Chilecito naar San Martín de Los Andes, Argentinië
Guandacol, 14 november 2006
Gelukkig vinden we in Chilecito een goed hotel! Het enige nadeel van dit hotel is dat ze op onze tweede nacht een bruiloft hebben tot vroeg in de ochtend. Met de gedachte aan de onverharde cuesta in ons achterhoofd maken we dan maar van de last een lust en plakken er een extra nacht aan vast. Dan kunnen we en een excursie doen naar Nationaal Park Talampaya én na een eventuele slapeloze nacht hebben we nog een dag rust in plaats van dat we onuitgeslapen de cuesta gaan doen.
De excursie naar Talampaya doen we met 5 andere personen. Het is een groep Belgen (An, Patrick, Elke, Christa & Silvia), die in 3 weken de highlights van het noord-noordwesten van Argentinië doen.
In een jeep onder begeleiding van gids Aleco rijden we over de cuesta de Miranda naar het park. Voor ons is dit de eerste kennismaking met de cuesta. Zo te zien en te merken, lijkt de ripioweg goed berijdbaar én is de klim goed te doen. Prettig om te weten. Zo wordt de cuesta al weer wat minder zwaar in onze hoofden.
De kennismaking met de cuesta is een goede maar ook een vluchtige. Met de auto gaat het vrij snel en voordat we het weten, ligt het natuurpracht weer achter ons. Gelukkig is de gids wel zo aardig om af en toe te stoppen zodat we om ons heen kunnen kijken om van het landschap te genieten.
Talampaya is een nationaal park dat de laatste jaren steeds meer bezoekers krijgt. Maar een klein deel van het park is toegankelijk voor toeristen. Het deel dat toegankelijk is, is alleen onder begeleiding van een gids te bezoeken. Dit systeem spreekt me wel aan omdat de impact op de natuur hierdoor behoorlijk binnen de perken blijft.
Samen met de Belgen bezoeken wij 2 zanderige en hete canyons. We zien hoge rotswanden en tot de verbeelding sprekende rotsformaties in de ons inmiddels bekende rood-oranje kleuren. Petroglyfen geven wat meer inzicht in de volkeren die hier vele jaren voor christus hebben geleefd: nomadische volkjes van jagers en verzamelaars. Het park is zeker de moeite van het bezoek waard maar voor Ellu en mij springt de gezelligheid met de Belgen er het meeste uit. Het is daardoor een extra leuke dag!
Bijna laten we ons verleiden om de volgende dag met hen mee te gaan op een excursie naar nationaal park Ischigualasto. Maar het verstand wint het: we waren al toe aan een rustdag, we zijn van deze excursie reeds moe; nog een excursie van een hele dag gaat er niet meer bij. Ook hebben we al in verschillende fietsverslagen gelezen dat een bezoek aan Ischigualasto hardstikke mooi is maar je als fietser hetzelfde prachtige landschap biedt dat je ook ziet wanneer je via de Andesroute naar Mendoza fietst. Dan zitten we liever op de fiets.
Ondanks de bruiloft en de herrie die dat met zich meebrengt, slapen we als roosjes, tot maar liefst 8 uur. We nuttigen het gratis ontbijt in het hotel om op het plein op een terras in de schaduw ons ontbijt te verlengen met goede koffies en verse jus. Het is een relaxte dag. Enige spanning komt pas in de avond wanneer ik het bed voel schudden. Ook Mien staat te trillen tegen de muur. Een kleine aardbeving zo blijkt. Bij de receptie horen we dat dit soort bevingen hier heel normaal zijn. Wij liggen van de schrik nog even na te trillen in bed.
Na wederom een goede nachtrust stappen we fris op de fiets, helemaal klaar voor de cuesta. De eerste 16 kilometer gaan verrassend snel. In de auto leken we licht te stijgen maar op de fiets merken we dat we juist licht dalen. Nog vaker op deze dag merken we dat een route met de auto, zelfs wanneer je ‘m met fietsersogen bekijkt, heel anders rijdt dan wanneer je ‘m op de fiets doet.
Daarna begint het stijgen. Het eerste deel gaat heel geleidelijk over asfalt. Het gaat heerlijk. We zitten met positieve energie op de fiets. De tweede ontmoeting met de cuesta is ook een goede. We genieten intenser. Hoe mooi het ook is vanuit de auto; voor ons is het op de fiets het allermooist. De rotsen lijken roder te zijn. De bochten in de weg en de stijging zijn veel voelbaarder. Het zand, de steentjes en de gravel, de hitte en de wind. Allemaal tastbaarder. We stoppen waar we willen stoppen. Met alle tijd van de wereld fietsen we er door heen.
De top van de cuesta bereiken we zonder problemen. Nu is het voorlopig alleen maar heuvelaf. De ripioweg vertraagt maar omdat het voor een ripioweg een goede weg is, maken we tot aan het gehucht Los Tambillos een goede tijd. Daar rusten we wat uit. We weten dat de weg iets minder is na dit plaatsje maar dat het zo rot rijden zou zijn, verwachten we niet. Het wasbordeffect is enorm. 20 kilometer op zo’n weg is dan ineens weer heel lang.
Doordat we ook licht dalen, is het voor mij erg zwaar op mijn armen, handen en polsen. We kunnen niet te hard maar moeten ook vaart houden om niet te stranden in het zand. Vreemd is het dat ik regelmatig in de remnnen moet om weer een grote kei te vermijden en dat we tegelijkertijd moeten blijven trappen. Het idee van Mien als 4X4!
Waar de quebrada ophoudt, duurt het niet meer lang voordat het asfalt begint. Een streep door kaal landschap. Het is zo heet dat de bergen in de verte door de heiïgheid aan het zicht worden onttrokken. We hebben zo lang over het laatste stuk onverhard gedaan dat we nu in de hitte van de dag moeten fietsen.
We zigzaggen over de weg om de gaten heen, om hele stukken teer te vinden. Het maakt het er allemaal niet makkelijker op. Dan wanneer de weg weer goed is, is het de wind die ons dwars zit. We zijn dan ook erg blij wanneer we om 3 uur Villa Unión inrijden én op het plein nog een plek vinden om te lunchen. Het is een zware dag. Maar ondanks dat ook een dag van intens genieten.
In een luxe hotel ploffen we op het grote goeie bed. Onze lijven zijn moe maar morgenochtend kunnen we uitslapen want er staan maar 45 kilometer op het programma.
We slapen uit tot half zeven, ontbijten rustig aan om vervolgens naar Guandacol te fietsen. Ook vandaag is het weer heet. Buitengewoon heet. Ook de mensen hier geven aan dat het te warm is voor de tijd van het jaar.
Rustig aan gaan we over de weg. Door de vroegte is het op de fiets nog fris genoeg. En het is nog niet zo heiïg dus de bergen zijn goed te zien. Ook nu is de omgeving weer magnifiek. Links van ons zien we mooie scherpe rode rotspartijen, die contrasteren met de grijskleurige bergketen op de achtergrond. Rechts rijden we langs een keten, die weer uit vele kleurlagen bestaat. De opbouw van de verschillende steenlagen geeft het een surreëele aanblik. Elke dag rijden we in adembenemd landschap; elke dag is het weer als een kado.
Vlak voor Guandacol verwijdt de vlakte zich. De wind speelt met het roze zand en vormt golfpatronen in de duinen. Een zwerm papagaaien schrikt van ons en vliegt plots op, waardoor wij van hen schrikken. Het zijn er veel. Misschien wel honderd. Eén papagaaitje blijft vast zitten in de boom. De hele zwerm komt terug om hem op te halen maar het lukt hem niet om los te komen. Pas wanneer Ellu (te) dicht bij komt, raakt hij los en vliegt hij in de richting van zijn papagaaienfamilie. We hopen van harte dat ze elkaar nog kunnen vinden.
Vroeg komen we in Guandacol aan. Het enige waar we kunnen slapen (behalve in de tent bij de benzinepomp) is in een kleine hospedaje. De kamer is OK maar heel benauwd en heet. We krijgen gelukkig nog wel een ventilator om de ergste hitte te verjagen maar het is echt heel heet. Eigenlijk te heet om iets te doen. Met moeite komen we de dag door. Zelfs de avond geeft nauwelijks verkoeling.
San José de Jáchal, woensdag 15 november 2006
Pas een uur voordat de wekker gaat, heb ik behoefte aan het laken over me heen. Ondanks de warme nacht hebben we beiden toch nog redelijk geslapen. Ik zou nog wel wat langer willen blijven liggen maar omdat we volgens de borden 117 kilometer te gaan hebben inclusief een cuesta is het het meest verstandig om weer vroeg op fiets te zitten.
De eerste 70 kilometer gaan we snel. Dan komen we bij de ongeasfalteerde cuesta van Huaco. Het is een redelijke ripioweg die behoorlijk stijl is. Snel zijn we hoog in fascinerend landschap met uitzicht op een weidse vlakte waar zo af en toe een verdwaalde rood gekleurde berg op staat. Erg mooi.
De cuesta zelf valt ondanks de stijlheid verder erg mee. Het is meer stijgen en dalen, stijgen en dalen. Inmiddels gaat mijn voorkeur uit naar stijgen op een ripioweg. De oneffenheden voelen we minder, keien zijn makkelijker te omzeilen en het wasbordeffect is minder omdat we nauwelijks snelheid hebben.
