Austin naar Wickenburg, Arizona
Op weg naar de Grand Canyon, op de laatste dag die wij rijden op de Southern Tier is een mooi moment, lijkt me, om terug te blikken op wat we allemaal hebben gedaan na Austin, Texas. Rondbrief 3 bij deze!
Blanco, dinsdag 25 april 2006
We zijn weer op weg. Vroeg Austin verlaten vanwege de verwachting van slecht weer aan het einde van de middag ergens in central Texas. Er is 40% kans op regen. En er is kans op een zware onweersbui met hagel. Maar de kans is ook dat het net zo goed niet gebeurt in Blanco maar in een plaatsje 10 km verderop. We zullen het merken.
In Blanco zetten we ons tentje op in het state park. Het state park ligt onderaan de rivier en is vrij toegankelijk voor iedereen. Het ligt ook aan de rand van het dorp. Vrij verlaten en geïsoleerd. Daar ben ik meestal niet zo dol op omdat er bijna nooit andere kampeerders (in tent) staan. Dat valse gevoel van veiligheid van andere kampeerders om me heen zorgt er in ieder geval altijd voor dat ik ‘s nachts gewoon kan slapen. Bij gebrek aan slaan mijn gedachten meestal op hol, zie ik beelden die thuis horen in horror films, schrik ik vaak wakker en plas ik een slag in de rondte. Ellu kent me inmiddels en wil zelf ook graag kunnen slapen (ik hou haar wakker!) dus heeft ze geregeld dat we een plek hebben dicht bij alle RV’s. Al met al heb ik er redelijk geslapen.
Comfort, woensdag 26 april 2006
De plannen waren om in principe verder te fietsen, maar fietsen naar Comfort is voldoende voor vandaag. We hebben vandaag in een korter tijdsbestek meer geklommen dan gisteren de hele dag bij elkaar. Conditioneel trekken we het nog wel, maar de knieën en bovenbenen protesteren. Het is een prima keuze om in Comfort te stoppen. Het is een leuk en knus dorp met verschillende eetgelegenheden, veel antiekwinkeltjes en zelfs een koffieshop met latte’s. Wij zijn weer gelukkig. Ook door de heerlijke hamburger, die er is ingegaan als koek. Heuveltjes maken hongerig. De bibliothecaris vertelt ons dat Comfort vroeger Gemütlichkeit heette. Dat geloof ik graag!
De omgeving wordt steeds mooier. We zijn nu in het deel van Texas met de naam Hill Country. Het is landelijk. De heuvels brengen de afwisseling. Soms zien we ook de eerste sporen van hoe ruig het landschap zal gaan worden. Ook al is het zwaar voor onze lijven: het is meer dan schoon aan onze ogen. Vooral het stuk langs de Guadalupe rivier is prachtig. De oever aan beide kanten is belijnd met statige cypressen. Soms zijn het net olifantpoten die in het water staan.
We maken een spannend moment mee. Ik ga op een landweg voluit een steile heuvel naar beneden, richting een smalle brug. De brug ligt als een dip in de weg, dus wanneer we op de brug komen, stuiteren we vooruit. Ook ligt op de brug veel aarde. Aan het einde van de brug opgehoopt en natuurlijk gaan we daar precies door heen. We stuiteren en slippen en er raakt ook nog een voortas los. Erg comfortabel voelt het allemaal niet aan. Gelukkig hou ik Mien onder controle en komen we halverwege de heuvel omhoog tot stilstand. Heftig!
De route naar Comfort heeft maar 1 stopmogelijkheid met een winkel. Verder is er niets. Onze andere stops brengen we door langs de kant van de weg. Bij één van deze stops komt een man (vanuit zijn auto) ons vragen of er iets aan de hand is. Er wordt dus wel op ons gelet! Ook geeft hij wat routetips. En hij zegt dat zijn ranch verderop is en dat hij ons graag voor thee had uitgenodigd wanneer we daar waren gestopt. Jammer, dat dat niet zo was, want ik had graag zo’n ranch eens van dichterbij willen bekijken. Dit is weer zo’n’ voorbeeld van de vriendelijkheid van de gemiddelde Amerikaan. Wat ik wel lastig vind, is dat veel mensen je zomaar vanuit het niets aanspreken. Zelfs wanneer Ellu en ik duidelijk met elkaar in gesprek zijn. We zien het vaker om ons heen gebeuren. Het heeft wel wat, maar zo nu en dan heb ik er helemaal geen zin in. Vooral niet ‘s ochtends vroeg. We leven hier buiten, out in the open. Ontbijten doen we vaak bij een gas station met een kop koffie erbij. Dat voortdurend buiten zijn in combinatie met het voortdurend aangesproken worden, maakt dat ik soms het liefst een figuurlijke deur dicht wil trekken. De vragen die we krijgen, zijn elke keer weer dezelfde vragen. Voor de vragensteller zijn ze nieuw en meestal geboren vanuit verwondering of interesse. Met Ellu heb ik het erover hoe we het zo aan kunnen pakken dat het leuk blijft. In ons hoofd weten we het wel; nu de uitvoer nog.
De enige stop met winkel is volgens de kaart in Waring.Helaas is de winkel in Waring dicht! De eigenaresse gaat de winkel pas om 3 uur openen in verband met de maandelijkse steak nite! Hebben wij weer! Gelukkig is er ook in Waring een aardige meneer die voor ons koffie wil maken, mits we hem helpen het te zetten. Hij vertelt dat het dorp vroeger voor het grootste deel in bezit was van de grootvader van zijn vrouw. Familienaam: Waring! Het dorp had zelfs een bioscoop. Helaas besloot de Amerikaanse NS om het spoor over een ander dorp te laten gaan. Dat was het einde van het welvarende Waring.
Het laatste uur komt de zon goed door. Zonder dat we het in de gaten hebben, lopen we een kleine zonnesteek op. Insmeren geblazen dus weer!
7 Mi W. of Hunt, donderdag 27 april 2006
Van Comfort tot aan Del Rio willen we in 3 dagen fietsen. Die 3 dagen kunnen we als het gaat om slaapgelegenheid linksom of rechtsom invullen. Dus hebben we in Comfort bedacht om bij de River Resort Inn te stoppen, zodat we morgen, afhankelijk van hoe het gaat, de mogelijkheid hebben om over 60 km of over 100 km te stoppen. We zijn tenslotte in Hill Country en weten nog niet of we 100 km kunnen trekken. Naar de River Resort Inn blijkt een kadootje te zijn. Er zijn geen steile heuvels en op ons dooie gemak drinken we koffie in Central Point, ontbijten we met eieren, spek en pannenkoek in Kerrville, halen we een bruin broodje bij de grote supermarkt aldaar en drinken we nog wat in Hunt. Voordat we er erg in hebben, zijn we ineens bij onze geplande stop. We hebben een kamer met keuken, tafel, tv, bed en bank. Het Resort ligt aan de Guadalupe rivier en de mexicaanse assistent manager, Nena, nodigt ons uit om vanavond samen met haar dochter Mexicaans te eten. Zij kookt voor ons! En omdat het pas 1 uur is, hebben we de hele middag en avond nog voor ons. Luxe!
Nena heeft voor ons zachte taco’s en mexicaanse rijst gemaakt. We eten het op samen met haar en Evelyn, een andere fietster die oververmoeid over de heuvels uit het westen kwam. We praten voluit met Nena. Ze heeft jaren in Europa gewoond omdat ze getrouwd is met een duitser en ze woont nu na wat omzwervingen in de USA. Nena is een bijzonder gastvrije lieve vrouw. Uit haar vriezer krijgen we van haar zelfgebakken Duits brood, roggebrood en italiaanse koffie mee. Wanneer we willen, mogen we in haar huis in Leakey overnachten (terwijl er niemand thuis zal zijn) en ‘s ochtends zwaait ze ons uit, nadat we eerst nog een bakkie koffie met haar hebben gedronken. Onze uitnodiging aan haar om bij ons langs te komen, wanneer ze naar Europa komt, menen we met heel ons hart. Wat een schat!
