San Francisco naar Vancouver, Canada
San Francisco, zondag 2 juli 2006
We doen niet veel in San Francisco behalve rondlopen, wat shoppen, lunchen en koffie drinken. Het is een aangename stad om in te zijn, ondanks de vele vele zwervers en ‘vreemde’ mensen op straat. Het lijkt alsof met 25% van de mensen psychisch iets aan de hand is. Ik voel me vooral onprettig wanneer we langs een groep van rondhangende zwervers moeten lopen. Ellu en ik vallen sowieso erg op, meer dan de meeste toeristen, door onze lengte, door onze zon & wind geruwde gezichten en door dat we er sportief uit zien. Dat we er net even iets anders uitzien, wordt dus ook door zwervers gezien. Er gebeurt gelukkig helemaal niets, maar ik zie wanneer we langslopen dat we gespot zijn. Ik heb liever niet de aandacht op me gevestigd.
Dat er veel in deze stad gebeurt, merk ik ook aan hoe vaak er sirenes klinken. De nachtclub tegenover ons hotel is ontruimd midden in de nacht. Vanochtend hoor ik een politieman roepen ‘GET DOWN! De eerste dag lag er iemand op straat omringd door politie en brandweermannen. Ook zag ik iets dat zeer ernstig leek op een drugdeal en we hebben een arrestatie gezien van een prostituee (travestiet of transeksueel) door politiemannen in burgerkleding. Een levendige stad! En een stad die alle vooroordelen over Amerika zo weer zou kunnen bevestigen, maar dat gelukkig niet doet!
Pointe Reyes, maandag 3 juli 2006
We doen rustig aan. Pas rond een uur of 10 gaan we met Mien over de Golden Gate Bridge. De start van de route naar Vancouver! We fietsen relaxed, ontbijten in Sausalito, drinken her en der lattes, doen boodschappen, klimmen kleine klimmetjes en rollen om 5 uur de camping bij Point Reyes op. We zijn op vakantie!
Bodega Bay, dinsdag 4 juli 2006
Independence Day, een vrije dag voor de meeste Amerikanen. Een dag om de auto te pakken en te gaan toeren. Bijvoorbeeld over Highway 1, de smalle, kronkelende kustweg, waar Ellu en ik toevallig ook op zitten. De eerste paar uren gaat het nog goed. Door vroeg op te staan, is er ook nog nauwelijks verkeer op de weg. Helaas is dat na een uur of 10 afgelopen. Het is druk en het waait hard. Ik baal want in plaats van een mini-vakantie moet ik hard werken om Mien op de weg te houden. Dat Mien ook weer niet lekker schakelt, maakt het er allemaal niet leuker op. We zijn op 50 kilometer van onze geplande plaats van bestemming, maar we besluiten om eerder te stoppen.
Ik zit in grumpy-modus. Wanneer we de kampeerplek zien bij Bodega Dunes State Beach mopper ik nog wat meer door. Langs de kust zijn veel zogenaamde hiker/biker sites, speciaal dus voor wandelaars/fietsers. Dit is er zo één en er is geen recht stukje te bekennen! Ook is de vraag of de haringen het zullen houden in zand (dunes = duinen). Mopper, mopper, mopper. Na de douche voel ik me wat opgeruimder. En, de bewoners van de andere tentjes komen er ook aan. Lenie is bijna 74 jaar, komt uit Leiden en fietst van Vancouver naar San Francisco. Stephan is begin 30, komt uit Frankrijk, heeft in LA gewoond en is sinds kort op een wereldreis met fiets en fotocamera. We raken aan de praat. Mijn humeur klaart op.
Ellu en ik lopen naar de coffee shop in de buurt van het state park. Ook lopen op deze weg is een onderneming. Veel mensen lijken geen benul te hebben dat lopen op de weg zonder uitwijkmogelijkheid terwijl een auto je met volle snelheid passeert, onprettig is. We proberen dan ook zoveel mogelijk mensen ‘wijd te wuiven’. Bijna keert mijn grumpiness door het verkeer terug, maar ik wil me niet zo voelen, want niets aan, dus laat ik het mezelf niet gebeuren.