Maar we hebben het niet voor het zeggen. Dus stuiteren we bij afdalingen weer de weg over, schuiven we weg in het zand en “nemen” we een kei af en toe op de koop toe. Geen doen om álle keien te vermijden.
Ook nu voel ik de weg in mijn lijf. Mijn armen doen zeer maar waar ik vooral last van heb zijn mijn handen en polsen. De neiging om het stuur los te willen laten, om zo mijn ledematen rust te geven, kan ik maar nauwelijks onderdrukken. Wanneer ik mijn grip maar even laat verslappen, controleert Mien mij in plaats van ik Mien. Ze schuift dan precies naar het stuk wasbord dat ik graag had willen vermijden of ze glijdt juist naar de zijkant waar het zand te diep is om in te kunnen rijden. Af en toe frustreert het fietsen op deze manier me enorm. Echt leuk vind ik het niet.
Het asfalt begint weer wanneer we de quebrada bij de stuwdam uitrijden. 10 kilometer eerder dan verwacht. Een heerlijkheid, vooral voor mijn lijf. Ook Jáchal is 10 kilometer eerder dan verwacht. We zijn er blij mee want inmiddels is het na het middaguur en al weer behoorlijk heet.
Jáchal is niet de oase waar we op gehoopt hebben. Het is er warm, stoffig en doods terwijl de siësta nog niet begonnen is. Er zijn maar twee hotels en allebei van de categorie “Vergane Glorie”. We hebben geen keuze dus kiezen we voor de minst erge. De kamer is vervallen, het bed zakt in en het is ook in deze kamer heet!
Rodeo, donderdag 16 november 2006
Een slechte nacht in een slecht hotel. Ik ben blij dat we uit bed mogen. We hopen in Rodeo, onze bestemming voor vandaag, een betere slaapplaats te vinden. Het is een korte fietsdag maar desalniettemin moeten we er wel ons best voor doen.
Door een canyon van grijze heuvels, op een smalle weg langs aardig diepe afgronden stijgen we meer dan dat we dalen. Ellu heeft pijn in haar buik terwijl we proberen om ons niet van de weg te laten blazen door de harde windvlagen. Voor de zekerheid rij ik maar aan de bergkant van de weg.
Terwijl de bochtige weg zich door de canyon slingert, krijgen we een steeds beter beeld op het Andeshooggebergte met eeuwige sneeuw. Bij Chilecito hebben we al een kanjer van een berg met sneeuw gezien, maar door de heiïgheid was deze berg niet meer dan een vaag silhouette. Een ander verschil is dat dit niet maar één berg is maar een hele keten van vijf- en zesduizenders.
De scheurkrampen in Ellu d’r buik verdwijnen op mysterieuse wijze. Gelukkig maar want daardoor kunnen we allebei genieten van één van de mooiste en meest onverwachte punten van onze reis: el dique del viento, een azuurblauw stuwmeer waarin door de wind gevormde rotsformaties in het meer lijken te drijven met het Andeshooggebergte als achtergrond. Adembenemend!
Nog nauwelijks bijgekomen van dit magnifieke uitzicht rijden we Rodeo binnen. Daar gaan we als eerste naar de tourist information. We horen er dat de weg naar Barreal nog steeds ripio is en we horen dat er geen directe busverbinding is. Als we naar Barreal willen met het openbaar vervoer dan moeten we via San Juan, een enorme omweg. Op mijn vraag of ze niet iemand kennen die ons zou kunnen brengen, tegn betaling natuurlijk, krijg ik een onbehulpzaam antwoord terug.
Als ook het hotel om de hoek niet goed blijkt te zijn en we geen koude frisdrank kunnen vinden behalve gewone coca cola heb ik het even he-le-maal gehad. Hier zitten we dan vast in een gehucht zonder fatsoenlijke accomodatie met als enige mogelijkheid om via een enorme omweg eventueel in Barreal te kunnen komen. Want of we Mien dan in de bus meekunnen nemen vanaf San Juan is ook maar de vraag.
Wat me eigenlijk dwarszit, is dat ik baal van mezelf. Ik VIND dat ik in staat MOET zijn om die stukken ongeasfalteerd te doen. Andere fietsers hebben het toch ook kunnen doen dus waarom ik dan niet? Het gevecht met mezelf gaat nog even door tijdens het zoeken van accomodatie. Pas wanneer we in een prima cabaña (soort vakantiehuisje) zitten en de eigenaresse ervan bezig is om voor ons vervoer naar Barreal te regelen, komt het eruit dat ik mezelf in de weg zit. En dat lucht meteen op!
Barreal, vrijdag 17 november 2006
In een grote 4X4 rijden we met Nicolas, vrouw en zoon naar Barreal. Wij zitten binnen en Mien ligt op de imperial. Wanneer we de weg zien, zijn we erg blij met deze opzet. Het is zeker 80 kilometer lang een rot weg zonder enig ander verkeer. Met een nacht van verplicht wild kamperen tussendoor was mijn nachtmerrie compleet geweest. Dan maar geen groot avontuur en stoere verhalen: liever wil ik het naar mijn zin blijven houden. Afzien heeft voor mij zo zijn grenzen.
In Barreal worden we afgezet bij restaurant en hospedaje El Alemán. Het wordt gerund door een Argentijnse vrouw en Duitse man. Het welkom met een kop koffie en broodjes met paté is warm. We zien meteen al dat dit een heerlijke plek is om te blijven: een schaduwrijk terras om aan tafel te lezen en te psioneren, goed eten (ze staan aangeprijsd als het beste restaurant in de hele omgeving) en een warme sfeer.
Mendoza, dinsdag 20 november 2006
Barreal bevalt ons zeer goed. Zo goed dat we er graag een paar nachten blijven en de dingen laten gebeuren zoals ze gebeuren. De hartelijkheid van Berny & Perla geeft ons een heerlijk thuisgevoel. Dat we een woning hebben met woon- en aparte slaapkamer draagt daar toe bij. Zelfs van dochter Vicky (4 jaar) hebben wij als niet grote kinderfans geen last. We vinden het zelfs een schattig meisje.
Al vrij snel laat Bernd ons weten dat de weg naar Uspallata zeer slecht is, voor minstens 70 kilometer onverhard met stenen en zand. Hij raadt ons aan om de route niet met de fiets te doen. We zijn snel overgehaald. Immers, niet meer dan rond de 50 kilometer onverhard op één dag is sinds kort ons motto.
Ook nu weer worden we geholpen om vervoer voor ons en Mien – naar Uspallata – te krijgen. Omdat de weg zo weinig wordt gebruikt, gaat zondag vertrekken niet lukken. Maar Bernd weet zeker dat er maandag of dinsdag wel mogelijkheden voor ons zijn. Wij wachten gewoon af.
Het afwachten valt ons geheel niet zwaar. We hebben een soort van mini-vakantie in Barreal. Alles is er aangenaam: overdag is de temperatuur prima, ‘s nachts slapen we goed omdat het zo heerlijk fris en koel is, we laven ons aan Bernd’s goddelijke maaltijden met heerlijke wijn. Van goulash naar een malse biefstuk naar zuurkool met rookworst. Dat alles begeleidt door verse groente! Tezamen met het goede ontbijt consumeren we 3 maaltijden per dag.
Overdag lopen we het boomrijke dorp rond. De alamos en sauces (populieren en wilgen) veranderen zanderige straten in schaduwrijke wandelpaden. Regelmatig is er een doorkijk, op het westen op het Andeshooggebergte met besneeuwde pieken van 5000 tot bijna 7000 meter hoog; op het oosten een blik op bergen die met hun roodtinten doen denken aan de bergen rondom Purmamarca. Eigenlijk ligt Barreal met zijn vele bomen er als een groene strip tussenin.
Wanneer het er naar uitziet dat we pas dinsdag naar Uspallata kunnen, besluiten we op maandag om weer eens actief te worden. Er is op de weg naar Uspallata een pampa te bewonderen. Dat is ongeveer ook het punt waar het asfalt ophoudt. Zonder bagage gaan we met Mien snel. Ook heuvelop. Voordat we het weten zijn we bij de pampa Leoncito, een gek fenomeen namelijk een langgerekte kale vlakte van hard opgedroogd zand. De vlakte rijdt trouwens prima!
Het stuk onverhard echter niet. Ook omdat ik voel dat het weer niet goed zit met de voorvork. Hij zit behoorlijk los en dat terwijl ie nog maar een paar dagen terug is aangedraaid.
Maar ook voor dit probleem komt de oplossing vanzelf. Bij terugkomst bij El Alemán heeft Bernd vervoer voor ons gevonden voor dezelfde dag nog. En we zouden zelfs meekunnen naar Mendoza. De beslissing is snel genomen. Mien MOET gerepareerd worden, in Mendoza zijn goede fietswinkels en een bezoek aan de vulkaan Aconcagua kunnen we ook zelf met de bus of auto doen. Jammer dat we het niet fietsen maar naar Mendoza staan er nog 4 weken fietsen naar Bariloche op het programma dus …………
Met dikke knuffels van Bernd & Perla vertrekken we aan het einde van de middag naar Mendoza.
Mien kan in haar geheel staand in de achterbak van de 4X4. Wij zitten comfortabel achterin in het afgesloten gedeelte van de auto. Het is een luxe auto van een man, Pablo, die tot één van de rijkste Argentijnen behoort in Mendoza en wijde omgeving. Hij rijdt, samen met één van zijn werknemers regelmatig op en neer tussen Mendoza en de familie’s knoflookvelden, waaronder die in Barreal. Schatrijk door knoflook en olijven!