Richting Leakey moeten de enorme heuvels gaan komen. Het is heuvelachtig maar dat is niet wat vervelend is. Vervelend is wel het vieze weer en de wind. Gelukkig is het niet koud, maar omdat we de wind voortdurend tegen hebben, zijn we van voren wel volledig doorweekt. Met nog 22 kilometer te gaan, begint uiteindelijk het echte klimwerk. Het is aanpoten maar moordend is het nog steeds niet. Twee steile klimmen en een lekke band verder komen we aan in Leakey. We nemen een motel, want het slechte weer hangt in de lucht. En inderdaad: ‘s nachts waait, onweert en regent het hard! Een goede keuze om ons tentje NIET op te zetten.
In Camp Wood aangekomen, besluiten we om rechtstreeks naar Del Rio te fietsen. Ook de horrorheuvels tot aan Camp Wood zijn beperkt gebleven. We voelen nog enorm veel energie in ons lijf zitten. 30 kilometer lang vliegen we over de weg. Meegeholpen door wind in de rug. Maar dan komen we bij het punt waar we af moeten slaan. De wind is venijnig, de wind is hard. Behoorlijk hard. Tot aan Bracketville zwoegen we tegen de wind in. Omdat we geen zin meer hebben om nog 50 km met tegenwind te fietsen, stoppen we. Dan maar niet naar Del Rio. ‘t Hoeft tenslotte niet. In Bracketville staan we op een Wilderness Camping Area. Dat is te merken ook want we zien veel herten, twee armadillo’s en allemaal mooie vogels.
Del Rio, zondag 30 april 2006
We zijn Hill Country uit en gaan nu West Texas in. De heuvels zijn enorm meegevallen. Het is zelfs een makkelijke dag naar Del Rio. We cruisen door het uitgestrekte landschap. Uiteindelijk met de I-Pod erbij. Lekker fietsen dus. We checken in bij de Ramada Inn. Een heerlijke kamer met alles wat we nodig hebben. Ook hier kan ik gebruik maken van de computer, dus alle foto’s zijn weer geüpload, de meeltjes gedownload. We zijn weer helemaal bij! Mien is een beetje schoongemaakt. Verder hoeven we niets meer vandaag! Wat kan dat toch lekker zijn.
Langtry, maandag 1 mei 2006
Opgestaan met een grote rode vlek in mijn ooghoek. Omdat we niet weten of het iets ernstigs is, brengen we een bezoekje aan de eerste hulp van het ziekenhuis. Daar worden we geholpen door een verpleegster, die aangeeft dat het kan zijn gekomen door wind of door iets dat in mijn oog is gekomen. Niks ernstigs. We kunnen de fiets op.
Wanneer we Del Rio achter ons hebben gelaten, zien we hoe anders het landschap is vergeleken bij de dagen ervoor (en daarvoor). Het is ruig en verlaten. Het is (als een) woestijn. Droog en dor. Vandaag komen we onderweg maar 1 plaatsje tegen, Comstock. De verrassing is groot wanneer we daar koffie kunnen drinken mét zelfgebakken taart! De volgende 50 kilometer zijn we op onszelf aangewezen. Het gaat voorspoedig door een betoverend wijds landschap met kleine klimmetjes en heerlijke afdalingen. Bij één van die afdalingen worden we ineens verrast door een prachtig uitzicht op de Pecos rivier die zich een wegbaant door een canyon. We hangen in de remmen en keren zelfs een stukje terug om dit natuurpracht in optima forma te bewonderen. En zo fietsen we door. Totdat we tijdens een afdaling iets aan de achterband voelen. We stoppen en zien een soort van gezwel op de achterband zitten. Geen klapband gelukkig want we zijn op tijd gestopt. De buitenband blijkt op 1 punt doorgesleten te zijn. Na het verwisselen van buiten- en binnenband gaat het in eerste instantie moeizaam verder. Ons ritme is weg. Het is heet en door het windje (dat nog enigszins verkoelde) hebben we de hitte niet gevoeld terwijl we met de band bezig waren. Ook wordt het gedurende de dag steeds heter. We waren al een uur later door mijn oog; het bandenklusje maakt dat we nog later aan zullen komen. Dan, rond een uur of half 3 rijden we Langtry binnen, een dorp met 12 inwoners dat regelrecht uit een Western lijkt te komen: midden in het niets, in een zinderende hitte, met maar enkele huizen en wat houten bouwvallen. Maar ook met een super de luxe museum met airco! We installeren er ons op het ‘RV-park’: een stuk grond met nauwelijks schaduw. Er staat één RV. De vrouw die er woont, biedt ons haar koude buitendouche aan. Aangezien er verder geen douche is, accepteren we haar aanbod gretig. Nadat de tent staat, trekken we onze badpakken aan en duiken onder de koude (lauwe!) douche.. Zo worden we toch nog schoon vandaag. Na deze opfrisbeurt lopen we de 30 meter naar het souvenierwinkeltje en naar het Judge Roy Bean Visitor Center. Het laatste is namelijk hetgene waardoor dit plaatsje op de kaart staat. Een legendarisch rechter, die rond het einde van de 19e eeuw, geheel op zijn eigen manier voor het gebied ten westen van de Pecos rivier, de wet toepastte. Da’s boeiend!
Het is te warm om iets te doen, dus zitten we in de schaduw aan een picknicktafel. De eigenaar van dit RV-parkje heeft ons ijsklontjes gegeven en daarmee maken we onze limonadedrankjes koud. Het vocht glijdt er in als koek. Het is al half 6 maar het lijkt als het om de hitte gaat nog niet veel uit te maken. Sterker nog: het is dan meestal op zijn heetst. We hebben dan ook besloten om, daar waar het kan, onszelf het leven aangenamer te maken. Als er een motel is, gaan we in een motel. Leve de airco! Belangrijk feit van de dag: de hele dag zit de wind ons mee!
Marathon, woensdag 3 mei 2006
Voor Marathon ligt Sanderson. Naar Sanderson is een lange dag. We hebben beroerd geslapen.Tot 3 uur s nachts blijft het behoorlijk warm in het tentje. Het waait hard. Maar ondanks dat alle mogelijke openingen van de tent, behalve het muggennet, openstaan, brengt de wind geen verkoeling. Onze tent isoleert te goed. Erg bruikbaar bij min 20, maar nu even niet. Zwetend liggen we op onze matjes. Af en aan wakker door de herrie van de wind.
In de ochtend hopen we op een kopje koffie bij de benzinepomp maar helaas is ie (nog) gesloten. Dat wordt pas iets te drinken in Dryden, 65 kilometer verderop. De rit naar Dryden is geweldig. Voor een behoorlijk stuk gaat het op en neer. Met afdalingen die vrij lang zijn. Er is nauwelijks verkeer op de weg, de wegen zijn breed dus we kunnen de afdalingen met hoge snelheid nemen. We rijden door een adembenemend landschap van heuvels die op halve ijsbolletjes lijken, waar af en toe wat pistachionootjes uitsteken.
In Dryden stoppen we even bij het ‘supermarktje’. De eigenaresse vertelt dat ze pas sinds juli 2005 open zijn. Dat ze er naar toe verhuisd zijn omdat hun vrienden dat ook hebben gedaan. En omdat ze het klimaat zat waren in dat deel van Texas waar het het hele jaar rond heet en vochtig is. Alsof de hitte in Dryden zo prettig is! Met hun komst naar Dryden is de populatie gegroeid van 8 naar 12 (2 kinderen). Ik kan me haast niet voorstellen wie dit zou willen doen. Zeker omdat Dryden me nou niet de meest knusse plek lijkt. In plaats van heet en vochtig is het in Dryden heet en droog.
