te kunnen drinken. Armoedig blijft het. Ondanks dat het dorp aan het begin van de Quebrada (canyon) van Humahuaca ligt, één van de attracties hier pikken ze er blijkbaar geen graantje van mee.
Terwijl we op de stoep voor het winkeltje in de schaduw bij zitten te komen, worden we aangesproken door een lokale bewoner, een man met pikzwart haar, fonkelende ogen en een leren huid. Hij praat in een sneltreinvaart maar toch kunnen we hem aardig volgen. We begrijpen in ieder geval van hem dat er vanaf hier tot aan Humahuaca niet meer zó steil geklommen gaat worden. De man bevestigt door naar geld te vragen onze indruk dat de mensen hier het niet rijk hebben. Wij houden het bij onze belofte om zijn foto naar hem op te sturen.
De Quebrada (Canyon) van Humahuaca staat op de wereldlijst van monumenten (World Heritage list). En terecht, want vanaf het moment dat we de Quebrada inrijden, is het genieten, genieten en nog eens genieten. Het landschap heeft een overwegende terra cotta-achtige gloed over zich en de bergen tonen een palet aan kleuren: rood, roze, groen, grijs, afgezet tegen een intens blauwe lucht. De bergwanden worden gevuld met een enorme hoeveelheid aan de grote cactussen die we voor het eerst in Arizona zijn tegengekomen. Hier komen herinneringen bij elkaar van eerdere reizen: de sfeer van Nepal, de roodheid van Australië, van de geweldige tijd die we in de woestijnen in de USA hebben gehad. Al het pracht van de wereld op één plek. Kan het nog mooier?
Ja, dat kan! De natuurpracht wordt kracht bij gezet door onze eerste aanblik van het dorpje Purmamarca. Een dorp volledig gebouwd met natuursteen, leem en hout. Het lijkt als één geheel over te gaan in de 7-kleurige heuvels die het dorp omringen. Wanneer we er inrijden, over een zandweg naar het plein, voelen we beiden de kriebels in onze buiken. Dit is het. Dit is de reden dat we willen afzien. Dit is de reden dat we op de fiets zitten. Er gaat voor ons niets boven het moment dat we bezweet, vermoeid en volledig doorleefd met onze Mien een droom lijken in te rijden.
Purmamarca, donderdag 26 oktober 2006
Dit is zo’n heerlijke plek dat we hebben besloten hier twee dagen te blijven. De tour die we vanuit Salta gepland hadden naar de Salinas grandes kan ook vanuit hier dus dat is één reden om hier te blijven. Een bonus: de tour is kleinschaliger, minder ver en goedkoper. Dat werkt goed voor ons uit.
Sinds de nieuwste uigave van de Lonely Planet van 2005 is er ontzettend veel veranderd. Net zoals het reservaat Iberá lijkt het erop dat de Quebrada van Humuhuaca pas sinds een paar jaar een toeloop van toerisme kent. In Purmamarca zou volgens de Lonely Plony alleen maar basis accomdatie zijn. In werkelijkheid zijn er nu vele hostería’s, hostales en hospedajes. Kortom: voldoende slaapplaatsen tot aan vier sterren toe.
Het is laagseizoen. Dat betekent dat we nu 30 dollar betalen voor een prachtig mooie kamer in adobestijl met alles er op en eraan, inclusief een goed ontbijt én internettoegang. Luxe en het kost bijna geen drol. En dan heb ik het nog niet eens gehad over het uitzicht!
Onze tour begint pas om 10 uur. Het lijkt wel alsof we vakantie hebben. In een minibus gaan we met z’n zevenen inclusief chauffeur/gids op pad. De eindbestemming is de Salinas grandes, enorme zoutvelden die op 3500 meter hoogte tussen de bergen inliggen. Het onze ogen uitkijken begint echter al zodra we Purmamarca verlaten.
De gekleurde heuvels (wij zouden ze toch echt bergen noemen) imponeren. De kleuren ontstaan door de verschillende metalen die in de grond zitten: geel = sulfaat, groen = koper, rood = ijzer. Waar we ook kijken: om ons heen zien we door metalen gekleurde regenbogen op bergwanden met ladingen cactussen die hier cardones worden genoemd.
We rijden langs dorpjes, te herkennen aan de groene veldjes of bomen. Verder niet want de huizen zijn camouflagestijl gebouwd. Het zijn kleine oases, die gebruik maken van zonne-energie en waarbij de grond wordt geïrrigeerd met het water dat middels watervalletjes de berg afstroomt.
Voordat we bij de Salinas grandes zijn, moeten we de cuesta de Lipan over. Tot gisteren een onbekend begrip maar na de steile klim niet meer. De letterlijke vertaling weten we nog niet maar we weten wel dat het betekent dat er via haarspeldbochten gestegen gaat worden. En enorm ook. De cuesta bereikt zijn hoogtepunt op 4160 meter. Ter herinnering: Purmamarca ligt op 2200 meter hoogte.
Hoe hoger we gaan; hoe mooier de vergezichten. En hoe verder de vergezichten: een eindeloos landschap van berg na berg. Bijbels! Onze Andeservaring wordt gecomplementeerd met lama’s en bij gebrek aan hun echte naam: lama’s met zwarte koppen. Dan zijn we nog niet eens bij de Salinas geweest.