Ook nu worden we weer verwend door de vriendelijkheid van Argentijnen. Pablo brengt ons naar een hotel midden in het cenrum én wacht nog even totdat zeker is dat er bij de B&B plaats is. Anders had hij ons nog even naar een ander hotel gebracht. Ook krijgen we zijn kaartje, om te bellen als we een auto nodig hebben om Mien naar de fietsenmaker te brengen of voor welke vraag dan ook. We nemen afscheid van de mannen op de argentijnse manier: met een omarming en twee zoenen.
Gelukkig is er in ieder geval voor de nacht nog plaats in de B&B. Maar we moeten voor de rest van de tijd in Mendoza op zoek naar iets anders. Het nachtelijke leven van de Argentijnen werkt nu eens in het voordeel. Niet alleen kunnen we om 11 uur nog uitgebreid eten; ook kunnen we dezelfde avond nog accomodatie regelen. In Argentinië is om 11 uur de nacht nog jong!
Mendoza, woensdag 22 novmber 2006
Twee maanden lang hebben we geen echte grote stad gezien. Voor ons is Mendoza dan ook een klein paradijs waar alle geneugten des levens te vinden zijn: lekkere koffie, engelse boeken, meerdere terrasjes, een veelvoud aan goede restaurants, snel internet, lekkere snoeperijtjes, een goede fietsenmaker én een poste restante met DROP van Ma B.!
Mendoza, zaterdag 25 november 2006
Omdat we doordat Mien stuk is meteen naar Mendoza zijn gegaan, besluiten we om een auto te huren om naar Aconcagua te gaan. Met de auto hebben we er maar een dag voor nodig; met Mien veel meer. Er naar toe fietsen, zou betekenen dat onze planning voor fietsen naar Bariloche in de war komt. En dat willen we voor 100% voorkomen.
Zoals het er nu naar uitziet, komen we een week voor de kerst in Bariloche aan. Met of vlak voor de kerst zou een regelrechte ramp zijn met het vinden van accomodatie. Het lastige is dat we alleen vlak van te voren kunnen reserveren. Immers met de fiets weten we nooit goed hoe dingen gaan lopen. In ieder geval: een week voor de kerst verwachten we geen problemen.
Het is heerlijk dat we niet meer low budget hoeven te reizen. In plaats van met de plaatselijke bus van 6 uur ‘s ochtends die er 4,5 uur overdoet, rijden we op ons dooie gemak in 3,5 uur naar Aconcagua in een ford Ka. Met airconditioning!
Vanaf het moment dat we de met bomen gevulde stad verlaten, zien we de wijnvelden liggen. De rijen druivenranken steken af tegen het Andeshooggebergte: groen, zwartgrijs, wit. De bergen met hun eeuwige sneeuw steken boven de stad uit. Het leuke is dat we weten dat we hier nog een keer zullen rijden, op de fiets.
De route leidt ons steeds dichter bij de Andes cordillera. Wat hadden we dit graag gefietst! Vooral het stuk na Uspallata. Maar ook vanuit de auto genieten we ervan. En we beseffen goed dat we zonder deze auto dit stuk Argentinië niet gezien zouden hebben. Wat ons ook nu weer opvalt, is hoe zanderig én kleurrijk de Andes is.
De vulkaan Aconcagua ansich is niet een bijzonder mooie berg maar het idee dat hij bijna 7000 meter is (de hoogste berg van de Amerika’s), dat het ijsveld dat we zien 300 meter dik is en dat hij omgeven wordt door andere kanjers van bergen maakt hem behoorlijk indrukwekkend. Wat ook lekker is, is dat we in het provinciale park een stuk kunnen wandelen. Een goede onderbreking van alle tijd in de auto.
Na zo’n rit zijn we allebei doodmoe. Ons tempo ligt normaal gesproken zo ontzettend laag dat zo’n uitstap er inhakt. We realiseren ons dat het daarom beter is om een dag extra in Mendoza te nemen. Zo kunnen we op ons gemak alles doen wat we willen doen. En op zondag een stad uitrijden, is beter dan op een normale werkdag: minder verkeer!
Relaxt lopen we Mendoza rond. We internetten, doen boodschappen, bekijken een pleintje, het grote San Martin Park en wat gebouwen. Ook halen we Mien op. Volledig schoongemaakt en gerepareerd voor nog geen 3 dollar. Ze ziet er goed uit en het lijkt erop dat alles met de voorvork ook weer goed is. We hebben zin in fietsen naar Bariloche. We zijn hier precies lang genoeg geweest!
San Rafael, maandag 27 november 2006
De eerste 30 kilometer uit Mendoza fietsen we door boomovergoten straten en wijnerijen. Alleen in het centrum is het enigzins druk. Druk met jongelui die waarschijnlijk net uitgefeest zijn na een avondje stappen. Regelmatig worden we nagefloten. Ze zouden eens moeten weten dat we waarschijnlijk net zo oud, dan niet ouder, dan hun moeder zijn. Zodra we uit het centrum zijn, is het verder aangenaam rustig.
Wanneer we de bomen uit zijn, zouden we een ononderbroken zicht moeten hebben op het Andesgebergte maar helaas verschuilen alle toppen zich achter een dikke laag bewolking. Jammer, maar we kunnen niet alles hebben!
Vanweg het ontbreken van een uitzicht besluiten we de scenic route te laten liggen, om rechtstreeks via ruta 40, die hier niet rustig, ruig of adembenemd is, naar San Carlos te fietsen. Het fietsen is waar de nadruk op ligt en het gaat tot aan San Carlos erg lekker. Onze benen blijven draaien in een relaxed maar stevig tempo.
In San Carlos is het hotel dat aan ruta 40 ligt vol. We hebben geen zin om 5 kilometer terug te fietsen dus besluiten we om dan maar naar Pareditas te gaan, 15 kilometer verderop. Da’s immers maar 5 kilometer meer dan wanneer we terug zouden fietsen (5 heen en 5 terug). We hebben er wel al 115 opzitten, maar na een goede lunch van kip uit de oven zijn onze reserves weer aangevuld.
Bij de eerste donderslag hou ik mijn ogen open voor een flits en zet ik nog even extra aan zodat we sneller in Pareditas zullen zijn. Gelukkig zet het onweer niet door maar de regen wel. Dikke druppels veranderen in stortregen, net op het moment dat wij onszelf droog kunnen houden in een bushokje.
Na de bui, die maar van korte duur is, is bij allebei de koek op. De wind heeft vrijspel en de weg gaat licht omhoog. Mien kan ik niet meer op de weg houden. Het zijn maar 5 kilometers maar ze lijken eeuwig te duren. Gelukkig is het hotel in Pareditas prima. Daar kunnen we in ieder geval goed bijkomen voor de rit naar San Rafael.
Wanneer we opstaan, zien we dat het ‘s nachts behoorlijk geregend heeft. Alles is zeiknat. De donkere wolken zijn nog steeds niet weg maar wanneer we wegrijden, naar de benzinepomp YPF voor een kop koffie, is het droog.
De lengte van het drinken van een kop koffie is genoeg om het weer om te laten slaan. Van geen regen gaan we naar behoorlijke regen. Gewapend met onze regenkleding gaan we de rit aan: 110 kilometer met tussendoor helemaal niets! Je moet er maar zin in hebben.
“Zin” hebben we niet wanneer de regen maar blijft stromen en stromen. Tegenwind & een voelbare stijging motiveren niet maar van terugfietsen wil ik ook niets horen. Wat moeten we immers in Pareditas op een regenachtige dag? Dus werken we hard door om te proberen een ritme en de moed erin te houden.
De eerste 40 kilometer zijn vanwege de omstandigheden loodzwaar maar gelukkig stopt het dan met regenen. Ondanks de regenkleding (ik heb deze dure Vaudéregenjas vanaf het eerste moment een rot jas gevonden) die volgens het etiket zou moeten ademen, zijn we zeiknat. Ook houden we niet veel warmte meer vast dus lijkt het ons beter om droge kleren aan te trekken. Het is dan wel droog; de kou is daarmee niet verdwenen.
De droge kleren zijn aangenaam. Terwijl we fietsen, voelen we ons zeker warmer maar tijdens een stop, wederom in bushokje maar nu om uit de wind te zijn, klappertanden en bibberen we. Ondanks de droge warme kleding hebben we het toch nog koud en doen onze lichamen hun best om het warm te krijgen. We mogen volgens sommige mensen veel bij ons hebben maar ik ben heel blij dat we alle spullen hebben die nodig zijn op dit soort momenten. Hadden we nog steeds de natte regenkleding aangehad dan had het wel eens een vervelende dag kunnen worden.
Zo’n 20 kilometer voor San Rafael breekt de zon door. Onze ledematen warmen op, onze verkleumde oude botten raken de kou kwijt en de zonnebrillen kunnen weer op. Warmte, heerlijk! Maar de windstoppers houden we toch nog maar even aan.
In San Rafael schijnt niets bijzonders te zijn maar wij vinden het niet erg. Het hotel is goed, de lunch is heerlijk, het wijntje smaakt weer goed. Wat wij alleen nog maar willen, is eerst een middagdutje doen. We hebben het verdiend!