Van Dryden is het nog 33 kilometer naar Sanderson. Het echte klimwerk is voorbij dus heel zwaar is het niet. Ellu wil 6 kilometer voor Sanderson nog even stoppen; ik wil door. Ellu met het idee dat het toch nog 6 kilometer is, dus rusten is fijn. Ik met het idee dat het nog maar 6 kilometer is, dus nog even door en dan zijn we er al. Het verschil in aanpak is er, ondanks dat we al zoveel jaren met elkaar fietsen, nog steeds. Als we al ‘ruzie’ hebben, dan ligt de aanleiding meestal daar.
Sanderson ligt in een vallei, omgeven door vele, vele halve ijsbolletjes. Het geeft de plaats een enorm knusse uitstraling. We checken in bij de Budget Inn, blij dat we de hitte kunnen verruilen voor een kamer met airco. Heerlijk. Het motel is een goede keuze geweest want aan het einde van de middag gaat het regenen en onweren.
‘s Avonds eten we nog een hamburger in een tent waar blijkbaar ook de plaatselijke jeugd komt. We worden behoorlijk aangestaard door een groepje meiden van een jaar of 16. De enige jongen van dezelfde leeftijd baadt zich in de aandacht die hij van deze meiden krijgt. Het doet Ellu denken aan haar puberteit in Kiel Winderweer. Ook zo’n plek waar niets te doen is en iedereen iedereen kent.
‘s Ochtends staan we weer vroeg op. We willen uiterlijk om 7 uur op de fiets zitten. Zo vermijden we fietsen in de ergste hitte. Om half 7 gaat de pomp open, dus gaan we eerst daar naar toe voor een kop koffie. Terwijl we dat buiten met onze zelfgesmeerde boterhammen nuttigen, spreken we kort met de sherriff. Van hem horen we dat de Border Patrol (grenspolitie) wel degelijk illegale immigranten vangt. Varierend van 100 tot 1000 per maand.
Dan stappen we op de fiets. Geleidelijk aan stijgen we. Na 55 kilometer zijn we 450 meter gestegen. Zo is stijgen heel erg goed te doen. Helaas heeft het slechte weer van gisteren ook met zich meegebracht dat de wind is gedraaid. Dat merken we vooral wanneer we op een open wijde vlakte uitkomen. 30 kilometer lang hebben we de wind weer tegen. Zelfs daar waar we licht afdalen, moeten we hard trappen om vooruit te komen. Ondertussen raakt het steeds bewolkter. Ik ben bang dat we in een onweersbui verzeild raken. Met alle kracht die ik in me heb, probeer ik dat te voorkomen. De eerste 15 kilometers boks ik hard tegen deze wind in. We gaan harder, maar vermoeiender is het ook. Na een korte stop laat ik het vechten los. We gaan minder hard, maar het fietst stukken relaxter. Ook in mijn hoofd voel ik me stukken relaxter, waardoor ik de laatste kilometers veel beter aan kan.
Marathon voelt aan als een oase in de woestijn. Er zijn meerdere restaurantjes, een bakkerij en er is zelfs een koffieshop. We settelen ons in het Gage hotel. Een oud gerestaureerd hotel met kamers die geheel zijn ingericht in een Wilde Westen-sfeer. Nadat we de bakkerij en de supermarkt hebben bezocht, gaan we op zoek naar een restaurant. Helaas zijn ze allemaal dicht. Dat is een teleurstelling maar gelukkig hebben we hier goed brood kunnen kopen, dus smeren we ons eigen broodje. Ik merk dat ik moe ben. De wind heeft me lichamelijk en mentaal goed te pakken gehad. Een dutje bij het zwembad doet me goed. We horen, wanneer we naar het restaurant lopen, dat de koffieshop morgen open is. Dat is goed nieuws.
In één van de restaurants, dat gelukkig nu wel open is, eten we een steak burger. Ellu probeert een ijsje te bestellen maar helaas die krijgen ze pas weer volgende week. Dat is zoals het hier lijkt te gaan. Niets is vanzelfsprekend!
Prude Ranch, 5 miles ten Noorden van Fort Davis, donderdag 4 mei 2006
Het Gage hotel ziet er leuk uit maar lekker slapen, doen we er niet. Het blijft ‘s nachts warm in de kamer. De airco kunnen we niet zelf regelen. Dat gebeurt centraal. Met als resultaat dat ie voortdurend aan en afslaat. De dag zelf begint gelukkig wél goed. Met een latte! Het wordt nog beter wanneer we weer op de fiets zitten en prachtige vergezichten hebben op de bergen, die door de opkomende zon nog niet meer zijn dan silhouetten omgeven met een rode gloed. Mooi, mooi, mooi. Ik realiseer me zo enorm dat ik hier fiets. Ik voel me intens gelukkig.
Gemakkelijk fietsen we naar Alpine, een universiteitsstadje met een drukte van belang. Daar vinden we zelfs een koffietentje met latte’s en lekkere dingetjes. Op deze manier richting een pas fietsen, is puur genieten. Maar het is ook vreemd. Vreemd dat in alle leegte om ons een stadje zoals Alpine is.
Vanuit Alpine fietsen we 10 kilometer lang over een rechte weg door de prairie. Het is weer een ander landschap dan dat we tot nu toe gezien hebben. We zien ook waar we naar toe fietsen, namelijk naar bergen met enorme rotsen. Zodra de bergen beginnen, begint ook de weg meer te kronkelen. We gaan langzaam en gestaag steeds meer omhoog. Het lijkt alsof de rotsblokken die verspreid over de bergen liggen er zo af kunnen rollen. De meesten zijn groot. HEEL groot! Maar de zwaartekracht lijkt zijn werking niet te hebben op deze magische Texaanse rotsen. Ze blijven liggen waar ze waarschijnlijk al vele tientallen, misschien wel meer, jaren liggen.
In Fort Davis worden we door Toy, een vriendelijke bibliothecaresse geholpen met het vinden van accomodatie. We besluiten om door te fietsen naar de Prude Ranch, 5 miles verderop. Dat betekent dat we morgen, wanneer we de pas van 2100 meter over gaan, een wat minder lange dag naar Van Horn hoeven te maken. Het klimwerk doen we dan nog in de koele ochtend uurtjes. Volgens de informatie die we hebben over de ranch zitten we al op 1850 meter hoogte. Als dat echt zo is dan wordt het morgen een lange maar niet al te inspannende dag.
Van Horn, zaterdag 6 mei 2006
Een rustdag in Van Horn na een lange en heftige dag gisteren. We hebben bijna 140 kilometer gefietst met tegenwind en met steile hellingen. Op zich is de klim naar de pas niet heel lang. Wat het zwaar maakt, zijn de zeer steile stukken. Ook staan we regelmatig, wanneer we weer al klimmend de wind in draaien, bijna stil. Vooral het eerste stuk van de klim zit ik enorm in mijn kop. Ik baal ervan dat de wind er meteen al is en ik baal er van dat de klim niet geleidelijk is. In mijn hoofd herhaalt zich steeds maar één zinnetje ‘Het is niet eerlijk’. Het helpt me geen ene moer en ik verspil mijn energie aan negatieve gedachten. Zonde, want ik ben met goede zin begonnen. Jammer ook van het eerste half uur op de fiets, wanneer we met een opgaande zon, steeds worden verrast door alle herten die we zien. Gelukkig brengt een rest area respijt. Het geeft me de mogelijkheid om even bij te komen en het geeft me de mogelijkheid om me te realiseren dat ik met alle negatieve gedachten in mijn kop niet ver zal komen vandaag. Maar wat het beste helpt, is dat we ons bedenken dat we vanaf Del Rio aardappels, wortels, een courgette en ook nog eens anderhalve kilo fruit mee de berg opsjouwen. We lachen even goed om ons zelf. Voordat we weer op de fiets stappen, lozen we in ieder geval 2½ liter water.
Het gaat beter na deze stop, maar makkelijk is het niet. Na het hoogste punt zijn er ook nog wat andere steile stukken te nemen. Meer dan we hadden gedacht. Maar dan ineens zien we dat het landschap zich voor ons uitstrekt. Over een brede lange rechte weg rijden we een bijbels aandoend landschap binnen. Tot aan Kent dalen we af. De wind is weer hard dus moeten we blijven trappen. Maar ondanks dat kunnen we door het afdalen wel op een lekkere snelheid cruisen.