Gualala, woensdag 5 juli 2006
Het is nog donker wanneer de wekker gaat. Ik heb redelijk geslapen, ondanks dat ik heb liggen baden in het zweet. Om Lenie en Stefan niet wakker te maken, proberen we met zo min mogelijk geluid alle spullen in te pakken. Dat lukt ons goed. Wanneer we bijna klaar zijn om op de fiets te stappen, komt Lenie ons nog uitzwaaien. Toch wakker geworden. In alle vroegte beginnen we aan de rit van vandaag. Ellu in haar charmante combinatie van fietshelm, gele windstopper, roze fietsbroek en witte sokken in sandalen; ik eveneens met fietshelm, rode windstopper, zwarte lange fietsbroek en grijze sokken in sandalen. Afgetopt met oranje waterzak en zwarte handschoenen. Ja, het is koud in de ochtend.
Het is heerlijk rustig op de weg. De eerste paar kilometer hebben we allebei nodig om wakker te worden en er in te komen, maar daarna is het genieten geblazen. Het vroege opstaan, betaalt zich uit. We hebben de weg praktisch voor onszelf. Ook de wind laat nog niets van zich horen. De weg volgt de grillige kustlijn. Langzaam klauteren we heuvel op en rollen we heuvel af. Achter de heuvels klimt de zon op. Alleen op de plekken waar de heuvels laag zijn, breekt de flauwe gloed van het waterige zonnetje door.
In de verte zien we een baai volledig gevuld met een dikke mistbank. Hoe dichterbij we komen; hoe mystieker het wordt. De mistbank dunt zich richting zee meer uit. Slierten mist strelen de golven en omringen de grote rotsen in zee. Vooral één springt eruit: de blootliggende punt van de rots schittert als goud in het eerste morgenlicht. Het is als in een sprookje.
Maar ook in sprookjes past een kop koffie. Het eerste dorpje dat we inrijden, voorziet ons er in. Het is een dik uur en 16 kilometer verder. Het reist duidelijk traag over coastal highway 1. Gelukkig hebben we nog de tijd om in alle rust een behoorlijk eind te fietsen. Ookal reist het traag; het is nog steeds, ook een uur verder, voor veel mensen veels te vroeg om op deze weg te zitten.
De ‘grote’ klimmen van deze dag doen we met gemak. De moeilijkheidsgraad zit ‘m bij deze route meer in de som van de klimmen. Op zo’n dag als vandaag klimmen we bijna net zoveel als op sommige dagen in the Great Basin. Ook kunnen we nauwelijks gebruik maken van het voordeel van het afdalen. De vele scherpe bochten in de weg, die vaak genoeg ook nog net zo schuin aflopen als een wielerbaan voor stayers, maken een grote snelheid (in ieder geval voor mij) onmogelijk. We voelen deze dag dus behoorlijk in onze benen.
De wind pikt op rond een uur of negen. Nog goed te doen, maar wel al duidelijk aanwezig. Gelukkig loopt de weg als in een lus zo af en toe een stukje landinwaarts. Dan weer worden we afgeschermd door de bomen. Dat geeft ons respijt van de wind. Maar zodra de weg de kust weer raakt, raakt ook de wind de weg. Bij het verstrijken van de ochtend met steeds meer kracht en onberekenbare windvlagen. Wanneer zowel de wind en het verkeer in volume zijn toegenomen, weten we dat het tijd is om een beschut plekje voor onszelf te zoeken. Na een dag als gisteren leren we snel!
Met nog 6 kilometer te gaan naar de eerstvolgende camping lunchen we in Gualala. Het is fijn om uit de wind en van het verkeer af te zijn. Over het algemeen gedragen de automobilisten zich netjes, maar helaas zitten er altijd een paar lui tussen die bewust of onbewust een bedreiging voor ons zijn: een vrouw die ons al toeterend (als een gek) passeert, drie campers die ons voor een bocht inhalen (deze kustweg is smal en op sommige stukken nog smaller), waarbij de eerste ruimte heeft, maar de tweede en derde niet en dus een gekke inhaalbeweging moeten maken, een politie-auto die ons bijna de weg afrijdt omdat hij niet met zijn wielen over de doorgetrokken gele streep wil komen(?) en een pickup die zonder af te remmen in volle snelheid ons rakelings passeert. En dat allemaal in de laatste 30 minuten.