El Nihuil, woensdag 29 november 2006
Fietsen naar la Valle Grande is een makkie. Op ons dooie gemak fietsen we door het eerste stuk van de cañon van Atuel totdat we bij leuke cabañas aankomen, die maar op een paar kilometer van het begin van de onverharde weg naar El Nihuil zijn. Het is dan 10 uur en we hebben nog de hele dag voor ons. We hebben gelijk een vakantiegevoel.
Eén van de activiteiten aldaar is raften. We hebben het nog nooit gedaan, de rivier ziet er aangenaam uit en we hebben de tijd. Een raftritje gaat het worden.
Voordat we gaan raften, besluiten we eerst om met de asado (argentijnse bbq) mee te doen. Het is simpel maar lekker: brokken vlees, brood en aardappelsalade. We eten teveel en gaan om de boel tijd te geven te digesteren toch maar even een dutje doen.
De rafttocht is van de 2e categorie. Allebei vinden we het erg leuk om te doen. Vooral bij de wildere stukken. De rivier is aangenaam koel en op de rustigere stukken kunnen we om ons heen kijken naar de canyon. Het is ook nu weer aangenaam vertoeven.
Na deze onverwachte rustdag stappen we volledig relaxed op de fiets naar El Nihuil, een rit van 51 kilometer over een onverharde weg door de canyon van Atuel.
De rit begint met een stevige klim. Best pittig maar we worden op het hoogste punt weer eens beloond met een prachtig uitzicht over een groenblauw stuwmeer dat tussen de rode rotsen inligt. Aan de horizon zien we in de verte een reepje Andesgebergte liggen.
De canyon gaat over in een uitgebreide vlakte. We worden verrast door ……asfalt. Zeker 10 kilometer lang rijden we op een geasfalteerde weg waarvan we niet wisten dat ie er zou zijn. De gaten in de weg zijn veelvoudig maar het lukt me goed om er omheen te manouvreren. En het is altijd nog beter dan onverhard.
Wat we gestegen hebben, gaan we ook weer naar beneden. Het asfalt maakt plaats voor een enorm slechte met grote keien gevulde weg. En het is steil. Hangend in de remmen dalen we voorzichtig af. Om me heen kijken, is er niet bij maar om van de mooie rotsformaties te kunnen genieten, stoppen we regelmatig. Deze canyon is ook weer enorm mooi. Een groot verschil met de andere canyons is dat hier de rotsformaties solide zijn. Joekels geërodeerde rotsen torenen boven ons uit. Witte rondingen steken af tegen een roestkleurige wand. Gele strepen in de rotsen vormen een mooi contrast met de groene vlakken die we elders zien. Het is zó kleurrijk, het is zó mooi gevormd. We kijken onze ogen weer uit. Verzadigd zijn we nog bij lange na niet!
De weg zelf is zeer wisselend van kwaliteit. Goede stukken wisselen zich af met slechte stukken. Maar al met al gaat het prima. Ook een laatste steile klim (even de berg over om de canyon uit te komen) over een zeer beroerd stuk weg doen we met volle energie en goede moed.
Maar na 48 kilometer is mijn geduld op. De weg is vrijwel alleen nog maar zand of steengruis. We drijven met Mien er over heen. Soms is het te diep en lopen we vast. Soms raak ik de controle over Mien kwijt en drijven we de kant in. Mijn armen gaan weer zeer doen en ik raak gefrustreerd omdat de laatste 3 kilometer zo ontzettend langzaam gaan en ik er geen zin meer in heb. Het zijn de meest vermoeiende kilometers van de hele dag!
El Nihuil stelt niet zo heel veel voor. Althans in onze ogen. Het dorp ligt aan het stuwmeer en de stuwdam. Het is de laatste in de reeks van 4 die zich in de canyon van Atuel bevinden. De aanwezigheid van het stuwmeer schijnt El Nihuil tot een vissersparadijs te maken. Er is hier een visclub en zelfs meerdere campings. Het is blijkbaar het seizoen nog niet want vandaag zijn wij de enige toeristen hier.
Door de onafgemaakte huizen, de zandwegen, de kaalheid en dat het op een gek punt ligt, geeft het dorp een verlaten armoedige aanblik. Maar wanneer we er doorheen lopen, zien we dat het best wel een beetje sfeer heeft: een mooi kerkje, parkjes, zandpad lang het stuwmeer en basketbalveld. Het is alleen dat zo’n dorp ons heel erg weinig te bieden heeft. Onze wandeling er doorheen, duurt een half uur!
De cabaña komt overeen met de uitstraling van het dorp: armoedig. Helaas is er niet iets beters dus nemen we de cabaña maar wel. Vanavond gaat in ieder geval ons eigen beddengoed op het bed. Voor het eerst hebben we in Argentinië een bed waarin ik bij wijze van spreken de beestjes kan zien kruipen. Gelukkig ben ik moe van vandaag. Slapen zal zeker weten wel gaan lukken!
El Sosneado, donderdag 30 november 2006
Het matras dat op het bed ligt, dient enkel het doel om iets tussen onze lijven en de lattenbodem in te hebben. Steeds word ik wakker wanneer de pijn in mijn heupen en knieën te veel wordt. Dan is het tijd om me maar weer eens om te draaien. Zo gaat het de hele nacht door.
Eenmaal weer op de fiets verdwijnen de slaappijnen en worden de lijven weer wat soepeler. Gelukkig maar want naar El Sosneado is het rond de 110 kilometer. 110 kilometer waarvan 90 over een lange rechte weg. Saai is het echter helemaal niet.
Al snel, wanneer we El Nihuil uitklimmen, zien we in de verte de Andes liggen. De besneeuwde toppen liggen nog zo ver weg dat het niet meer dan een vaag gekarteld reepje wit is. Ondanks dat worden onze ogen er als door een magneet wel steeds naar toegetrokken.
Bij de afslag naar links aangekomen, gaan wij als eerste een klein stukje naar rechts. Een benzinepompje met één pomp én winkel laten wij niet aan onze neus voorbij gaan. Zeker niet omdat dit de enige stop met stoelen is tot aan El Sosneado. De koffie smaakt ons ook best aardig.
Dan beginnen we aan de lange stretch naar El Sosneado. De weg ligt licht golvend in het landschap met aan de horizon nog steeds maar een reepje Andesgebergte. Het is een vreemd idee dat de weg zich klieft door een uitgestrekte vlakte waar geen graspol of struik hoger is dan 30 centimeter terwijl er giganten van bergen aan de horizon opdoemen. Giganten die naarmate wij steeds dichter bij El Sosneado komen, steeds gigantischer en gigantischer worden. Van een vage reep zien we ze veranderen in witte toppen die boven de horizon lijken te zweven tot massieve zwarte gigarotsen bedekt met intens witte sneeuw. Zonder onze zonnenbrillen kunnen we ze niet aanschouwen!
Met steeds de Andes in ons vizier, een vlakte waarvan de vegetatie geleidelijk verandert (hei, zoutvlakte, gele graspollenvlakte) en wat rondspringende konijnen met hele lange oren en hele ranke achterpoten is het wederom een wonderbare fietsdag waarvoor alleen maar superlatieven gelden. Magnifiek, Surreëel, Wonderschoon!
Drie kilometer voor El Sosneado is het voorbij met de pret. Onze snelheid valt in één klap terug van 20+ naar 12,5 kilometer per uur. De wind is zonder waarschuwing met volle kracht opgestoken en we stijgen net ietsjes stijler dan een lange tijd ervoor. Het lijkt een eeuwigheid te duren voordat we eindelijk het uithangbord van de hosteria zien. We zijn er.
Wanneer ik Ellu met de vrouw van de hosteria naar me toe zie komen lopen, vermoed ik al dat er iets aan de hand is. De vrouw vertelt dat de hosteria is afgehuurd door een bedrijf. Alle bedden zijn bezet! Ons beeld van een aangename kamer met dito bed wordt ruw verstoord. Wel mogen we van de vrouw kamperen in een hokje dat aan de parkeerplaats staat. Er zit ons niets anders op om dit aanbod aan te nemen. Zo staan we in ieder geval uit de loeiharde wind!
Gelukkig zijn we nog op tijd om in de hosteria te kunnen lunchen én gelukkig is er een benzinestation met winkeltje 50 meter verderop. Daarmee heb je El Sosneado ook gehad. Wij zijn blij dat er in ieder geval enkele faciliteiten zijn. Dat we ongewassen onze (toch al niet heel frisse) kleren aan moeten en dat het vannacht in de tent niet heel lekker zal ruiken, nemen we voor 1 dag maar op de koop toe!
Malargüe, zondag 3 december 2006
De nacht in El Sosneado is niet heel slecht maar slecht is hij wel. Voortdurend word ik van welk geluid dan ook wakker. Op zich slaap ik daarna meteen weer maar het af en aan wakker worden, hakt er in. Wat betreft “wild” kamperen is in ieder geval de vooruitgang dat ik niet meer lange periodes wakker lig omdat ik lig te malen over allerlei enge zaken die met ons zouden kunnen gebeuren. Het zou echter fijn zijn als een volgende stap de stap zou zijn dat ik de hele nacht doorslaap!