Na Kent gaat de route op de shoulder langs interstate 10. Dat is in enorm contrast met de eerste uren. Van nauwelijks auto’s gaan we naar een veelvoud van vrachtauto’s die elkaar vaak genoeg met grote snelheid inhalen. De shoulder is 2 meter breed maar toch fietst het niet prettig. Sowieso omdat de shoulder vol ligt met allerlei rotzooi. Na 30 kilometer kunnen we van de shoulder op een zogenaamde frontage road. Het is een soort van geteerde ventweg (ik denk dat het voorheen de oude weg is geweest), die we bijna helemaal voor onszelf hebben. De wind is heftig. We zien langs de snelweg borden staan met de tekst ‘Waarschuwing, hoge windsnelheden’. Dat zal wel betekenen dat het vrij normaal is. We zien in de velden verderop ook steeds mini-twistertjes. We voelen ze ook regelmatig, want dat zijn de momenten dat onze snelheid ineens een paar km per uur minder is. We zetten ons verstand op nul en proberen zo goed en zo kwaad als het kan een ritme te vinden. We zijn hard aan het werk om de laatste 20 kilometer van de dag te volbrengen. 10 kilometer voor Van Horn kunnen we onder een viaduct even uit de zon én even uit de wind. Heerlijk. We stappen van de fiets af en zijn helemaal daas. Ook van vermoeidheid maar vooral door die heftige Texaanse wind.
We checken in bij de Days Inn. Een korte wandeling door het dorp leert ons dat Van Horn bijna alleen maar bestaat uit motels en food ketens. Het strekt zich uit over 5 kilometer. Het gourmet restaurant dat we op het oog hebben, Pizza hut, blijkt aan de andere kant van het dorp te zijn. We krijgen gelukkig een lift aangeboden van de vrouw die ons dit nieuws brengt. De enige supermarkt in Van Horn blijkt tegenover de Pizza Hut te zitten. Nadat we daar even naar binnen zijn gegaan, liften we ook maar weer terug naar de Days Inn. Na een dag van bijna 140 kilometer hebben we niet heel veel zin meer om ook nog 5 kilometer te lopen. Wij hebben onze beweging voor de dag wel gehad!
30 kilometer van downtown El Paso, zondag 7 mei 2006
Wat een dag, wat een dag. Alles loopt lekker vanaf het moment dat we op de fiets stappen. In ons achterhoofd spelen we met de gedachte om rechtstreeks naar Charly & Kamala toe te fietsen. Wanneer we het in 2 dagen doen, dan betekent dat dat we bij hun huis aan komen uren voordat zij terug van hun werk zijn. Dat betekent dat we uren lang in onze vieze fietskleren moeten rondlopen en dat het min of meer een verloren middag zal zijn. Toch besluiten we niet meteen om de sprong van rond de 180 kilometer te wagen. We spreken met elkaar af dat we steeds in ieder geval naar plaats X willen komen. Maar daar aangekomen, gaat het zo lekker dat we besluiten om dan in ieder geval naar de volgende plaats door te fietsen. De wind, die ons 100 kilometer lang flink tegenzit, lijkt ons niet te deren. Het beetje klimmen dat we doen, gaat ons moeiteloos af. We kunnen door. We willen door. Zeker wanneer we, terwijl de middag op z’n einde loopt, nog maar 15 kilometer van Charly en Kamala’s huis verwijderd zijn. Het worden er, door een verkeerde afslag mét heuvel, uiteindelijk 20. We hebben bijna 9 uur OP de fiets gezeten. Op onze snelheidsmeter zie ik 186,91 kilometer staan. Wauw, dat we dat in een dag zouden fietsen hadden we nooit verwacht of bedacht! Het geeft een enorme kick. Het geeft zoveel energie dat we ondanks de vermoeide lijven nog enorm genieten van de fantastische gastvrijheid van Charly en Kamala. Beiden zijn ze leraren die zodra de zomervakantie begint op hun tandem stappen om het liefst zo kort mogelijk voor het einde ervan weer terug te komen naar huis. Bij aankomst staat het eten al in de oven. Wanneer Ellu en ik opgefrist zijn, brengen we een gezellige avond met ze door, pratend over fietsen, vrijheid en tandems.
El Paso, woensdag 10 mei 2006
El Paso is een beetje een teleurstelling voor Ellu en mij. De post die we hier naar toe hebben op laten sturen, is niet op het hoofdpostkantoor af te halen; we moeten helemaal naar een postkantoor bij het vliegveld. Een behoorlijke onderneming. Wanneer we het op gaan halen, blijkt nog niet alles te zijn aangekomen. Het wordt doorgestuurd naar een plaatsje waar we pas over 3 weken zijn! Ook zijn we in El Paso voor een extra dag omdat Ellu ziek is. Heel vervelend is ze ziek geworden door onze lunch bij het verschrikkelijke Hooters. Op weg naar de post is het onze enige mogelijkheid om te lunchen in de buurt van de overstaphalte. Het is werkelijk een verschrikkelijke tent. Tot de nok gevuld met bijna alleen maar mannelijke klanten. Het vrouwengehalte wordt bepaald door slanke schaars geklede langharige dames. Ze dragen een soort van strak gymnastiekpakje waardoor je zelfs een tampon nog zou kunnen zien zitten. Ik betwijfel of het het lekkere eten is dat deze mannen brengt naar deze fast food joint. De naam alleen al geeft een indicatie van niveau van de tent. Zie je het al voor je dat je gaat lunchen in een ‘restaurant’ met de naam Tieten! Het is trouwens een keten net zoals Mc Donalds. Onvoorstelbaar vind ik het. We blijken duidelijk niet op de goede plek te zijn, maar dat hebben we ook pas door nadat we nagestaard naar een uithoek lopen én dan de serveersters zien lopen. Ik voel me vee. En ik snap het niet wat een man bekoort om in geilheid zijn vette burgers en patat te verorberen. Ik snap ook niet dat een vrouw daar wil werken. Het zal wel zijn omdat ik, inderdaad, een vrouw ben!
Niet alleen de post is een teleurstelling. Ook het hotel in de downtown area (het ‘centrum’) is dat. Het heeft geen airco dus het is benauwd in de kamer én de springveren van het bed drukken tegen onze ribben aan. Ik slaap niet heel erg lekker in het bed. Ook is er geen Starbucks in het centrum. Het alternatief, Lumenbrite, kunnen we in eerste instantie niet vinden. Dat terwijl we zo enorme zin hebben in koffie. Het is trouwens vaak niet alleen de koffie waar het ons omgaat. Meestal hebben de Starbucks van de wereld ook een prettige zitgelegenheid. Daar zitten we dan vaak een tijd. Ellu leest een boek of de krant en ik werk er op mijn Psion.
Bij Lumenbrite kan ik ook de computer gebruiken, maar dat kost 6 dollar per uur. Bij gebrek aan een bieb dichtbij doen we het ermee. Soms is het dan goed dat ik me bedenk dat ik ook een koffie drink van 4 dollar. Waar ik van baal, is dat het ding aan alle kanten beveiligd is. Bloggen lukt daardoor niet en foto’s uploaden kan alleen maar via het web, 5 foto’s per keer. Van de koffie van 4 dollar geniet ik tenminste nog!