Wanneer blijkt dat het hotel in Gualala ‘maar’ 50 dollar is, is de keuze snel gemaakt. Door fietsen naar een private camping, 6 kilometer heuveltjes, verkeer en wind verderop is minder aantrekkelijk dan een echt bed, geen heuvels, verkeer en wind. We hebben geen eigen douche en wc, maar ach, wij zijn de eerste gasten van vandaag dus de douche is nog schoon en voor vannacht hebben we gewoon onze plasfles. Het hotel heeft een gemeenschappelijke ruimte, dus we zitten lekker binnen op de bank met een boek, psion en een glas wijn.
Richardson Grove, zaterdag 8 juli 2006
Van Gualala fietsen we naar Russian Gulch State Park. Het is een dag van verschillende emoties uiteenlopend van genieten van het fietsen in de stille ochtenduurtjes tot boosheid over het (niet) schakelen op zeer steile stukken en teleurstelling over het drukke verkeer en de harde wind. Uiteindelijk zetten we ons tentje op in het Russian Gulch State Park, nadat we door de ranger zijn verzekerd dat er geen beren zijn, maar alleen maar bergleeuwen. Het stomme is dat dat me niet bang maakt!
Een aantal kilometers voor het state park ligt Mendocino. We hebben er boodschappen gedaan. Het ziet er uit als een geinig plaatsje dus besluiten we om er naar toe terug te gaan. Niet op de fiets want dat betekent dat we weer helemaal bezweet zullen raken, maar lopen. Het lukt ons om een lift de heuvel op te krijgen naar Highway 1. Daar razen de auto’s ons alleen maar voorbij. Het loopt niet lekker langs de snelweg. Uiteindelijk keren we onverrichter zaken terug. De rest van de middag blijven we bij onze tent.
De dag is uiteindelijk een redelijke dag. Maar allebei hebben we niet het gevoel dat we op vakantie zijn. We staan vroeg op, fietsen in de kou met warme kleren aan, missen de verwachte terrasjes in de zon, hebben harde wind tegen en moeten na 10 uur uitkijken voor het verkeer op deze smalle kustweg.
Wanneer we de volgende dag na 11 kilometer Fort Bragg in fietsen, de Safeway (supermarkt), een Starbucks en motels zien, besluiten we er te stoppen. Dit lijkt een prima plek om de teleurstelling over niet uitkomende verwachtingen weg te drinken met lattes! We hebben een heerlijke relaxte dag en een goede nacht rust.
Naast het reguliere klimwerk vanaf Fort Bragg staat ook de klim (van 550 meter) naar Leggett op het programma. De eerste 25 kilometer zitten er alleen, vlak voor Westport een aantal steile klimmetjes. Wanneer we er aankomen voor onze eerste kop koffie is alles zeiknat. De vochtigheidsgraad is enorm! Ook wij zelf zijn zeiknat van het zweet, maar heel koud hebben we het niet. Het lijkt erop alsof de weersverwachting uit gaat komen (die verwachtig wel!): warmer en minder wind. Mooi!
Na Westport begint het echte werk. De klim leidt ons van de kust weg, diep het bos in. Meer zweet druipt aan alle kanten van ons af en als we stil staan, weten de muggen ons te vinden. Het klimt heerlijk zo door het bos. Overal om ons heen is het groen en naast de weg stroomt ergens een paar meter onder ons een beekje. Het kabbelende geluid begeleidt ons de heuvel op. Op sommige plekken weet de zon zich een weg te vinden door de bomen, maar over het algemeen is het een donker, dichtbegroeid, koel en schaduwrijk woud van prachtig grote bomen. Zouden dit de Redwoods al zijn?
Ook na 10 uur hebben we van het verkeer nauwelijks last. En dat terwijl het weekend is. Het maakt het klimmen door dat mooie bos een heerlijke belevenis. Het gaat zo lekker (ondanks Ellu d’r ongesteldheidskrampen) dat we pas in Leggett, dat aan de andere kant van de heuvel ligt, onze tweede uitgebreide stop van vandaag nemen. Het is elf uur, 72 kilometer en 1440 meter klimmen verder. We zijn toe aan een latte.