Vermoeid zit ik op de fiets. Twee slechte nachten in mijn benen. Hoewel Ellu geen last heeft van het wild-kampeer-syndroom heeft ook zij niet veel energie. In plaats van het geplande zijtripje naat Las Leñas besluiten we om meteen door te fietsen naar Malargüe. Voor deze regionen een grote stad met maar liefst 20.000 inwoners. Wij weten dat er meerdere hotels zijn, waarvan er vast en zeker één voldoet aan wat wij willen voor de 3 nachten aldaar (aangenaam schoon kamertje met warme douche, goed bed, en tv met Universal).
De verandering in plan betekent een korte dag op de fiets. Het komt ons goed uit omdat we op deze manier dezelfde dag nog de excursie naar Parque Payunía kunnen regelen voor de dag erna. En dan dus ook de dag daarna onze rustdag kunnen nemen. De lekkerste 2 momenten van de dag bestaan uit een heerlijke warme verfrissende douche én het middagdutje na een maaltijd naar keuze met een flesje huiswijn erbij!
De excursie is 12 uur lang in een 4X4 jeep met gids en 4 andere mensen. Het eerste deel gaat naar een meer met flamenco’s die zo ver weg zijn dat ze zelfs nauwelijks zichtbaar zijn met verrekijker. Het meer is mooi maar aan het einde van de lange dag is onze conclusie dat dit deel voor ons best achterwege had kunnen blijven.
Liever hadden we deze tijd willen besteden aan het verder verkennen van het provinciale park Payunia, een immens groot park met de hoogste concentratie van (slapende) vulkanen in de hele wereld. De laatste uitbarsting dateert van 600 jaar geleden.
Het park is spectaculair en we snappen niet dat dit park niet op één of andere unesco-beschermingslijst staat. Gezien de aanwezigheid van vele oliebedrijven snappen we het eigenlijk ook weer wel. Op een beschermde lijst betekent exit voor hen. Met bedrijven zoals Haliburton, die een vinger in de pap hebben, zullen de vele ja-knikkers en leidingen het landschap naar grote waarschijnlijkheid voor lange tijd blijven ontsieren. Maar wie ben ik om er wat van te zeggen. Het verschaft werk en zolang de mooiste stukken park onaangetast blijven, is er naast werk in de olie ook werk in toerisme.
Het park is zo groot dat om naar de mooie plekken te komen we uren en uren in de auto zitten. Dat is zeker geen straf want buiten de “olie”stukken om is het landschap sowieso zeer aangenaam. Wel een straf is het gekakel en stom gehinnik (ze vinden zichzelf erg leuk) van de 2 duitse meiden waarvan er één voor zit naast de chauffeur en de ander naast ons op de middelste bank. Het is duidelijk dat de toer om hun draait en alle ruimte die er is wordt door hun gevuld. Ondertussen claimen ze de chauffeur/gids die volledig meewerkt om hun beeld van de domme, niet georganiseerde, hoogst inefficiënte macho Argentijn te bevestigen. Hij hoeft daar trouwens niet veel moeite voor te doen. Ellu en ik voelen de weerstand. Maar een verandering met vroeger is dat we niet toelaten dat de irritatie het overneemt. We observeren het. Heel Vipassana 😉
Bij de pampa negro begint het grote wow-en. Op een hoogvlakte dat bestaat uit zwart zand worden we omringd door vulkanen. Het lijkt alsof ze door iemand persoonlijk, voor dramatisch effect, her en der zijn neergezet en ingekleurd. De contouren zijn vloeiend, golvend, zacht. Alsof ze bedekt zijn met fluweel. Of gedrapeerd zijn in zijde. Eén vulkaan lijkt te gloeien als steenkool in een haardvuur. Onze ogen worden er voortdurend naar toe getrokken. Over de zwarte vlakte verspreid staan goudgele pollen in groepen te wapperen in de wind, afgewisseld met kleine struiken die meer lijken op koraal en meer thuis lijken te horen in de Great Barrier Reef. Het geheel laat zich het beste omschrijven als landschap van een verre exotische planeet. Iets waarvan je niet verwacht dat het op aarde voor kán komen. Het is oogverblindend mooi en het blijft, ook bij de andere plekken die we in het park bezoeken, oogverblindend mooi!
Wanneer we het park uit zijn, is het nog uren rijden terug naar Malargüe. De weg terug gaat over ruta 40. Het geeft ons de gelegenheid om te zien wat er waar is van de kaart. Dat blijkt niet veel te zijn! Meer onverhard dus dan we hadden verwacht.
Onverbeterlijk is het moment dat we onderweg in de remmen gaan om even terug bij een huis warm water te halen. Warm water voor de maté. Er wordt in onze jeep heftig gelurkt aan de maté, die zoals de traditie aangeeft, met een ieder die wil gedeeld wordt.
Na een dag van 12 uur hobbelen en schudden in de jeep zijn we af. We sluiten ons op in onze kamer met olijfjes, salami, kaas en een wijntje. Om 10 uur gaat bij ons het licht uit!
Bardas Blancas, maandag 4 december 2006
Na een heerlijke rustige rustdag weten we wat ons te wachten staat naar Bardas Blancas: geleidelijk aan klimmen, dan een cuesta en vlak voor de top ripio. Het reeds tijdens de excursie gespotte “restaurant” is nog open ook dus met een onverwacht kopje koffie beginnen we aan de cuesta. Het is heerlijke klim die ons zonder problemen afgaat.
Maar dan begint het ripio! En vanaf moment nul rijdt het K.T! Er is veel wasbord en veel zand en ik heb totaal geen controle over Mien. Het lukt me niet om haar in lijn te houden en ik raak enorm gefrustreerd want als het me nu al zo slecht afgaat, hoe moet dat dan de resterende 24 kilometers?
Wanneer ik weer eens moet stoppen omdat we wegzakken in het zand raak ik enorm overstuur. Mentaal knak ik op dat moment volledig. Met grote snikken stromen de tranen uit mijn ogen, verergerd door Ellu’s reactie die vind dat ik overdreven reageer. Ik snap ook best dat dit een totaal onverwachte uitbarsting is maar het is wel echt, het zijn wel mijn emoties. Ik voel me ontredderd, wanhopig en machteloos.
Na een goede huilbui (dan is het er maar uit) fietsen we verder. Ik heb mezelf herpakt en focus op de taak die voor me ligt: beetje bij beetje vooruitkomen, stukjes asfalt opzoeken als het er is, lopen wanneer fietsen niet meer kan en niet denken aan later. Zo gaan de kilometers voorbij en komen we uiteindelijk aan in Bardas Blancas.
De accomodatie is basis (we liggen in een stapelbed). Ook hebben we geen licht. Dat gaat in heel BB pas aan om 7 uur ‘s avonds. Lastig is het wel want de kamer is heel donker. Niet een hele geschikte plek om onze tijd door te brengen. Een andere plek is er echter niet. Het is siësta dus alles is dicht. De uren gaan heel langzaam.
Na eerst een dutje zitten we dan weer voor op de stoep bij het restaurant, dan in het park, of dan weer in onze kamer om uiteindelijk rond 7-en iets te vinden dat open is. Daar kunnen we eindelijk even aan een gewone tafel zitten. Wat een lange dag is het op deze manier!
Buta Ranquil, woensdag 6 december 2006
Met het licht van één hoofdlampje en één miezerig kaarsje pakken we alles in. De electriciteit blijft in Bardas Blancas tot 1 uur ‘s nachts en daarna is er alleen nog ruimte voor activiteiten die je alleen in het donker kunt doen. Zoals slapen dus!
De eerste 57 kilometer gaan nog over asfalt. Soms zigzaggen we over de weg om de grote gaten te vermijden maar voor het grootste deel kunnen we tot aan de brug over de Rio Grande goed door fietsen.
Terwijl we langs de Rio Grande fietsen, zien we de zon langzaam opkomen. Het is nodig ook want zo zonder de warmte ervan heb ik het behoorlijk koud. Mijn windstopper komt de tas uit maar mijn handschoenen zitten te diep weggestopt. Totdat de zon in haar volle kracht zal schijnen, zal ik het met koude handen moeten doen.
Het aangename fietsen langs de brede bedding van de rivier en over een weg waar we meer rekening moeten houden met vee dan met auto’s (we passeren koeien, paarden, geiten, ezels, ganzen, papagaaien) is over zodra we de Rio Grande oversteken en een bocht maken in de weg. Het asfalt heeft plaats gemaakt voor stenen. Blijkbaar zijn ze bezig met de voorbereidingen voor de asfaltering want een buldozer schuift de stenen van en over de weg. Voor ons is dit geen verbetering want de steenloze onderlaag is te hobbelig en de stenenlaag te diep. Even voel ik eenzelfde emotie als gisteren maar gelukkig lukt het me om mijn negatieve gevoel snel om te zetten in werklust. Vandaag is het meer dan 26 kilometer ripio. Hoeveel het totaal zal zijn, weten we niet.
Soms kunnen we gebruik maken van smalle strookjes beschadigd asfalt die zijn overgebleven uit goede oude tijden. Soms is er een kilometer lang alleen maar asfalt. De grote gaten erin nemen we allebei voor lief. Elk stukje asfalt is meegenomen.
We werken hard. Zo hard dat we maar nauwelijks iets meekrijgen van de omgeving. Alleen op de momenten dat we even stoppen, kijken we om ons heen. Wat we zien, is ook wat we fietsend ervaren: het is een gebied met een hoge concentratie aan heuvels. Op en neer gaan we. Langs bermen die bezaaid liggen met zwarte rotsen met steeds maar heuvels en heuvels om ons heen.