Ons bezoekje aan Mexico is ook tegengevallen. In de ochtend lopen we naar de grensovergang en we zien dat het richting USA erg druk is. Ook is volledig onduidelijk wat wij als Europeanen wel/niet mogen doen. Dus lopen we daar rond als kippen zonder kop. Ellu presteert het om BIJ EEN GRENSOVERGANG over muurtjes heen te klimmen, door de langzaamrijdende auto’s naar de andere kant van de weg. Dat blijft niet lang onopgemerkt dus worden we door de Amerikaanse douane teruggeroepen (en gelukkig niet meteen neergeknald). We hebben onze onnozele kippetjes-act maar even doorgezet. Gelukkig zijn de heren erg sympathiek en mogen we door naar Mexico, naar Ciudad Juarez. Het is vooral interessant wanneer je wat goedkope zooi wilt kopen. Maar dat willen we niet want op de fiets hebben we er geen plek voor. Opvallend is wel het grote verschil tussen de twee landen. Nu snap ik nog beter dat mexicanen graag naar de VS willen. Het lijkt op een derde-wereld-land. Het doet op een bepaalde manier ook Aziatisch aan: rammelende oude bussen, goedkope troep in stalletjes langs de kant van de weg, veel meer levendigheid, veel meer drukte. Ik heb ook daar even geen behoefte aan dus ben ik blij wanneer we terug zijn en rustig kunnen lurken aan een koude koffie frappé bij Lumenbrite.
Aan het einde van de middag verwisselen Ellu en ik nog even een vouwband voor een gewone band en daarna gaat het ineens met Ellu helemaal fout. Acuut moet ze heftig kotsen. Ze heeft buikpijn en diarree. Vooral het kotsen blijft de hele avond doorgaan. Zelfs als er niets meer te kotsen valt. Wat een tegenvaller. We kunnen dus nog niet vertrekken. Ook ‘s ochtends bij het opstaan, gaat het eerst nog verkeerd. Bij de eerste beweging moet ze overgeven. Ze heeft ook wat verhoging. Bij een drogist haal ik ORS om uitdroging tegen te gaan en een colaatje. Ook dat helpt erg goed tegen misselijkheid. Ellu gaat naar bed en ik ga mijn eigen gang.
Er blijkt een bieb te zijn op 20 minuten lopen van het hotel. Ik heb toch niets te doen dus na eerst een latte te nuttigen, breng ik een bezoekje aan deze bieb. Het is er lekker rustig en omdat ik alle tijd heb, kan ik alle klusjes doen, die ik op mijn lijstje had staan. Ellu heeft de hele ochtend geslapen. Gelukkig niet meer overgegeven, maar helemaal goed voelt ze zich nog niet. Of we morgen al kunnen vertrekken; dat denk ik niet. Het is niet anders. Dat Ellu goed aansterkt, is het allerbelangrijkste.
Las Cruces, vrijdag 12 mei 2006
We zijn blij dat we Las Cruces (New Mexico trouwens) hebben gehaald. We zijn allebei toch nog niet helemaal in orde. Niet alleen Ellu heeft in El Paso de wasbak vol gekotst; ook ik heb mijn steentje (eigenlijk: popcorn) bijgedragen! Ook bij mij komt het heel plotseling. Overdag heb ik nergens last van. We zijn zelfs nog terug gegaan naar het postkantoor voor onze poste restante (één zak drop is aangekomen) en hebben twee filmpjes gepakt bij de bioscoop in de buurt van Hooters. Misschien was het aangezicht alleen al voldoende voor mij om er misselijk van te worden.
Het lukt me vanochtend om gewoon te eten. Ik voel me nog wel shaky maar ik denk het aan te kunnen om naar Las Cruces te fietsen. Na 30 kilometer merk ik dat deze excercitie toch wel iets teveel van mezelf gevraagd is. We besluiten om in Vinton in het enige motel dat er is te overnachten. Onze prepaid mobiel heeft dekking dus bellen we eerst even. Helaas blijkt het motel vol te zijn. Terug is geen optie. Doorfietsen dan maar. We doen dat omdat ik vooral last heb bij de stops. Op de fiets voel ik me beter. Gelukkig is het vlak en fietsen de kilometers makkelijk weg. Vlak voor Las Cruces, bij onze laatste stop, trek ik het bijna niet meer. Ik heb het gevoel dat ik any moment kan overgeven. De zon en de inspanning eisen hun tol. Ook Ellu voelt zich nog slapjes. We kijken dan ook uit naar een goed bed in een motel met airco. Las Cruces heeft ladingen motels, maar wat we niet weten, is dat het weekend in het teken staat van een baseball game, high school graduation en moedersdag. We mogen in onze handjes knijpen dat we nog een kamer kunnen krijgen in de Best Western. Vanwege alle speciale gelegenheden 2 x duurder dan normaal, zonder ijskast, microwave of gratis ontbijt. Ondanks dat nemen we ‘m graag. Na het douchen storten we in bed. De hele middag slaap ik door. Gelukkig gaan ‘s avonds het fruit en een gezonde maaltijd er goed in. Ik lijk weer in orde te zijn.
Caballo, zaterdag 13 mei 2006
Het fietsen is vandaag weer goed gegaan. Ook het ontbijt van vanmorgen valt goed. We kunnen in Hatch overnachten als we ons conditioneel nog niet goed genoeg voelen. Maar daar aangekomen, merken we dat het niet nodig is. Allebei voelen we ons goed. We gaan dus door. Ook vandaag is het niet al te zwaar fietsen. Helaas is de directe omgeving niet heel mooi. Er ligt veel rotzooi langs de kant van de weg. De dorpen waar we door heen komen, zien er ook behoorlijk armoedig uit. Het komt ook doordat het droog en kaal is met vrijwel geen beplanting. Sommige stukken rijden we langs Pecan & Chile farms. De Chile-velden zien er kunstmatig groen uit. Ook de Pecanboomgaarden vallen door hun groenheid uit de toon. Het geeft wel variatie. Mooi zijn de bergen in de verte. Die sieren het landschap. Al met al zitten we lekker op de fiets en besluiten om naar het RV-park te gaan met cabins. Zo kunnen we in ieder geval de hitte uit wanneer we dat willen. Het RV-park dat cabins heeft, is ook het RV-park wat het meest dichtbij de start van de klim naar de Emory pass is. Wanneer we bij het RV-park aankomen, hebben we geluk: Ellu is eerder bij de office dan een groep mensen, die duidelijk ook interesse hebben in de 2 cabins die er zijn. Hun feestje gaat niet door. Ik heb geen medelijden tenslotte kunnen zij met de auto makkelijk door en voor ons is dat wat lastiger. De cabin is eenvoudig maar staat op een geweldige plek. We kijken uit op een prachtige bergketen!
Hillsboro, zondag 14 mei 2006
Omdat vandaag een korte dag is, wat de afstand betreft – ontbijten we in de Barbershop café in Hillsboro. Het is een historisch stadje. Dat betekent dat langs de hoofdstraat een aantal oude gebouwen staan. Zoals dit café dat oorspronkelijk – jawel, een herenkapper is geweest. Het is goed dat het een korte dag is want gelijk vanaf Caballo zijn we aan het klimmen geslagen. In verband met de hitte zittten we ook vanochtend al weer vroeg op de fiets. Na een slechte nacht op het harde bed met plastic matras. Ik heb enorm liggen zweten en ook dat maakt mijn nacht onrustig. Dat Ellu en ik voor het eerst tegelijkertijd in een dip zitten (zaten) heeft waarschijnlijk ook aan de slechte nacht bijgedragen. Vanaf El Paso zitten we allebei niet lekker in ons vel. Dat we beiden ziek zijn geworden, is een domper op de high die we hebben op de dag van ons record inclusief de warme ontvangst van Charly & Kamala. Feitelijk is er niets mis met El Paso zelf, want het heeft alle ingrediënten die wij zoeken in een stad. Maar het hotel is het niet. Ik heb me er geen moment prettig gevoeld. Ook het fietsen naar Las Cruces is gewoon niet slim geweest. We waren allebei nog niet beter. En dan aankomen in een weekend dat we blij mogen zijn dat we nog een veel duurdere kamer hebben kunnen krijgen, helpt ook niet. Zo’n beetje alles zie ik in mineur. Mijn houding is niet echt positief te noemen. Ook Ellu is niet haar gewone beminnelijke zelf. We hebben met elkaar afgesproken dat we ons best doen om ook weer positieve dingen te zeggen. Tegen elkaar, over elkaar, over de omgeving, over het fietsen.