Op een grote afstand zien we de Salinas liggen, een groot wit vlak van zout. Pas wanneer we erop staan, raken we ervan onder de indruk. Het is inderdaad énorm! Het is inderdaad wit! Oogverblindend wit! Ik waan me eigenlijk meer op de zuidpool want het lijkt alsof we op ijs staan. Een likje ervan bewijst dat het zout is. Was het ijs geweest dan had ik nu nog met mijn tong eraan vastgezeten.
Op de terugweg krijg ik weer eens de kans om mijn spaans te oefenen. Met een man uit BsAs, die zelf ook veel fietst. Zo te zien aan zijn vrouw sporten ze veel. De man geeft in de eerste minuut reeds aan dat we een andere route moeten fietsen en dat we wel erg veel bagage bij ons hebben. Normaal gesproken had ik mezelf na 5 minuten al van deze conversatie willen bevrijden maar bij gebrek aan woorden om de conversatie diplomatiek af te sluiten én omdat elke kans om Spaans te oefenen een kans is, praat ik een slag in de rondte. Dan maar asociaal veel over mezelf praten.
Voldaan komen we terug in Purmamarca. We lunchen, lopen het plein rond en leggen alvast contact voor vervoer terug naar Salta. Immers: we houden niet van terugfietsen, zelfs niet als het vrijwel alleen maar heuvelaf is.
Een ander reden dat we tijdwinst willen behalen, is omdat we graag Bariloche willen bereiken per fiets rond eind december. Dat geeft ons 3 weken om het zuiden van Argentinië (Patagonië & Vuurland) te verkennen zonder fiets voordat we 19 januari Jacq & Jack onmoeten in Bariloche. Met hen gaan we voornamelijk rondtrekken. Wanneer zij weer weggaan, rest ons nog een kleine maand (februari!). Die willen we fietsend afsluiten. Het liefst fietsen we BsAs in maar we merken dat afstanden hier niets zeggen. We zien dus wel hoe ver we komen.
Hetzelfde geldt trouwens voor Bariloche. Wanneer je alleen naar de afstand kijkt, is het zonder meer mogelijk om er naar toe te fietsen. Maar van de kaart kan ik niet aflezen hoe slecht de weg is, hoeveel we moeten stijgen en of er een vette pas te nemen is. Verder zullen we ons waarschijnlijk vaak genoeg laten verleiden door de sfeer van een bergdorp en het landschap. En er om die reden dan ook willen blijven.
Purmamarca, vrijdag 27 oktober 2006
De wandeling, bij zonsopgang, naar het uitzichtspunt waar we heel Purmamarca kunnen zien liggen met de gekleurde heuvels als achtergrond is vruchteloos. Het pad is nergens te vinden. Het maakt ons allemaal niet zoveel uit dus besluiten we om in het dorp een bultje te beklimmen. Ook vanaf dit bultje zijn de uitzichten prachtig. De verschillende kleurlagen in de bergen kleuren met het licht mee. Hoe meer zon; hoe feller ze lijken te worden.
Precies op tijd voor het ontbijt schuiven we aan tafel aan. We voelen ons hier helemaal thuis. Met Psion en boek genieten we van het ontbijt en het relaxte tempo waarin we het kunnen verorberen. Waar is de haast?
Onze Argentijnse buren blijken er ook nog te zijn en we raken aan de praat. Silvia en Daniel hebben hun zoons van 18 en 16 bij de grootouders gedropt om een maand te kunnen reizen. Omdat ze het zo naar hun zin hebben, hebben ze gebeld om er nog een maand aan vast te plakken. Het zijn mensen naar ons hart. Ondanks de taalkloof hebben we een echt gesprek. Wat zo leuk is, is dat ze in hun taalgebruik zich qua tempo proberen aan te passen. En dat ze het geduld nemen om dingen 2 of 3 keer te herhalen.
Na het ontbijt hebben we nog de hele dag voor ons. De uren gaan voorbij zonder dat we er erg in hebben. We lopen nog een circuit van een paar kilometer door het magnifieke landschap. Beiden voelen we ons hier 200% relaxed. Dit is een omgeving waar we vrolijk van worden. Vrolijk en intens gelukkig. We zijn hier. Nu! Dit gevoel wil ik vasthouden. Voor altijd!
Humuhuaca, zaterdag 28 oktober 2006
Omdat we vroeg weg willen, missen we helaas het aangename ontbijtje bij ons hotel. Maar ja, het is kiezen of delen. We willen graag voordat het al te heet wordt van de fiets af zijn. Ook blijkt de wind uit het noorden te komen. Waren we later begonnen dan hadden we langer tegenwind gehad. Nu valt het mee.
Purmamarca zoeven we uit. We dalen af wat we geklommen zijn en we zien dat het best een stijle klim is naar Purmamarca. Geen wonder dat we, op de heenweg, een paar keer moesten stoppen om bij te komen!
Na de afdaling zijn we weer terug op Ruta 9, de weg die door de canyon naar Humuhuaca gaat. In 65 kilometer zullen we zo’n 900 meter stijgen. Humuhuaca ligt namelijk op 3000 meter hoogte. Hoewel het allemaal heel erg geleidelijk gaat, vinden we het allebei erg moeizaam gaan. Er zitten wat pittige bultjes tussen die we niet heel makkelijk nemen.
Na 25 kilometer lijken we ons ritme te pakken te hebben. We fietsen lekker door de mooie canyon. Af en toe is het van wauw wanneer de kleuren van de bergen lijken te spatten. Geen voortdurende wauwbeleving maar lekker fietsen in een prettige bergachtige omgeving.