Soms opent het landschap zich in een vlakte die we moeten kruizen. Dan hebben we aan de ene kant tussen alle bergen door, weer zicht op de Payén vulkaan. Een vulkaan die perfect voldoet aan het klassieke beeld: een strakke omgekeerde trechter waarvan de punt is afgebroken en een kartelrand vormt. Aan de andere kant zien we de besneeuwde vulkaan Tromen steeds dichterbij komen.
Het is echt een monsterdag vandaag want naast ripio wordt er na 86 kilometer ook nog een beroep gedaan op ons uithoudingsvermogen. Klimmen moeten we. Een klim van 20 kilometer die in eerste instantie nog over asfalt gaat maar op een gegeven moment niet meer. Het is zwaar, inmiddels ook heet in dit schaduwloze landschap maar we redden het prima. Mede te danken aan de regelmatige goede ruststops die we nemen.
Na 5 kilometer in de klim, komt er een extra complicatie bij: de wind draait ten ongunste van ons. Nu moeten we nóg een extra tandje bij zetten om in hetzelfde ritme naar boven te komen. Wanneer ook de hellingen steiler worden, gaat ons tempo nog verder omlaag. Maar niet alleen wij vinden dit lastig. Een tegemoet komende motorrijder geeft aan dat ripio, ook op de motor geen pretje is en dat zijn tempo soms op maar 20 km/per uur ligt. Niet heel snel maar het is altijd nog harder dan op de fiets! De motorrijder is ook de drager van goed nieuws: over 10 kilometer zou het ripio ophouden. Da’s eerder dan verwacht!
De 10 kilometer blijken er minder te zijn. We geloven het haast niet wanneer we pikzwart asfalt zien met een felle gele streep in het midden. “Zou het na de bocht nog zo zijn?” vragen we ons af. Er op hopen durven we niet maar het asfalt blijft aan. Wat een genot. Zeker ook omdat er ons een afdaling te wachten staat.
Op gloednieuw asfalt zoeven we naar beneden. Maar wanneer we andere fietsers bij hun tentje onder een boom zien staan, remmen we af. Dat is voor het eerst dat we andere fietsers ontmoeten. Het blijkt een Argentijns stel te zijn. Met vol enthousiasme vertellen ze ons dat ze ……….hun siësta houden. Het zit ze diep in de genen!
Na de ontmoeting met de Argentijnen en de wetenschap dat het asfalt echt blijft, stappen we weer op de fiets. Ook nu weer is het steil klimmen geblazen om aan de andere kant van de heuvel vervolgens steil af te dalen.
We rijden rond een uur of 4 Ranquil Norte in. Er staan dan inmiddels zo’n 120 kilometer op de teller. We voelen ons nog goed en we hebben vers water kunnen krijgen. We rusten in de schaduw van een bushokje uit met als gesprekstof de grote vraag: “gaan we door of niet?”
Deze vraag lost zich vanzelf op wanneer ik van een politieman te horen krijg dat er in Ranquil Norte helemaal niets is: geen winkel, geen restaurant en geen slaapplaats. Wij gaan door naar Barrancas, 28 kilometer verderop. Met een afdaling van 20 kilometer in het verschiet durven we dit wel aan.
Van de 28 kilometer klimmen we er eerst nog vier – steil – Norte Ranquil uit. We zitten echter nog vol goede moed en de lijven willen ook nog wel. En aangemoedigd worden door een bus vol met toeristen is ook een leuke opkikker.
De beloofde 20 kilometer afdalen, zijn 20 heerlijke kilometers. Het enige waar we op moeten letten, is dat we geen kleine (stuur)foutjes maken door moeheid. Snel maar ook gecontroleerd dalen we dan ook af en af en af.
Na een bocht in de weg zien we het plaatsje liggen. We steken de rivier over en stoppen bij de benzinepomp om te vragen naar de hostería. Daar krijgen we te horen dat Barrancas nog 3 kilometer verder ligt. Drie kilometer verder, naar boven! Het komt als een donderslag aan, ook al beseffen we dat op dat moment nog niet. We zijn nog steeds opgelaten over wat we vandaag allemaal niet gefietst hebben. Gezellig kletsen we met 2 Duitse motorrijders terwijl we ondertussen anderhalve liter frisdrank achterover gieten, Ellu haar tekort aan suiker aanvult met een vette koek en ik mijn zouttekort compenseer met een zakje zoutjes.
Rond kwart over 5 beginnen we aan onze laatste 3 kilometers die er natuurlijk 4 blijken te zijn. Het is een steile klim, zoals we er zoveel hebben gehad vandaag. Maar de lijven willen niet meer zo goed. Zij dachten immers al bij de benzinepomp dat het klaar was voor vandaag. Ook onze hoofden hebben moeite om zich nog te geven voor de laatste kilometers. Wanneer we uiteindelijk bij onze accomodatie aankomen, zijn we helemaal en volledig af. Na boodschappen en een snelle hap is het enige dat we willen: slapen! Het is me het dagje wel geweest. We zijn bijna 12 uur onderweg geweest, hebben 8 uur en een kwartier gefietst en 16 liter vocht verwerkt.
De lichte hoofdpijn die zich na deze monsterdag bij ons beiden manifesteert, is bij mij na een nacht rust weg maar bij Ellu heeft het zich ontwikkeld in migraine. De migrainepil die ze midden in de nacht heeft genomen, voorkomt het ergste maar ze zit niet lekker op de fiets: misselijk, (dragelijke) hoofdpijn en last van het felle licht van de zon. 125 klometer naar Chos Malal zit er vandaag echt niet in.
Gelukkig komt de redding in de vorm van een posada in Buta Ranquil. Wanneer we na weer 35 pittige kilometers een geel en nieuw gebouw zien, hopen we dat het accomodatiegelegenheid is. Vrolijk komt Ellu terug naar de fiets. Inderdaad: het is een heerlijk appartement met eigen kookgelegenheid, lekker bed, tv, tafel met goede stoelen. Een prima plek om een dag in door te brengen, waarop we allebei willen cocoonen en rust nodig hebben. Met tassen vol boodschappen sluiten we ons de rest van de dag op in ons luxe huisje!
Las Lajas, vrijdag 8 december 2006
Na onze semi-rustdag in Buta Ranquil gaan we, opnieuw opgeladen, op weg naar Chos Malal, 90 kilometer verderop. Voor het eerst sinds lange tijd maken we een prachtige zonsopgang mee. De zon heeft ruim baan. Hier staat geen berg de grote ronde vuurbal in de weg.
Ook nu is weer duidelijk dat we dwars door de voetheuvels van de Andes heen gaan. De bergen staan dicht op elkaar. We stijgen en dalen steil op en af. Alleen op de hoogste punten worden we beloond met blikken in de verte. Blikken op rivierbeddingen die door het berglandschap kronkelen, blikken op groepje álamos waardoor we weten dat dáár zich een estancia bevindt en blikken op het kale droge grauwe landschap. Niet gek dat steeds wanneer vulkaan Tromen zijn gezicht weer laat zien onze ogen als er naartoe worden getrokken: het contrast van deze grote zwart-witte vulkaan met de rest kan niet groter zijn.
Eén van onze stops wordt opgevrolijkt met een “bezoek” van een markante man, die uit zijn 50-jaren model verroeste Ford pick-up stapt met als doel om met ons te praten. Hij is de Argentijnse variant van Charlie Chaplin: met hetzelfde krullende zwarte haar, een grote snor en onhandig in zijn bewegingen oreert hij vol liefde over zijn prachtige Argentinië en de avonturiers die er door worden aangetrokken. Dan, zo abrupt als hij stopte om met ons te praten, stopt ook het gesprek, stapt hij in zijn auto en rijdt hij weer weg.
Nog geen vijf minuten later, terwijl we ons klaarmaken om op de vangrail een appeltje te eten, worden we gepasseerd door een pickup truck. We worden toegejuicht door iemand met een liter fles Andesbier. Het is pas 7 uur ‘s ochtends! Wanneer de pickup stopt en in zijn achteruit naar ons terugrijdt, nemen we voor het eerst voorzorgsmaatregelen: we pakken de pepperspray en Ellu heeft de appel én het zakmes open in haar hand. Het zijn twee jonge mannen, waarvan er één behoorlijk onder invloed is. Alert maar wel in vriendelijkheid gaan we het gesprek aan. En gelukkig rijden ze daarna gewoon weer door. Er is niets angstig aan maar doordat we weten dat er alcohol in het spel is, is het even een heel spannend moment.
Ontspannen fietsen we verder. We genieten van de koele ochtend. Het gaat lekker en het gaat goed. Uit een beschrijving, gevonden op het Internet, weten we wat ons ongeveer te wachten staat. We zijn zelfverzekerd misschien wat té. De 12 kilometer lange steile klim doen we met vertrouwen.
Op de top aangekomen, blijft een goede daling uit. Inmiddels is ook de wind van betekenis geworden. We zien de weg stijgen in de richting van de wind. Wat goede moed is, verandert tijdens de klim in frustratie. Klimmen met tegenwind is echt de pits! En dat de klim ook weer zo steil is, valt vies tegen. Ik heb het ineens en zonder waarschuwing he-le-maal gehad.