Uiteindelijk, 5 kilometer voor Hillsboro, gaat de weg de heuvels is. We fietsen bijna door, wanneer we een naar ons idee dode slang midden op de weg zien. Maar ik zie ‘m nog bewegen, dus stoppen we maar even. Goede keuze, want wanneer een auto van de andere kant ‘m bijna overrijdt, zien we ‘m terugglijden naar de berm. Vlak voor Hillsboro dalen we weer af. Een heerlijke afdaling door een landschap dat mij doet denken aan de maan (vorige reis). Hillsboro ligt op ongeveer 1725 meter hoogte. De pas ligt zo’n 1000 meter hoger. In percentage omgezet lijkt het een piece of cake maar mijn ervaring met de Fort Davis pas vergeet ik niet snel, dus zal ik zo’n klim niet snel meer onderschatten.
Na Hillsboro gaat de klim weer geleidelijk aan verder over een weg die steeds meer tussen de bergen ingeklemd lijkt te raken. Prachtig, prachtig. Onbeschrijflijk mooi. In Kingston krijgen we ongewild nog een voorproefje van wat ons richting de pass te wachten staat. We fietsen namelijk te ver. Zelfs voor een groot deel mét de sleeprem er nog op. Het gaat zelfs met sleeprem erop prima dus voor de klim naar de pass lijken we niets te vrezen te hebben. Terug in het dorp vinden we de Black Range Lodge. Fietsers kunnen voor de helft van de prijs overnachten dus i.p.v. in de tent slapen we ook vannacht weer in een echt bed. De sfeer in de Lodge is erg aangenaam. Van eigenaar Pete krijgen we een hartelijk welkom. Tijdens de tour van het huis zien we niet alleen het hele huis, maar ook alle mensen die er wat te doen hebben. We ontmoeten ook Betty, zijn schoonmoeder. Een zeer vitale vrouw van 82, die het aanbod om een rondje achterop de tandem te zitten, van harte aanneemt. Na veel geklets met Pete en later met Betty staan we om 2 uur eindelijk onder de douche. Opgefrist en wel eten we wat in de keuken. En de gezelligheid gaat ook daar weer gewoon door. Dit huis zit boordevol goede vibes. Na onze dip kunnen we dat erg goed gebruiken.
Wat is het toch makkelijk om in een negatieve spiraal te raken. Het is tot nu toe, vanaf de start, alleen maar leuk geweest, goed gegaan. Zonder echte tegenslag. En omdat we zo op een high zaten, lijkt het of de tegenslagen harder zijn aangekomen. En wat is het toch ook eenvoudig om er weer uit te komen door een goeie dag als vandaag. Wat mij betreft, ben ik weer uit de dip en op de goede weg. Wat hebben we een lekker dagje vandaag.
Kingston, maandag 15 mei 2006
Door alle gezelligheid loopt ons ontbijt behoorlijk uit. We zijn klaar om te gaan maar horen over hoe mooi de route naar de Gila Cliff Dwellings is. We horen over meer dingen dat ze erg de moeite waard zijn. We leggen uit dat de route naar de Gila Dwellings ons 4 dagen fietsen kost. Al pratende komen Ellu en ik er op uit dat we de cliff dwellings gaan bezoeken wanneer we de auto in Cedar City gaan huren. Owen verstaat Silver City (75 km verderop) en opeens wordt dát een optie. Dan zegt Cathy dat we ook best in Kingston kunnen blijven en de auto mogen lenen. Misschien dat Betty ook zin heeft om met ons mee te gaan. Voordat we het weten, liggen onze spullen weer in de kamer en zittten we met Betty in de auto op weg naar de Gila Cliff Dwellings. Maar niet voordat Pete ons met een paar folksongs op weg helpt. En dan gaan we op onze roadtrip met een vrouw van bijna 82! Thelma, Louise & Betty. ‘Don’t let them take you to the Grand Canyon’, zegt Pete nog tegen zijn schoonmoeder!
Met de auto zien we hoe de route naar de Emory pass verloopt. Het lijkt allemaal prima te doen. Wat een mooie route ook weer. De weg kronkelt zich omhoog. De uitzichten zijn weer adembenemend. Ondertussen kletsen we de oren van elkaars hoofden af. In San Lorenzo brengen we eerst een bezoek aan de bakker. Deze man bakt vanuit een schuurtje en bedient met name farmers markets. Hij is ontzettend gelovig én ontzettend enthousiast. We krijgen uitgebreid te horen over de voedingsmiddelen die hij voor zijn brood en muffins gebruikt. Omdat we nog de hele dag te gaan hebben, besluiten we om aan het einde van de middag terug te komen voor een bestelling. Het is een behoorlijke rit naar de cliff dwellings. Omdat het behoorlijk op en neer gaat, neemt het tijd in beslag. Vooral de weg die er toegang tot geeft, is heftig. We dalen heel steil af naar de vallei, over een rand, die de twee heuvels lijkt te verbinden. Niet alleen indrukwekkend voor het uitzicht maar ook door de steilheid van de weg en de enorme afgronden ernaast. Ellu en ik zijn erg blij dat we dit niet met de fiets doen!
Om bij de cliff dwellings te komen, moeten we eerst een korte ‘wandeling’ maken met een behoorlijke steile klim erin. We vragen ons nog af of Betty dit wel aan kan, gezien haar leeftijd. Dat blijkt onnodig want als een fris hoentje gaat ze er vandoor. Boven bij de dwellings staat een gids die een uitgebreide toer geeft. Ellu en ik haken na een uur af maar Betty blijft geïnteresseerd. Al met al gaan we na 2 uur weer op weg naar huis. Inmiddels is aan één kant de lucht zwart. Bliksemschichten doorklieven de lucht. Doodeng, maar ook prachtig vind ik het. Gelukkig haalt het slechte weer ons niet in dus kunnen we met een gerust hart de steile smalle weg terugnemen. Op de terugweg gaan we ook weer naar de bakker. Daar krijgen we een toertje op zijn land. Het is een zeer enthousiaste man, die in het gesprek ook Jezus aanhaalt. Meestal gaan bij ons dan de nekharen overeind staan maar deze keer niet. De man is namelijk niet opdringerig met zijn geloof, maar haalt Jezus in het gesprek aan zonder prekerig te worden. Na de bakker rest ons nog de rit over de pas terug naar Kingston. Ook terug is het mooi. Het regent een beetje. De regen op de weg geeft stoom, waardoor het een wat mystieke sfeer geeft. De herten die we langs de kant van de weg zien staan, dragen er nog een steentje aan bij. Rond half 8 rijden we het erf op. Ellen en ik zijn behoorlijk moe van deze dag, maar Betty gaat – vol met energie – door naar de volgende activiteit. Wat een vitaliteit!
Silver City, dinsdag 16 mei 2006
Bij het opstaan vanochtend ruiken we het versgebakken brood weer. We genieten van het gezonde ontbijt, nemen afscheid en stappen op de fiets. We weten zeker dat we deze mensen ooit nog een keer gaan zien bij ons in Utrecht.
Door de verkenning van de pas gisteren weten we wat er komen gaat. We hebben ongeveer twee uur nodig om naar de pas te komen. De klim is zeker niet zo zwaar als de klim naar de pas in de Davis mountains. We dalen ook weer af naar San Lorenzo om daarna opnieuw te beginnen net klimmen. Rollend met af en toe nog fikse klimmetjes komen we bij Silver City. Daar checken we in in een motel om vervolgens nog naar downtown SC te gaan. Voor het eerst sinds lange tijd eten we in een echt restaurant. Een keer geen hamburger met friet. Met een flesje rode wijn ernaast genieten we van het goede leven.