In Humuhuaca lukt het in eerste instantie niet om een hotel te vinden. Een nieuw gebouwde hostería is 50 dollar dus zoeken we nog even verder. We volgen de bordjes naar de jeugdherberg. Die blijkt toch nog best ver weg van het dorpje te zijn, over een zandweg. En ook niet goedkoop voor een jeugdherberg: 30 dollar voor een nietszeggende kamer. Gisteren zaten we voor hetzelfde geld in die prachtige mooie accomodatie in Purmamarca. Zo hobbelen we een tijdje over zand- en steenweggetjes.
Onverrichte zaken rijden we terug naar het centrum van het dorp. We vinden er een aardige kamer voor 66 pesos, die in sfeervolle Andesstijl is ingericht. Basic maar prima. We zitten ook meteen in het dorp. Mooi, want het dorp is de trekker.
Na de lunch trek ik het niet meer. Enorme moeheid slaat toe. Op bed vallen we beiden als een blok in slaap. Ook na het dutje blijft de moeheid in mijn lijf. De hoogte kan het nog niet zijn. We zijn wel vaker op 3000 meter hoogte geweest. Nooit hebben we last gehad van hoogteziekte.
Het zal toch echt onze fysieke conditie zijn, die bij lange na nog niet op peil is terwijl we denken dat we de bergen makkelijk aankunnen. Immers, in de VS hebben we ook bergen beklommen. In de bloedhitte. We moeten duidelijk onze geest nog even ijken en ons realiseren dat 70 kilometer per dag al veel is.
Iruya, zondag 29 oktober 2006
Op een afstand van ongeveer 80 kilometer van Humuhuaca ligt het bergdorp Iruya. Van de 80 kilometer is 25 kilometer geasfalteerd (ruta 9); de rest is gravel. De kwaliteit van de weg varieert van redelijk tot slecht. En hij is smal. Zeer smal. Alleen op sommige punten kan een auto een bus passeren.
Wij besluiten om er heen te gaan met de openbare bus, een rit van 3 uur! En wat een rit. Dat er een weg naar dit dorp gaat, is bijna onvoorstelbaar. De weg klimt aan de ene kant geleidelijk naar een hoogte van 4000 meter om aan de kant van Iruya via ontelbare haarspeldbochten weer 1100 meter af te dalen. Steil is het. Heel steil. Wat een werk moet het zijn geweest om dit voor elkaar te krijgen.
De onheilspellende droge omgeving geeft de weg iets dreigends. Een gevoel dat je hier niet vast wil komen te zitten. Ellu en ik kijken steeds met fietsersogen en zijn zeer onder de indruk van deze weg: 55 kilometer op zo’n weg door de bergen met een pas van 4000 meter, een steile afdaling dat moet minstens gelijk staan aan een zelfde dag van 150 kilometer over een geasfalteerde weg. Hoeveel liter water zouden we wel niet mee moeten nemen? Wat doen we onszelf én Mien aan als we dit op de fiets zouden doen? Bij de VVV in Salta dacht ik nog dat Iruya prima haalbaar zou zijn op de fiets. Nu ik het gezien heb, heb ik zeer mijn twijfels of Ellu en ik het hadden gered op een fiets als Mien. Mien is geen mountainbike immers.
Dit zet vraagtekens bij de stukken ruta 40 die ongeasfalteerd zijn én die in onze planning staan. We verwachten een betere weg maar wie zegt dat het niet precies dezelfde kwaliteit heeft als deze weg. Duidelijk een kwestie van ons goed laten informeren over de staat van de weg, over mogelijke passen die te nemen zijn én over het aantal bussen dat langs komt. Mocht het dan niet lukken dan kan Mien altijd nog de bus op.
Ondanks het gehobbel in de bus is het een prachtige rit zo dwars door de bergen. Wanneer we de pas afdalen, kunnen we kilometers ver de canyon inkijken naar weer andere hoge bergen. Naar beneden kijkend, lijkt het alsof we vanuit een vliegtuig op het landschap neerkijken. In de diepte zien we huisjes en vlakken groen, bruin of grijs. . Daar wordt dan iets verbouwd. Daar wonen mensen!
De entree van Iruya is een mooie. De gravelweg gaat over in een aangelegde keienweg, die recht op een strak gestucte kerk afgaat. Vervolgens splitst de keienweg zich in tweeën langs de kerk om zo het dorp in te kunnen. Het is rustig in Iruya. Er zijn nauwelijks auto’s. De auto’s die er zijn, zijn voornamelijk van toeristen. Ondanks tekenen van moderniteit lijkt de tijd er stil te hebben gestaan. Door de keienstraatjes lopen oude vrouwtjes met gelooide gezichten in traditionele kledij. Gaucho’s (cowboys) berijden hun paard terwijl ze de ezels met vracht in gelid proberen te houden. De was wordt buiten met de hand gedaan en op een dak staat een lemen oven.
Het dorp is zo klein dat we nog geruime tijd hebben voor de bus terug. We nestelen ons op het enige terrasje dat Iruya rijk is en zuchten nog eens diep. Daar zitten we dan met een colaatje en wat lokale snacks, en met een uitzicht!