Wanneer we een rustmoment nemen op de vangrail (onze beste vrind) zie ik de lol er nog wel van in maar mijn relativeringsvermogen verdwijnt wanneer we succesievelijk meer moeten klimmen tegen de wind in, een afdaling hebben waarbij we regelmatig door windstoten een paar meter opzij worden geblazen én wanneer Chos Malal een stoffig heet gat blijkt te zijn, waar we te laat aankomen om info te krijgen over een goed hotel en om de kip te eten waar we al een paar dagen naar uitkijken. Voor mij meer dan voor Ellu is dit een enorme rotdag. Mijn tranen vechten om naar buiten te mogen. In de kamer (met losse bedden!) persen zich er een paar uit maar de dip raak ik niet kwijt.
Met veel snoep en zonder avondeten nestelen we ons zo dicht mogelijk bij elkaar voor de tv. Allebei zijn we moe van deze in meerdere opzichten zware dag. We zijn blij dat we in ieder geval even wezenloos naar Law & Order kunnen kijken.
De dag naar Las Lajas begint niet goed. Bij de poging het alarm uit te zetten, valt mijn horloge (gekocht in Key West) met zijn glazen plaat op de betegelde grond: kapot! Ellu vraagt me of het niet beter is om vandaag in Chos Malal te blijven, maar ik voel er niet voor om me zo te laten kennen. En het dipgevoel van gisteren lijkt er niet te zijn……
In het donker tuigen we Mien op en in het donker rijden we weg. Op ruta 40 zien we het licht worden en de zon opkomen. Het gaat een lange dag worden, met 160 kilometer voor de boeg.
Het klimmen en het dalen komt 120 kilometer lang prima gedoceerd: op een lange klim volgt een afdaling over een enorme weide vlakte gevolgd door weer een lange klim die naar een volgende vlakte leidt. Het landschap en de manier waarop we er doorheen trekken, doet ons zeer denken aan de Great Basin. Het verschil zijnde dat de Amerikanen de weg recht door de vlakte heen trekken, terwijl de weg hier de rand van de vlakte volgt. Hoe dan ook: we kijken weer uit over enorm uitgestrekte weidse kale vlaktes omgeven door bergen. De enige manier erin en eruit is eroverheen.
Het moment komt dichterbij dat de weg naar het westen afbuigt. Met nog 40 kilometer te gaan, is het zover. De wind is in volle kracht toegenomen. En hij is tegen! Met diepe golven loopt de weg door. Zonder wind zouden we dit stuk op gemak kunnen fietsen: de snelheid van de afdalinkjes zouden we kunnen gebruiken om een deel van de klim te doen. Nu is daar geen sprake van. Zelfs met afdalen halen we nauwelijks een fatsoenlijke snelheid. Met hoge uitzondering halen we met stevig doortrappen 15 km/per uur. Meestal gaan we niet harder dan 12. Stijgen is langzamer en nog zwaarder.
We pakken het goed aan. Om de 10 kilometer en bij de laatste 10 doen we die zelfs door de helft, houden we een stop om de rug en de benen te strekken. Maar ook tijdens de stop is er geen ontkomen aan de wind. Hij raast en raast om onze koppen. Om horendol van te worden. Onze fietsshirts houden we maar net aan. Het krachtvoer houden we alleen in onze handen door te proberen onze handen af te schermen. Als twee rietjes staan we voorovergebogen in de wind.
Is dit de hardste wind tot nu toe? We weten het niet meer. Maar onze conclusie is dat we wel al veel tegenwind hebben gehad. Vandaag is in ieder geval één van de ergste winddagen. Maar we weten dat het erger kan: in het zuiden van Patagonië zijn er maar weinig fietsers die het er zonder een lift van een auto af kunnen maken. Daar gaan snelheden gerust naar 5 kilometer per uur en is dat je snelheid van de hele dag. Stiekem zijn we blij dat we niet met de fiets naar Ushaiai gaan, zoals het oorspronkelijke plan was. En we zijn blij dat we heel gemakkelijke onze plannen kunnen en willen aanpassen.
Op 20 kilometer voor Las Lajas geeft Ellu aan dat ze bijna in tranen op de fiets zit. Maar via innerlijke dialoog pept ze zich op, realiseert ze zich dat ook de laatste 20 kilometer voorbij zullen gaan en weet ze dat nu, hier, stoppen totaal geen zin heeft. Allebei zeggen we wel tegen elkaar dat we een lift nu gelijk aan zouden nemen. Tegelijkertijd doen we er geen moeite voor om een auto te stoppen. We vinden het allebei natuurlijk wel heel stoer om die 160 kilometer vol te maken. We weten ook dat de kick erna geweldig voelt………!
Om half 6 rijden we Las Lajas binnen. Vermoeid en met, zo blijkt, een klein stukje ripio te gaan. De ripio vraagt nog zo’n inspanning van me die ik met mijn vermoeide lijf niet meer kan geven. Van rechts slinger ik plotsklaps de weg naar links over. Het scheelt niet veel of we liggen op 500 meter van ons toekomstige apartement niet in bed maar onder een vrachtwagen.
Las Lajas en het apartement zijn niet veel bijzonders maar na zo’n dag voelen wij ons er heerlijk. Alleen al de warme douche maakt het verblijf hier tot een klein feestje. In de supermarkt halen we een flesje wijn en lekkere dingen. Aan de keukentafel eten we zelf gesmeerde vetbelegde broodjes. We houden het vol tot bijna half 10 maar dan is het echt op. Onze lijven en spieren doen zeer. We gaan rusten. Niet alleen vannacht maar morgen ook. De hele dag!
Zapala, zondag 10 januari 2006
Op onze rustdag ontmoeten we andere fietsers, Patrick & Henrika. Zij gaan naar het noorden en wij naar het zuiden. We spreken af om later op de dag wat informatie uit te wisselen over de route.
Met een fles fris, crackers & zelfgemaakte kip-avocadosalade kloppen we bij ze aan. Zij zitten in het apartement beneden ons. Net als bij ons staan open fietstassen her en der verspreid door de kamer en overal liggen losse spullen. Het is een gezellige zooi. En een groot voordeel van een apartement boven een hotelkamer: we kunnen er met z’n 4-en rondom de eettafel zitten.
Het is een gezellige avond met veel gepraat over fietsdrama’s & fietshoogtepunten, over de wind en over hoe we Argentinië ervaren. De wijn vloeit rijkelijk (¾ fles per persoon) en we weten dat we morgen het beste of in Las Lajas kunnen blijven of door kunnen fietsen naar de dichtsbijzijnde plaats op onze route. De geplande dag van ongeveer 100 kilometer naar het National Park laten we schieten. Dat vinden we allebei niet heel erg omdat we inmiddels weten dat we zelf al ons drinkwater mee moeten nemen, dat er geen schaduw is en dat de wind er meedogenloos is. In een schuddend heet tentje zonder koude cola light willen we niet onze roes uit slapen.
Een beetje brak stappen we op de fiets op weg naar Zapala. Na 2,5 kilometer stoppen we bij de YPF voor een bakkie koffie. We hebben geen haast: het is tussen de 53 en 63 kilometer (de kaart zegt 53; de vrouw bij de YPF 63. De verkeersborden zijn helemaal niet consistent. In Zapala geeft onze meter bijna 60 kilometer aan) en het is nog vroeg.
Het is een aangename fietsdag met enkele klimmetjes maar ook heerlijke afdalingen. Niets moeilijks aan. Ook de omgeving vraagt niet veel van ons. Het landschap is bijzonder kaal, zo kaal hebben we het nog niet gezien, en de heuvels spreken ook niet enorm tot de verbeelding.
Zapala is een stad waar de tijd bevroren lijkt in de jaren 50. Ook ons hotel hoort thuis in het 50-jaren decor. De banken, de koffietafels en de bedden. Ik zou ze zo mee naar huis willen nemen. Vooral de bank in de lobby is een pronkstuk: een creme leren bank met ronde vormen, die twee vierkante houten blokken als bankpoten heeft! Geweldig!
Zapala is een goede stop. Vooral omdat de confitería in het centrum de beste koffie schenkt sinds lange tijd. Straks nog even dutten, internetten en boodschappen doen. Wij vermaken ons vandaag wel.
San Martín de los Andes, woensdag 13 december 2006
We verlaten Zapala via de goudkust, een wijk met hele dure grote huizen. Zo blijft zo’n plaatsje me verbazen: het ligt in het midden van niets. In de wijde omtrek is geen leven te bekennen. De omgeving hier is in mijn ogen niet te vergelijken met al het pracht en praal elders. Ik zou het zelfs saai willen noemen. Toch wonen er 15.000 mensen en staan er zelfs flats! Dat zijn we hier nog nauwelijks tegengekomen. Wat mensen er dan naar toe trekt?
Van Patrick en Henrika weten we dat ruta 40 op dit stuk behoorlijk saai is. De eerste 10 kilometer zien we dat ook: er is eigenlijk niets om naar te kijken. Het is kaal, weids en alleen in de verste verre verte zijn de bergen te zien.
Wij slaan echter af en komen op een route die ons op bepaalde punten weer steil achterover doet slaan. Heuvels bedekt met licht groen fluweel, glooien zacht. Hun aaibaarheidsfactor is groot. De wolken geven mooie dramatische luchten boven het zacht aandoende landschap.