Buckhorn, woensdag 17 mei 2006
Rond 7 uur zitten we op de fiets. Het is een eenvoudige fietsdag want het merendeel dalen we, met een lekkere snelheid, af. Het landschap verandert weer. Wat opvalt, is dat de heuvels rooier lijken te worden. Omdat we geen lange dag inclusief de beklimming van een pas willen doen, strijken we na 60 km neer in Buckhorn. Er is hier helemaal niets te doen, maar er is wel een RV-park. Voor het eerst sinds twee weken komt de tent weer uit de zak. Dat zal wel ff wennen zijn! Gelukkig hebben we schaduw bij de tent, want anders was het niet om uit te houden geweest. Ik vind het een lange dag omdat er verder helemaal geen afleiding is, maar ook omdat het te heet is om in de volle zon een pas te verzetten. Gelukkig koelt het ‘s avonds af. Dat is dan weer het voordeel van op ongeveer 1400 meter hoogte zitten.
Apache reservaat, maandag 22 mei 2006
We zijn weer in beweging na 4 dagen in Safford geweest te zijn. Ik voel me weer helemaal beter. Was dat niet het geval geweest dan waren we ook zeker nog niet op de fiets gestapt.
De dag van Buckhorn naar Safford is een lange dag. Dat weten we van te voren. We weten ook dat we die dag een pas over moeten, om voor de plaats van bestemming nog eens een fikse bult te nemen. Het gaat eigenlijk allemaal voorspoedig. We gaan de pas over zonder problemen. De klim wordt beloond met een prachtig uitzicht over het dal waar we Three ways in de verte kunnen zien liggen. Vanaf de top naar Three Ways dalen we bijna alleen maar af. Het eerste stuk is steil via verschillende haarspeldbochten. Dan daarna is het meer geleidelijk over een weg die over de richel van één van de bergen is gelegd. Het is door het landschap waarin we rijden een spectaculaire afdaling. Het is zo mooi! Zo ontzettend mooi! In Three Ways aangekomen zijn we ongeveer 600 meter lager dan dat we waren op de top van de pas. Stukken lager en meteen ook stukken heter. Bloedheet zelfs. We tanken bij bij het pompstation. Uitgebreid omdat we kunnen zien wat ons nog te wachten staat: een pittige klim in de gloeiende zon. In de ochtend had ik nog geklaagd over last van mijn maag/buik, maar in Three Ways lijkt het helemaal weg te zijn. Ik zeg dat zelfs nog expliciet tegen Ellu. Voordat de klim begint, dalen we vanuit Three Ways eerst nog af. Weer spectaculair. Vanwege de steilte en vanwege de ligging van de weg. Het lijkt erop dat ze in Arizona gedacht hebben ‘gewoon doortrekken die weg’ zonder er rekening mee te houden dat er ook nog mensen over moeten rijden. Dan begint de klim. Het is steil en het is heet. Hard gaan we zeker niet. Omdat het zo steil en zo heet is, stel ik aan Ellu voor om even te stoppen. Er is helemaal niets aan de hand. Geen last van de hitte, niet reeds buiten adem en geen enkele last van maag/buik. Gewoon even stoppen omdat het me slimmer lijkt om de klim rustig aan te doen. Wanneer we stil staan, word ik ineens heel naar in mijn maag. Mijn maag draait zich om en om en om. Ik weet niet hoe ik het heb. Mijn helm maak ik los, omdat ik het benauwd heb. Ik wil van Mien af want het voelt alsof ik mijn ingewanden eruit wil kotsen. Ik zeg tegen Ellu dat ik er af wil en dat is het laatste wat ik me herinner totdat ik Ellu mijn naam hoor roepen. Heel zacht en heel ver weg. Gedesoriënteerd kom ik bij en zie dat ik op de grond lig met één been nog over de stang. Ellu probeert ondertussen Mien nog overeind te houden zodat ze niet op me valt. Weer bij bewustzijn sta ik op. Het is duidelijk dat we die dag niet meer op de fiets zullen stappen. Ellu zet me neer op de grond, met een paraplu boven mijn hoofd. Ze is enorm geschrokken, dacht dat ik dood ging en wil dat ik regelmatig even laat horen dat ik nog bij ben. Ondertussen probeert ze een pickup aan te houden voor een lift naar Safford. Het is ongelooflijk maar niemand stopt. Normaal als we even stil staan langs de kant van de weg stopt er altijd wel iemand om te vragen of alles OK is. Nu, nu Mien met haar wielen in de lucht ligt, ik als een hoopje ellende met een pluutje langs de kant van de weg zit en Ellu met de schrik nog op haar gezicht probeert een lift te krijgen, stopt er niemand!
Na een klein half uur treedt ze wat dwingerder op. Eindelijk stopt er dan iemand. Marshall brengt ons naar een motel in Safford. We vliegen over de weg. Ondanks alles zien we hoe prachtig mooi de rit naar Safford is. Vooral zien we dat we de klim bijna af hadden. We zien ook dat we een afdaling van een km of 40 missen. Letterlijk zien: het is een lange rechte weg van boven aan de berg tot helemaal aan Safford. Maar beiden zijn we blij dat we snel in Safford zijn. Nadat we in de Comfort Inn (what’s in a name?) zijn ingecheckt, gaan we meteen naar de eerste hulp van het ziekenhuis. We weten inmiddels dat wanneer we een dokter nodig hebben, dat we niet zomaar bij een huisarts naar binnen kunnen lopen. Bij de ER kan dat wel zonder problemen. Daar word ik compleet binnenste buiten gekeerd. Een prettig idee want eigenlijk weten we niet goed wat er aan de hand is. Ook ben ik met mijn hoofd op de grond gevallen, dus beter teveel gecheckt dan te weinig. Ik krijg zelfs een cat scan. Terwijl we wachten op de uitslagen, word ik aan het infuus gelegd met elektrolyten. De eerste diagnose is namelijk dat ik uitgedroogd zou zijn. Gelukkig is er niets ernstigs aan de hand. Ik heb een virus en dat moet ik uitzieken. De tests laten ook zien dat ik voldoende heb gedronken. Geen uitdroging dus. Een kleine overwinning omdat ze er in het ziekenhuis zo zeker van waren dat dat het was. Terwijl Ellu en ik zeker weten dat we als het daar om gaat bijzonder goed opletten en veel drinken (inclusief de consequentie van veel plassen, helder plassen). Na uren in het ziekenhuis kan ik eindelijk naar bed. Ik slaap en slaap en zo gaan de dagen voorbij. Dan opeens gaat het de hele middag goed en de hele volgende dag. Ook gaan we ‘s middags naar de bioscoop en zonder problemen kan ik de geur van alle enorm gigantisch grote bakken popcorn aan. Ik ben weer klaar voor Mien.
Om half 6 zitten we op de fiets. Vandaag is een dag van over de 100 km. Spannend om zo’n dag te doen net na het ziek-zijn. We hebben geen keuze om eerder te stoppen. Er is gewoonweg niets tussendoor. De eerste 60 kilometer zijn makkelijk. Daarna komen er wat kleine heuveltjes aan, maar ook die gaan goed. Het begint wel ineens te waaien. Met hele harde windstoten. Na onze break in Peridot gaat het heuvel op naar Globe. Er is werk aan de weg en dat werkt in ons voordeel. We hebben de weg voor een groot deel voor ons zelf. Maar goed ook, want ik moet met Mien in het midden van de weg rijden. De windstoten zijn zo heftig dat we regelmatig meters opzij worden geduwd. Wanneer we op de smalle vluchtstrook hadden moeten rijden, met een afgrond ernaast van enkele meters diep dan had dat nog wel eens heel spannend kunnen worden. Ik weet niet of we het dan fietsend hadden gered. Het is pittig fietsen. Ook omdat we een lang stuk over net geteerde weg rijden. Niet alleen hebben we last van de wind, niet alleen zijn we aan het klimmen; we rijden ook nog zwaarder omdat er steeds meer steentjes door het teer aan onze banden blijven kleven. Na 114 km vinden we het welletjes. We stoppen bij het Apache Gold Casino Resort in de hoop dat ze betaalbare kamers hebben. Dat is gelukkig het geval, dus zitten we ineens in een motel met een casino in een indianenreservaat. We hebben maar even een gokje gewaagd en maar liefst 8 dollar verspeeld!