Na 3 uur in de bus heen en een verblijf van 2 uur zijn we klaar voor de terugreis. Wederom van 3 uur. Van de andere kant ziet het er weer anders uit. We blijven onze ogen uitkijken. Er is nu bewolking en dat geeft het landschap een hele andere look. Spierwitte wolken steken in rare vormen de aardkleurige bergen uit. Het geeft een groot contrast.
Na anderhalf uur zijn we 21 kilometer verder en boven op de pas. De rit is het meer dan waard. Ik zou ‘m zelfs spectaculair willen noemen. Gelukkig rijdt de chauffeur rustig en voelen we ons allebei veilig. Zelfs op momenten dat in de bochten de bus teveel lijkt over te hellen richting ravijnkant; zelfs op de punten dat het achterwiel over de rand lijkt te verdwijnen. Moe maar erg tevreden stappen we in Humuhuaca de bus weer uit. 6 uur bussen is wel genoeg geweest voor vandaag.
Purmamarca, maandag 30 oktober 2006
Lalalalalala, we vliegen de berg af en we zijn in 3 uur inclusief koffiestop, weer terug in Purmamarca!
Salta, dinsdag 31 oktober 2006
Salta leeft. Er wordt druk gewinkeld. Door de twee winkelstraten gaat een gestage stroom aan voetgangers. Op het plein van de 9e juli zitten mensen op terrasjes met een kopje koffie. Wij willen geen spelbreker zijn en doen dus met ze mee.
Van het stille Purmamarca naar hier is een overgang maar zeker geen onprettige. De rit zelf gaat goed. We hebben de hele minibus voor onszelf. Mien wordt eerste klas vervoerd. De dag die we er mee uitsparen, investeren we in een dag extra in Salta. Zo is er tijd genoeg om Mien te laten maken én zo kunnen wij ook uitrusten van de geplande excursie morgen, naar Cachi. De reis naar Iruya vonden we al vermoeiend; met deze excursie zijn we de dubbele tijd onderweg.
De extra dag in Salta vloeit voort uit innerlijke onrust. Voor het eerst tijdens deze reis krijg ik het in Humuhuaca op mijn heupen. ‘s Avonds lig ik wakker in bed. Ik heb last van heimwee. Geen heimwee naar thuis maar heimwee naar EEN thuis: naar een vaste plek om een tijdje te blijven. We willen nog zoveel zien dat ik bij het idee alleen al er onrustig van word.
De volgende ochtend geef ik stem aan mijn onrust. Het prettige van reizen is dat we geen enkele verplichting hebben. Niets moet. Plannen kunnen daardoor ook eenvoudig aangepast, bijgesteld of van tafel worden geveegd. Twee dingen weten we zeker. 1. we willen naar Vuurland en Patagonië. 2. we willen dat zonder haast kunnen doen. Dat houdt in dat we in Mendoza kunnen gaan kijken hoe we het het beste kunnen organiseren. Dan maar niet naar Bariloche fietsen. Dan maar langer backpacken in plaats van fietsen. Het maakt ons niet zoveel uit. Zolang we maar de kans krijgen om de foto op mijn computer van Torres del Paines in het Chileense Patagonië in het echt te zien!
Het is onvermijdelijk dat dit soort momenten nu vaker zullen komen. De ervaring leert ons dat we rond de 8e maand steeds ietjes meer aan (een) thuis gaan denken. Wat ons betreft, hoort het bij de reis: langzaamaan bereiden we onszelf voor op terugkomen in Nederland. Uiteindelijk klopt het dan helemaal: een paar dagen voor vertrek willen we ook echt naar huis, zijn we klaar met reizen.
Salta, donderdag 2 november 2006
Op tijd staat onze gids, Carina, voor de deur om ons mee te nemen op excursie naar Cachi. We gaan met een soort renault Kangoo, met nog 2 andere toeristen. Wanneer we van de hoofdweg afslaan, verandert het landschap al snel. Voordat we het weten, rijden we door dikbegroeide heuvels. Het is erg groen. De vochtigheid druipt van het landschap af. Het groen wordt afgewisseld door de paarse blaadjes van de Yacarandeboom en de rooie-oranje van de Seiba. Dit stuk tropisch woud vormt de overgang naar een volgende laag hogere heuvels. Hoe verder en hoger we rijden hoe droger het wordt.
Net als de cuesta, die we op de fiets hebben gedaan, de cuesta van Lipan én de cuesta uit Iruya brengt ook deze cuesta ons via velen haarspeldbochten naar de hoogte. Daar gaat het over in een enorme grote, ruime, bijna vlakke pampa.
We rijden langzaam want de weg naar Cachi is voor het grootste deel een gravelweg. Het geeft ons de gelegenheid om te kijken naar de voortdurend veranderende schaduwen die door de snel bewegende wolken, op de bergen vallen. Een intens blauwe lucht op de achtergrond maakt het plaatje compleet.
Het park van de Cardones begint waar de vlakte zich tot in de oneindigheid lijkt te ontvouwen. Om de meter staat een cactus varierend in lengte en varierend in het aantal armen dat uit de “stam” steekt. Het zijn er veel. Heel veel.
Ook deze omgeving doet vijandig aan. Nee, is vijandig. De lokale stammen van vroeger werkten hier alleen in de nacht omdat het overdag qua temperatuur niet te doen was. Ondanks dat de “echte” temperatuur op deze hoogte maar rond de 22 graden is; de gevoelstemperatuur ligt tussen de 35º en 40º celsius. Het is, los van de cardones, één grote kale vlakte waar geen stukje schaduw te bekennen is.