We fietsen er doorheen, alsmaar stijgend. Ondanks het vroege opstaan, is de wind ook van de partij. Zo kort in de dag en het is reeds zwaar fietsen. Ik heb er last van en laat het me beïnvloeden. Ik ben met mezelf in gevecht. Een gevecht om mijn gemoedstoestand dat wordt gewonnen door mijn boosheid. Het lukt me dit keer niet om te relativeren. Het lukt me niet om het negatieve gevoel los te laten. En daarmee maak ik het voor mezelf alleen maar zwaarder!
Dat het landschap zo mooi is, helpt me op momenten om uit de boosheid te geraken. Het spectaculaire zicht op de Laguna Blanca kan ook niet anders dan veroorzaken dat je tijdelijk alles even vergeet behalve hetgeen dat voor je ligt.
De wind raast over het inktzwarte meer, dat in een kom onderaan een ruige met sneeuw bedekte bergketen ligt. De wildheid wordt gecompenseerd door een mooie zachte heuvel, die voor de hoge bergen in het meer lijkt te drijven. De blauwe met wolken gevulde lucht maakt het plaatje af. Indrukwekkend.
Na een stop bij het informatiecentrum (even uit de wind) voel ik me duidelijk weer wat beter. Het positieve gevoel is terug maar ik voel dat het zo weer kan omslaan. Mijn boosheid ligt op de loer.
Hij slaat toe in de laatste 21 kilometers wanneer we over een onverharde weg het laatste stuk naar Las Coloradas moeten. Het knaagt en krabt aan mijn ziel. Ik ben me er ten zeerste van bewust maar ik raak het niet kwijt. Het is lang geleden dat ik niet in staat ben om mijn boosheid los te laten. En daardoor zwoeg ik, volledig in mijn eigen wereld, in mijn eentje door. Er is, op dat moment, geen Team Mien Masjien. Niet alleen mezelf belast ik daarmee maar ook Ellu. Het is ook voor haar harder werken.
De reden dat we deze route hebben gekozen in plaats van ruta 40 is dat we dan tussendoor wild hadden moéten kamperen. Las Coloradas heeft 1500 inwoners. Groot genoeg om ook slaapgelegenheid te hebben, is onze inschatting. Er blijkt echter niets officieels te zijn. Wel hebben we de mogelijkheid om in de herberg van de pater te slapen.
De herberg van de pater is niet wat je je voorstelt bij een herberg. Laat staan van een pater. Het is de pater’s eigen woning met een donker hol waar twee stapelbedden staan. In de matrassen zitten grote gaten en ze zijn te vies om aan te raken. De kamer-keuken is ook niet echt proper te noemen. Lachwekkend is het A-4tje met de tekst “Hou mij schoon! Getekend: de keuken” dat aan de muur hangt. Maar Alicia, de vrouw die ons helpt, is zo vriendelijk (we mogen alles gebruiken wat we willen) dat we het aanbod aannemen. We slapen echter niet in de stapelbedden maar in onze binnentent op onze eigen matjes. In ieder geval uit de wind!
De dag naar Junín de los Andes is zwaar. Na eerst 20 kilometer onverhard hebben we allebei het idee dat de 75 kilometer daarna een eitje zijn. Het tegendeel is waar. We hebben vooral tegenwind en we moeten ook nog behoorlijk klimmen. De onderschatting kost ons maar vooral Ellu betaalt het meest. In haar gedachten is het stuk onverhard de grootste klus van vandaag. Dat dat niet het geval is, komt mentaal hard aan. Haar benen voelen loodzwaar en steeds speelt bij haar de remmende gedachte in haar hoofd dat het een hele lange dag gaat worden.
En dat wordt het ook. Om 6 uur zaten we op de fiets en om 3 uur stappen we er af. Dat is voor het eerst dat we met een dag van onder de 100 niet volledig gedoucht en wel om twee uur/half drie aan onze lunch zitten!
Gelukkig hebben we een heerlijk hotel met lekkere douche (de douche bij de pater hebben we overgeslagen. Qua viesheid hebben we ons aan onze omgeving aangepast). Het bed is stevig en met de volgende dag zo’n 40 kilometer te gaan, naar San Martín, kunnen we uitslapen. We ontbijten zelfs pas om 8 uur.
De 40 kilometer naar San Martín de los Andes zijn ondanks de tegenwind & de regen goed te doen. Met letterlijk een bocht in de weg verlaten we het woestijngebied waar we bijna 3000 kilometer lang in gefietst hebben en komen we terecht in bomen! De verandering van omgeving doet ons, net als het toeristenoord San Martín, goed. Het is een breuk met een periode waarin we het in vele opzichten behoorlijk zwaar hebben gehad: fysiek en mentaal, door lange afstanden, onverharde wegen, minder faciliteiten en een loeiharde wind! En op de moeilijke momenten het klein beetje heimwee naar huis.
San Martín de Los Andes, zaterdag 16 december 2006
De dreiging van regen is er ook op onze vrije dagen maar het zet pas door op de dag dat we willen gaan fietsen. Het is nog wel droog wanneer we op de fiets stappen, maar na een koffie in ons favoriete koffietentje, Abelengo begint de regen weer. De voorspelling in de krant én de donkere wolken beloven niet veel goeds. Ook niet voor de volgende dagen.
Naar Bariloche is het 3 dagen fietsen over één van de mooiste routes in Argentinië. De kans is groot dat we twee van de drie dagen in de regen zullen fietsen. Waarvan een deel ook nog over een onverharde weg én we lopen de kans dat we moeten kamperen. De twijfel is groot. Wat gaan we doen?
Met een tweede bak koffie zetten we onze mogelijkheden op een rij: op de fiets stappen en in de regen fietsen, even wachten tot het droog is en dan beginnen te fietsen, de regen volledig uitzitten in San Martín (2 dagen?), de bus nemen of hier alvast een auto huren in plaats van in Bariloche.
De laatste optie wordt het. Het betekent een dag langer in San Martín de Los Andes. Niet omdat we er heel graag nog een dag willen blijven maar omdat we pas in de loop van de dag bezitters gaan worden van een VW Gol (zonder f). Mien kunnen we achterlaten bij het autoverhuurbedrijf en we kunnen wanneer we de auto terugbrengen alsnog de route Los Siete Lagos fietsen. We hopen dan met mooi weer! En we hopen er zo meer van te genieten.
Het besluit is genomen maar het maakt van onze dag geen vrolijke dag. Ellu en ik zitten elkaar behoorlijk in de weg met als belangrijkste thema dat Ellu mij niet begrijpt in mijn voorzichtigheid en ik haar niet in haar gemakkelijkheid. Ons aloude thema, dat op momenten als dit altijd naar voren komt. Welke keuze we ook hadden genomen trouwens; het had niet uitemaakt!
In de middag hebben we het erover op de kamer. De vrolijkheid komt bij beide enigszins terug maar het blijft zo’n dag die zich voortsleept en waar boosheid en tranen voordat je het weet weer de overhand kunnen hebben.
Het moment is daar wanneer we banken afstruinen om cash te pinnen voor de autohuur. Elke bank moeten we af omdat we steeds met een limiet te maken hebben. Steeds betalen we transactiekosten omdat we pinnen met de creditcard. Eén van de ander dingen van deze dag is namelijk dat op mijn rekening geen geld meer staat omdat ik een transactiefout heb gemaakt. Kosteloos pinnen met mijn bankpas zit er dus niet in. Een terugboeking heeft ook geen zin, want de Postbank verwerkt de boel pas op maandag. Ellu haar bankpas werkt al een tijdje niet meer.
Met nog één pinautomaat te gaan, stopt Ellu haar creditcard in de gleuf. De gleuf blijkt echter niet DE gleuf te zijn, maar een loze tussenruimte. Daar staat onze creditcard half overeind in een nauwe tussenruimte op een zaterdagmiddag. Met pincet & vijl proberen we de kaart nog te redden maar de reddingsoperatie heeft tot gevolg dat de kaart plat op de bodem valt. We kunnen ‘m zien maar daar is verder alles meegezegd.
De vrouw die ons pincet & vijl leent, geeft ons het advies om de politie te bellen. Met onze mobiel waag ik een poging maar het loopt op niets uit: ik ken de woorden niet die ik nodig heb om de situatie uit te leggen. Hopeloos dus. Twee Argentijnse heren die ook willen pinnen helpen ons met het telefoontje. We hebben twee opties: wachten tot maandag of de kaart blokkeren. Verslagen door alles van deze dag besluiten we om het laatste dan maar te doen.
Maar één van de heren houdt niet van opgeven. Met een takje met aan het uiteinde een kauwgompje probeert hij bij de kaart te komen. Als we dan ook nog de pincet & vijl als hulpmiddel aanreiken, lukt het hem samen met zijn vriend om de creditcard er uit te krijgen. Allebei vliegen we de heren om de nek. Onze helden, onze redders in nood!
Deze dag is een dag die we allebei snel willen vergeten. Doodmoe van alle emoties gaan we terug naar onze kamer. Morgen is een nieuwe verse dag. We kijken er naar uit!
Bariloche, zondag 17 december 2006
Om 8 uur zitten we in de auto op weg naar Bariloche over de route Los Siete Lagos. Om half 10 zijn we terug in San Martín. We zijn vergeten onze benzinefles met toebehoren uit de bidonhouder te halen. Erg lastig wanneer een deel van het plan kamperen omvat!
Gaat het een dag als gisteren worden? Is dit het begin van een spannende en leuke autotrip in Argentinië? We zullen het gaan zien!