Apache Juntion, dinsdag 23 mei 2006
Ellu is jarig. 43. We vieren het met een dagje fietsen. Ook vandaag zit er weer een klim in het pakket. Dus staan we op om half 5 zodat we bij het eerste licht op de fiets kunnen zitten en voor de ergste warmte er weer af zijn. Het is nog lekker koel. Zo koel zelfs dat we de eerste 25 kilometer met fleece fietsen. De klim valt mee. Het is niet te steil en nog niet warm. In een uurtje zijn we op de top van de pas.
De afdaling is zinderend. Het is ongelooflijk dat er zo’n mooi landschap bestaat. Het is ongelooflijk dat wij op onze oranje fiets door deze roodgetinte canyon KNALLEN. We gaan hard, maar voor de meeste auto’s niet hard genoeg dus de inhalende auto’s geven net die extra spanning, waardoor ik het op momenten als één grote thrill ride ervaar. Nog leuk genoeg om er van te kunnen genieten, maar ook zo spannend dat ik zo af en toe wil stoppen om even op adem te komen. Maar ook om van deze adembenemende scenery te genieten.
Na reeds 12 km van afdalen, komt DE tunnel. Op onze kaart hadden we er al over gelezen. We worden gewaarschuwd dat we er vooral erg voorzichtig moeten rijden. Wanneer we de tunnel zien, zeggen we nog lachend tegen elkaar ‘Is dat nou DE tunnel?’ We kunnen het licht aan de andere kant zien! Inmiddels hebben we weer vaart en inmiddels zitten er twee auto’s achter ons. De bestuurders hebben ons in ieder geval gezien vóórdat we de tunnel ingaan. We rijden de tunnel in. Door het gebrek aan licht én doordat ik mijn zonnebril op heb gehouden (stom!) raak ik gedesoriënteerd. De muur en de weg zijn nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Ik had al wel voor de tunnel afgeremd maar we gaan nog steeds snel. Te hard afremmen durf ik ook niet omdat de twee auto’s achter ons het in hun hoofd halen om ons in deze nauwe tunnel in te halen. De tweede auto dendert ons zelfs voorbij met een enorme aanhanger. Beide auto’s hebben geen licht. Ik voel me ingeklemd tussen de passerende auto’s en een muur, waarvan ik niet zeker weet waar die begint of ophoudt. Dit is eng. Heel eng. ‘t Enige dat ik kan doen, is me concentreren op het licht recht voor me. Dan zijn we er weer uit. De hele episode heeft misschien maar 30 seconden geduurd. Het zijn de langste 30 seconden in mijn hele leven tot nu toe. Vlak na de tunnel MOET ik stoppen. Ook Ellu heeft knikkende knieën. Dit was he-le-maal niet leuk. Wij blij dat er in de verre verte even geen vrachtwagens te bekennen waren, want de runaway truck ramp (een noodhelling naast de weg om af te kunnen remmen) vlak na de tunnel voor losgeslagen onbestuurbaar geraakte trucks laat ons zien dat het daar niet altijd feest is. We dalen nog een aantal kilometers af naar het plaatsje Superior, al waar we even stoppen om weer bij te komen. Wat een belevenis!
Vanaf Superior tot aan Apache Junction is het bijna alleen maar afdalen. We rijden door heuvels bezaaid met van die grote meerarmige cactussen. Het ziet er heel grappig uit. Die cactussen zijn echt enorm en spreken enorm tot de verbeelding! Door werk aan de weg hebben we ook de mazzel dat we voor een lange tijd de weg voor onszelf hebben. We delen de weg alleen met twee andere fietsers. Twee duitse jongens waarvan de 1 wel en de ander geen engels spreekt. Aardige jongens maar de engelssprekende jongen is een beetje teveel aan het regelen waar en wanneer we elkaar weer gaan zien. Vast uit goede bedoelingen, maar wij hebben er niet zo’n behoefte aan.
Helaas is het 20 kilometer voor Apache Junction over met de fietspret. De weg wordt een snelweg met veel verkeer en met uiteindelijk ook een rot shoulder. De engelssprekende jongen fietst redelijk op de weg. Ik fiets ernaast op de shoulder (waar ruimte genoeg is voor twee). Ellu wordt er naar van te zien hoe rakelings de vrachtwagens langs hem heen gaan. We zakken maar iets af. En we besluiten ook om even te stoppen. De jongens zijn al op een paar honderd meter afstand wanneer we stoppen. Na onze stop blijkt dat zij een halve kilometer verder ook zijn gestopt. We passeren ze weer en groeten. De engelsprekende jongen groet niet terug. Zou hij gepikeerd zijn dat we zijn gestopt zonder dat aan hen mee te delen? We weten het niet. Ook later wanneer zij ons weer inhalen, zegt hij niets. Wel vreemd, zeker omdat we kort daarvoor nog een leuk gesprek met elkaar hebben gevoerd. We zullen het waarschijnlijk nooit weten, want ze fietsen sowieso sneller dan ons. Wij gaan onze eigen gang en misschien waren zijn verwachtingen anders. Misschien dacht hij ‘leuk, daar ga ik ‘s lekker mee kletsen’ of ‘leuk wanneer we elkaar na het fietsen ook zien’. Of misschien heeft hij tijdens de stop wel ruzie gehad met zijn collega-fietser. Wat leuk is dat toch: voor andere mensen invullen…….
In A.J. checken we in bij de Best Western. Het is nog lekker vroeg. We eten een pizza bij Cousin Vinnie’s en doen boodschappen bij Food City. Dan is het drie uur. Tijd voor een dutje.
Wickenburg, donderdag 25 mei 2006
Twee weinig spannende dagen achter de rug. Van Apache Junction is het nog een goeie 90 kilometer naar Peoria. Ellu en ik hebben woorden op de fiets. Bij een Starbucks aangekomen, zit onze ‘ruzie’ nog steeds in de weg. Daardoor geniet ik niet voor de volle 100% van de eerste Starbucks sinds El Paso. We praten er, ook op de fiets verder over. Dat is dan toch een zeer groot voordeel van fietsen op een tandem!
We komen in Peoria aan in één grote shoppingmall. Helaas hebben we de pech dat bij Peoria een groot sportstadion is en dat er allerlei baseball teams komen om Memorial day (maandag 29 mei) te vieren. De kamers zijn dus duurder en kortingcoupons doen ze dan niet aan. Omdat we de hitte uit willen (41 graden), doen we de dure kamer maar gewoon. Gelukkig krijgen we nog wel korting omdat we lid zijn van de ANWB. Dat is iets dat we nog maar recentelijk hebben ontdekt! Het is zo enorm heet dat we eigenlijk wel blij zijn met al die gekoelde shopping malls om ons heen. We brengen er in één een paar uurtjes door en komen er natuurlijk met 2 horloges uit. Wat voor ons spreekt: ze zijn zwaar in de aanbieding. Dat kunnen we NIET laten liggen. We gaan ook nog op zoek naar een supermarkt, maar helaas kunnen we die niet vinden. Het kleine stukje dat we buiten doorbrengen is moordend. Enigszins door de hitte bevangen, gaan we snel weer terug naar onze door airco gekoelde motelkamer.
Van Peoria is het nog zeker 20 kilometer voordat we alle bebouwing achter ons laten. Bij elkaar dus 110 kilometer van aaneengesloten bebouwing. En dat midden in de woestijn. Dat mensen er willen wonen met die verstrengende hitte!
Het enige spannende van de rit naar Wickenburg is dat we in één dag twee verschillende nummerborden van Arizona vinden. Die kunnen we mooi aan onze collectie toevoegen.
Wickenburg zelf is een aardig stadje. Aan het plaatsje zelf, de restaurants die er zijn en aan de toeristenfolders kunnen we zien dat we op weg naar de Grand Canyon zijn. Er is ook een heuse coffee shop met latte’s! Helaas heeft Ellu last van haar buik. Ze voelt zich niet zo lekker. Déja-vu!?