De bergen op de achtergrond zijn ook hier rijk aan metalen en mineralen. Het zorgt voor mooie zigzag patronen op de bergen. Patronen die we terug zien komen in het gepottebakte servies en op traditionele kleding. De natuur als inspiratiebron.
In Cachi lunchen we en brengen Ellu en ik een bezoek aan de begraafplaats (leuk!). De begraafplaatsen hier zijn zeer kleurrijk en divers. De versiering van de graven fascineert me: huisvormige graftombes zo groot als mijn eerste studentenkamer. Sommigen in felle kleuren. Het is vaak tot aan het kitsche toe. Zij aan zij met de grote graftombes staan houten vervallen kruizen op een hoopje gruis. Elk moment kan een hand mijn enkel grijpen. Het voelt vreemd en creepy om als toerist op een begraafplaats rond te dwalen. We maken ons maar snel uit de voeten.
De terugweg praten we meer met elkaar. Het is gezellig in de auto. Carina lult (in het engels) aan één stuk door (op een leuke manier). Het is een harde principiële dame: hard werkend, hoog arbeidsethos met liefde voor haar werk, sterke ideeën over emancipatie en haar relatie. Wellicht niet doorsnee? Luisterend naar haar verhalen denken we van niet. Ook hier leven de meeste vrouwen nog met het idee dat trouwen en kinderen krijgen het hoogste doel is dat bereikt kan worden. De druk van de omgeving en de familie (en de kerk) is nog erg groot.
Op tijd voor Law & Order zijn we weer thuis na een lange dag. We slapen maar liefst 9½ uur om op te staan voor een klusjesdag!
De fietsenmaker blijkt niet om half 9 maar pas om half 10 open te gaan. We staan voor een gesloten deur. Ook wanneer de openingstijd reeds gepasseerd is, lijkt er nog nergens beweging te zijn. Gelukkig blijven we niet onopgemerkt en verschijnt de fietsenmaker even later om ons vervolgens te vertellen dat Mien nog gerepareerd moet worden. Ondanks dat hij gisteren de hele dag had en ondanks dat Ellu had gezegd dat we Mien in de morgen op zouden komen halen, is ze dus nog niet klaar. We balen ervan maar ja, er valt niet zoveel aan te veranderen.
Onze irritatie is hem waarschijnlijk wel duidelijk. Hij geeft aan dat hij Mien nu meteen gaat maken. Terwijl wij aan de zijlijn toekijken, repareert hij Mien. Lekker kletsend met ons terwijl zijn collega nog even in de stad de remblokjes gaat halen, terwijl ie dat gisteren ook had kunnen doen. Alles op zijn dooie gemak. Ach, het is een prima man en hij doet een goede klus. De irritatie naar hém toe blijft niet lang hangen.
Maar de irritatie is er nog wel. Dat merk ik wanneer ik met een telefoonkaart mijn moeder wil bellen maar het weer eens niet lukt. Effe Mien ophalen, lekker mijn mams bellen, klusje dit en klusje dat. Mijn hollandse aard zit me duidelijk in de weg. Ik wil het snel en planmatig afwerken maar ja, we zijn in Argentinië en daar is alles niet zo vanzelfsprekend!
Uiteindelijk komen we alsnog rond een uur of 12 op ons terrasje terecht. De hele dag hebben we nog voor ons. Wat zat ik nou toch eigenlijk te zeuren?
La Viña, vrijdag 3 november 2006
Alleen de eerste 30 kilometer fietst vanwege het verkeer dat Salta uit wil, niet heel fijn. Regelmatig moeten we toch even de berm in. Gelukkig sterft het verkeer na El Carril praktisch uit. De weg lijken we tot aan La Viña voor onszelf te hebben.
De omgeving werkt motiverend: links van ons bergen, rechts van ons bergen en voor ons eveneens. We fietsen met gemak de licht deinende weg af en staan rond half 1 in onze kamer.
Van het 3 sterrenhotel in Salta gaan we naar een kamertje in een hospedaje. Een kamer bij een familie in/aan hun huis rondom een binnenplaats. Het is eenvoudig maar knus. We vinden het er prima!
Cafayate, zaterdag 4 november 2006
Het is nog niet eens licht én Mien staat al klaar voor vertrek. Wíj schuiven nog even aan de ontbijttafel aan. Marie serveert een eenvoudig ontbijt maar wel met echte honing uit deze regio. Normaal vind ik honing helemaal niet lekker maar deze honing is dat wel. Niet te zoet en zacht van smaak.
Iets na half 7 zitten we op de fiets. Beladen met water. Een beschrijving van andere fietsers geeft er reden toe. Ze hebben het er zelfs over dat het met veel wind wel eens onmogelijk zou kunnen zijn om het in één dag te halen. Mocht het nodig zijn, dan zijn we klaar voor een nacht in de quebrada.
De eerste 20 kilometer fietsen we in de miezer van de laaghangende bewolking. Het is de vierde keer van deze reis dat we tijdens het fietsen nat worden. De regenspullen hebben we op de fiets nog maar één keer aangehad. Dat zegt iets over de andere 3 dagen. De regen stoort verder niet want ondanks dat het nog heel vroeg is, is het niet koud.
Vanaf het dorpje Alemania begint de quebrada van Cafayate. Alemania is gereduceerd tot een verlaten dorp nadat de spoorwegen door voormalig President Menem zijn geprivatiseerd. We hebben het nu al een paar keer gezien dat dorpen er als spookdorpen bijliggen en dat de mensen die er nog wonen er behoorlijk arm uit zien. In Alemania hebben zich nu mensen gevestigd die zich toeleggen op het maken van handgemaakte produkten voor (eventuele) toeristen. Het ligt van de weg af. We vragen ons af wie daar nou eigenlijk naar toe gaat.
Dat de quebrada een canyon is, is meteen duidelijk. Een rivier met daarnaast de weg wordt aan beide kanten geflankt door bergen. Deze quebrada is veel smaller dan de quebrada van Humuhuaca. Wij vinden om die reden deze quebrada mooier. Door de smalheid imponeert hij meer. De bergen sluiten ons meer in waardoor het lijkt alsof we een onderdeel van de canyon zijn: roodkleurige bergwanden, oranje fiets, rode tassen en wij dragen oranje shirts. We fietsen heerlijk. Zo vroeg in de morgen is het nog erg rustig. Zo af en toe worden we door een auto gepasseerd. Het voelt alsof we de quebrada voor onszelf hebben.
De zon zit achter dikke pakken donkere wolken. Wij vinden het niet erg want wanneer de zon er zou zijn dan is het fietsen ook zwaarder. In de verte kunnen we zien dat we vandaag nog wel zon gaan krijgen: een streepje zon schijnt op een berg; blauwe lucht breekt door de wolken heen.
Hoe dieper we de quebrada inrijden hoe mooier hij wordt. De zon brengt de diveristeit aan roodtinten nóg meer naar voren. Bergen worden ingewisseld door rotsformaties met namen als obelisk, duivelskeel of amfitheater. De naamloze formaties zijn er niet minder om. We fietsen in een quebrada die een mix is van Bryce Canyon, Zion National Park en Monument Valley: kleinschaliger, maar met gelijkvormige door erosie gevormde kunstwerkjes in stralende kleuren omgeven door roze zand. Een genot voor het oog.
Ook: een genot om te fietsen. In meters gaan we deze dag 500 meter omhoog maar door de afstand voelen we de stijging nauwelijks. We hebben meer het idee dat we voortdurend op en neer gaan. Alleen af en toe moeten we even aanzetten om een heuveltje te beklimmen. De wind helpt ook mee. Hoewel hij in de quebrada op momenten nog verraderlijk is (windstoten die ons bijna weer van de weg blazen) is de wind na de quebrada onze grootste vriend. Ondanks een lichte stijging freewheelen we over de weg door roze en witte duinen. Voor ons stuift het zand over de weg. Met één ding zijn we het met onze medefietsers eens: deze wind moet je niet tegen hebben.
Aan wildlife ontbreekt het ons ook niet: door de lucht vliegen vele papagaaien én we zien een enorm grote vogel vliegen. Hij laat zich meevoeren op luchtstromen en zweeft. Om zijn nek heeft hij een witte band en ook boven op zijn vleugels heeft hij iets wittigs. Zou dit een condor zijn? We weten het niet maar wel of niet een condor: dit is een mooie grote vogel!
Om half 2 komen we in Cafayate aan en hebben we er 105 kilometer opzitten. De rit is ons gemakkelijk afgegaan. Waren de omstandigheden zoveel gunstiger? Of zijn we al best wat gewend? Is het een combinatie van factoren wellicht? Zo blijkt maar weer dat persoonlijke ervaring inderdaad persoonlijk is. Alles is, om het in het engels te zeggen, in the eye of the beholder. Waarom deze fietsers het hebben ervaren als een vrijwel continue stijging en waarom zij het idee hebben dat je het wel eens niet zou kunnen halen in 1 dag, zullen we nooit weten. Het heeft ons ieder geval na laten denken over hoe we de dag zouden aanpakken. En dat is al meegenomen. Dat we 6 liter water teveel bij ons hadden……Ach, beter te veel dan te weinig.
Cafayate binnenrijden, is een feest. Als eerste rijden we langs de wijngaarden, die overal rondom Cafayate liggen. Grote statige bomen aan beide kanten beschaduwen de weg. Van de kleurrijke quebrada en de droge zandduinen gaan we ineens naar een zeer groene en vruchtbare omgeving. Het is vlak. Het dorp zelf straalt warmte uit. Meteen voelen we er een klik mee. Wanneer ook het hotelletje, het restaurant, het plein met terrasjes én de koffie goed zijn, kan ons geluk niet meer op. Echt zo’n plek waar je met gemak langer kan blijven, zeggen we nog tegen elkaar.
Cafayate, zondag 5 november 2006
Klaar om de tassen op Mien te doen, stap ik naar buiten om Mien te halen. Ik stap het plaatsje op maar zie Mien niet staan. Mijn hart slaat over. Ik kijk om de hoek bij het zwembad. Daar is ze niet. Ik kijk om de hoek bij de garage. Ook daar geen Mien. Ik ben bang dat ik vergeten ben haar op slot te zetten want de sleutel kan ik nergens vinden. En dat dat ons fataal is geworden. Met kloppend hart roep ik: “Ellu, Mien is weg”. Ellu komt paniekerig naar buiten. Dit is onze grootste nachtmerrie: dat Mien gestolen is. We zoeken de hele binnenplaats af zonder resultaat. Totdat we de enige afgesloten ruimte bekijken waar ze nog zou kunnen zijn. Daar staat ze. Verplaatst door anderen maar wel op het kleine slot. We beloven onszelf dat we nooit meer zou lui zullen zijn om haar niet aan de ketting te leggen!
Opgelucht fietsen we naar ons ontbijt bij de confiteria op het plein. We raken in gesprek met de ober, César. Duidelijk een nicht maar of hij dat zelf ook weet? Hij zegt ons dat we toch echt langer in Cafayate moeten blijven. En, dat doen we dus ook. Na nog geen 300 meter op de fiets besluiten we om hier een dag te blijven. Het is, zoals we al zeiden, een plek om langer te blijven.
In de middag lopen we het dorp een beetje rond. Het waait al een tijdje erg hard en de lucht zit vol met zand. We voelen het zand zelfs tussen onze tanden. Het schijnt hier heel normaal te zijn: een zandstorm die opsteekt in de middag. Nu maar hopen dat we dit fenomeen niet al te vaak gaan tegenkomen.
Santa María, maandag 6 november 2006
Na een onverwachte en zeer relaxte extra dag in Cafayate vervolgen we onze weg. Voor het eerst fietsen we over de beroemde en beruchte ruta 40. Beroemd en berucht omdat de weg geïsoleerd is, op stukken ongeasfalteerd en omdat het een prachtige route door de Andes is.
De eerste 10 kilometer rijden we op met mannen die naar hun werk op de wijngaarden gaan. We passeren Bodega Etchart, eentje die ik goed ken van de vele keren dat ik in Nederland een flesje heb opengetrokken. Argentijnse wijnen zijn erg goed. Zelfs de huiswijn van 8 pesos (ongeveer 2 euro) heeft ons tot nu toe goed gesmaakt.
Zodra we de wijngaarden achter ons laten is ruta 40 praktisch verlaten. De weg deint door het landschap. Ook nu fietsen we over een enorme begroeide zandvlakte die zich tussen twee bergketens bevindt. Eindeloos! Het gevoel dat het ons geeft, is er één van enorme vrijheid. Wij op Mien, met z’n tweeën, volledig onafhankelijk én de benen blijven maar draaien.
Na 55 kilometer slaat ruta 40 af en wordt een ongeasfalteerde weg. We fietsen er een paar honderd meter op en besluiten om terug te keren. Nu we nog een keuze hebben, fietsen we liever 17 kilometer om over een geasfalteerde weg. De omweg bevat wel een lange klim met tegenwind maar de koffie na de klim maakt veel goed. Het wordt nog beter wanneer we na een fikse bocht naar rechts de laatste 15 kilometer de wind in de rug hebben. We koersen op volle kracht Santa Maria in.
Hualfin, dinsdag 7 november 2006
Is het 85 kilometer geasfalteerd of ongeasfalteerd? Verschillende mensen geven verschillende dingen aan. Omdat de geplande dagafstand rond de 115 kilometer zal liggen, nemen we 12 liter water mee want in het meest ongunstige geval (85 km ongeasfalteerd met tegenwind) halen we Hualfin vandaag niet.
We hebben geluk vandaag. De wind is in onze rug én de weg blijft 85 kilometer geasfalteerd. De kilometers vliegen voorbij terwijl we op ons dooie gemak om ons heen kunnen kijken. Medeweggebruikers zijn met name geiten, anderen zien we bijna niet. Wanneer we even rusten, luisteren we naar de stilte. Een prachtig moment: in de verte zijn er bergen, op de grote kale vlakte die tussen de bergen ligt staan twee kleine mensen met hun fiets , alleen en in pure stilte, zo af en toe door het getjirp van een vogel gebroken.
Het genieten is voorbij zodra het asfalt ophoudt. De weg is slecht. Heel erg slecht. Dikke lagen zand worden afgewissel met vette hobbels en kuilen. Het is alsof we over een wasbord rijden. Grote keien maken het navigeren er niet makkelijker op. Wat een rotweg en dat 30 kilometer lang.
Onze lijven worden door elkaar geschud. In opperste concentratie leidt ik Mien langs de ergste stukken. Het is zwaar, vooral wanneer er meer heuvels komen. Af en toe stoppen we om om ons heen te kijken. Anders kan niet want onze ogen zijn tijdens het fietsen voortdurend gericht op de weg.
Het dorpje Hualfin is onze oase: we kunnen er eten en slapen maar het allerlekkerste is het alsfalt dat 1 kilometer voor Hualfin begint. Wat een heerlijkheid!
Belen, woensdag 8 november 2006
Na een nacht van diepe slaap waardoor onze lijven weer enigszins tot rust zijn gekomen, staan we weer vroeg naast ons bed. De vrouw des huizes is ook vroeg op. Dat is erg fijn want dat betekent dat we nog een kopje koffie kunnen drinken voordat we op de fiets stappen. We zijn klaar voor het volgende lange stuk ripio (onverharde weg) tot aan Belen. Volgens de eigenaar van onze slaapplaats 64 kilometer lang todo ripio.
Nog twee kilometer genieten we van Hualfin’s asfalt. Het lijkt met ons te spotten: een brede avenue gaat het dorp uit om over te gaan in een ripioweg van de stijgende soort. We zijn nog niet eens wakker en moeten al meteen een stuk steil klimmen op een weg waarop we in de kleinste versnelling voortdurend met ons achterwiel wegslippen. Nauwelijks grip maar we redden het wel.
De klim beloont ons met mooie uitzichten over het groene Hualfin en de gloed van de opkomende zon op de bergen om ons heen. Rotweg of niet: de omgeving is de moeite waard. We nemen alle tijd om het tot ons te laten komen.
Na een kilometer of 10 begint het werk aan de weg. President Kirchner heeft het tot zijn doel gemaakt om tijdens zijn ambtstermijn ruta 40 volledig te asfalteren. Ze zijn hier dan ook hard bezig om dat voor elkaar te krijgen. Wij zijn hier echter te vroeg. Ze zijn lang zover nog niet.
De voorbereidingen voor een geasfalteerde ruta 40 hebben zijn voor- en zijn nadelen. Zo kunnen we op sommige punten waar de weg geëgaliseerd is redelijk vaart maken. Maar helaas is er ook enorm veel werkverkeer. Vrachtwagens die af en aan rijden. Ook is de weg voor verkeer op 4 wielen redelijk goed te begaan. Dat betekent dat ze er hard over kunnen rijden en dat wij voortdurend stof happen.
Voor het grootste gedeelte blijft het zwoegen op deze weg. We kunnen ons geluk dan ook niet op wanneer we in de verte, 13 kilometer voor Belen, asfalt zien. Todo ripio my ass!
Cuipan, donderdag 9 november 2006
Het trendy hotel Belen heeft geen goede douche maar wel een goed bed. Onze lijven herstellen zich volledig om weer te beginnen aan een volgende fietsdag. Met het voordeel van een lichte daling trappen we in een razend tempo de kilometers weg. Ondertussen glijdt het panorama van dorre bergen en een droge wijde vlakte aan ons voorbij. Wat maakt het toch zo mooi? Wat fascineert ons in dit landschap? Het is vooral de overweldigende enormheid. Het idee opgeslokt te worden in het eenzame landschap. De isolatie, de stilte en de rust!
Een afslag in de weg brengt ons van de isolatie terug naar de bewoonde wereld. Een reep groen trekt een lijn door het bruin grauwe landschap. Hier kan men leven dus hier schakelen kleine dorpjes zich aan elkaar vast. We kijken uit naar een slaapplaats want ook al ging het vandaag rap; we hebben er wel voor gewerkt. In Cuipan zien we een bordje aan een huis hangen. Een soort van “zimmer frei”. We besluiten om hier te blijven. ‘t Is wel genoeg zo én, morgen wacht er ons een nieuwe lange dag.
Chilecito, vrijdag 10 november 2006
Benauwd is het, in onze kamer. De fan aan helpt maar hij maakt helaas veel herrie. Zonder of met fan, het slaapt niet lekker maar na het eerst zonder te hebben geprobeerd, gaat hij uiteindelijk toch aan. Dan maar herrie.
Enigszins onuitgeslapen zitten we aan ons ontbijt van crackers met smeerkaas (San) en dulce de leche (Ellu). We zullen het er de eerste 40 kilometer op moeten doen want iets anders hebben we niet. Met een lichte klim begint de dag om daarna kilometers lang licht af te dalen.
Een bocht in de weg betekent het einde van het freewheelen en het begin van gezwoeg. Er is nu al wind en ook nu stijgen we weer licht. We komen niet vooruit, zo lijkt het. Ellu heeft zware benen en ik krijg weer pijn in mijn rug. Beiden hebben we het heel zwaar. En dat al na 20 kilometer! Pituil, de enige plaats en route zien we in de verte liggen en het blijft in de verte liggen. Het komt maar niet dichterbij. Dus zwoegen we maar door. Uiteindelijk bereiken we Pituil, nog 65 kilometer te gaan!
Een doodser oord dan Pituil zijn we nog niet tegengekomen. Het plein, waar het normaal een drukte van belang is, is leeg. Er staat of rijdt geen auto. Ook zien we nauwelijks mens of hond. In mijn hoofd heb ik bedacht dat we hier vandaag maar moeten blijven. Maar nu ik dit zo zie, zou ik hier nog niet dood gevonden willen worden. Wat een saai gat!
Aan het plein zit gelukkig wel een winkeltje. Daar kunnen we ook koffie drinken. Althans, iets wat voor koffie doorgaat. Maar we zijn zo daas dat alles er in gaat. Ook een aantal bruine boterhammen om de moter weer op gang te krijgen.
Na de koffie en de boterhammen en met behulp van een licht dalende weg krijgen we weer een ritme. Eigenlijk gaat het tot 10 kilometer voor Chilecito erg goed. Dan is ineens de koek op. Een laatste klim doen we op onze laatste reserves. Bijeten en bijtanken is voor ons geen optie want de weg leidt ons door een vuilnisbelt. Het stinkt er naar de vuiligheid en de dooie beesten. De vliegen vinden hun plek op ons bezwete lijven en bidons. Gatver, als we daar niet ziek van worden?
Over de heuvel rijden we Chilecito eindelijk binnen. Maar het is één van die dagen. De dagafstand is 5 ellendige kilometers verder dan het zou moeten zijn én we kunnen in eerste instantie geen goed hotel vinden om lekker uit te rusten. Want wat na deze dag duidelijk is, is dat we MOETEN rusten. Vooral omdat na Chilecito er een cuesta van 1 kilometer stijging, op gravel op het programma staat. Dat kunnen we zonder rust niet aan!