Bij Leggett verlaten we de 1 om de route te vervolgen op de 101. De weg is minder smal en heeft (niet altijd) een shoulder. We zijn blij met wat we kunnen krijgen. De route gaat ook vaker van de 101 af op parallelwegen. Op de eerste parallelweg zijn we zelfs bijna het enige verkeer. De fietsdag is leuk en wordt alleen maar nog leuker door dit soort kleine tractaties.
Ook wat betreft het weer voelt het als vakantie. Omdat we een stuk van de zee afzitten, is het ineens weer bijna 40 graden. Het is te warm om bij het tentje te zitten. Het café aan de overkant geeft ons precies wat we willen: een koele plek om te zitten, inclusief een latte!
Ferndale, zondag 9 juli 2006
Ellu slaapt prima; ik heb een onrustige nacht. Niet vanwege potentiële beren, maar omdat ik voortdurend wakker word. Om 4 uur lukt het me niet meer om in slaap te komen. Een uur lang lig ik te wachten totdat de wekker gaat.
Vanwege de muggen haasten we ons weg van de camping. Onze boterhammen eten we op op een bankje bij de benzinepomp. We duiken meteen het Redwood forest in. Daar zullen we de hele dag door heen fietsen, over de Avenue of the Giants, een rustige weg omgeven door hele hoge dikke Redwood bomen. Zeer imponerend om er door heen te rijden.
Er zijn een redelijk aantal plaatsjes onderweg. In het eerste plaatsje is alles nog dicht, wanneer wij er door heen rijden, in plaatsje 2 is wel koffie (maar geen latte) en nuttigen we een ontbijtje, in het derde plaatsje is wel latte, maar geen lekkere, plaats 4 drinken we een cola en in het laatste plaatsje op de route drinken we koude koffie, een sapje en eet Ellu een stuk taart. Ergens tussen plaats 2 en 3 verwisselen we de buitenband. Hij is versleten en daardoor zit er een hobbel in.
Om 1 uur hebben wij er al uren fietsen opzitten. We hebben nog 22 kilometer te gaan, weer richting de kust. Het is meteen merkbaar dat we dichter bij zee komen. De wind is hard, het is kouder en in de verte hangen de wolken laag over Ferndale. Het laatste stuk vraagt van ons nog een bijhoorlijke fysieke inspanning. Naast een aantal hele steile heuveltjes is vooral de harde wind een uitdaging. Er is echter nauwelijks verkeer. Alleen een harde wind kunnen we prima aan!
Ferndale is een prachtig plaatsje met een hoofdstraat van rijen Victoriaanse huizen (pipi langkous-huizen). Een leuke plaats om later, na het douchen, nog even in rond te lopen. Gelukkig is het ook een klein plaatsje, want voor veel lopen hebben we niet veel puf meer: we zijn allebei moe van de dikke honderd kilometer in onze benen, en van het klimwerk dat we vandaag ongemerkt toch nog hebben gedaan.
Brookings, woensdag 12 juli 2006
Eureka ligt maar 35 kilometer van Ferndale af. Het is één van de grootste plaatsen aan de westkust, die we tegen zullen komen. Vanaf het moment dat we opstaan, fietsen we in de motregen. Alles ziet er grauw uit. Het inspireert ons niet om vandaag tot grote fietshoogte te stijgen. Dus checken we in in een motel in Eureka. Het plaatsje heeft een aardig historisch centrum. We vermaken ons er prima en we hebben voor onszelf weer een semi rustdag gecreëerd.
De planning is om van Eureka naar de camping in het Redwood State Park te fietsen. Tijdens het fietsen stellen we onze plannen bij. Orick gaat het worden. Met het idee dat we geen haast hebben, lijkt ons een camping in een plaatsje met winkel en wellicht café een zeer goede optie. In Orick aangekomen, passen we ons plan meteen weer aan. Het is een deprimerend plaatsje. De motels zijn hun geld niet waard en de camping lijkt een grote dump. Dan toch naar de camping in het state park. We fietsen al de hele dag heerlijk, dus doorfietsen is totaal geen probleem.
Onderweg doen we nog een zijtrip naar een weide waar we elanden kunnen spotten. Helaas zonder resultaat. Maar wanneer we de weg inslaan naar de camping zien we in de verte een familie elanden staan. De weide is goudgeel gekleurd en wordt omringd door hoge Redwoods. We hebben zin om daar ons tentje op te zetten als afsluiting van deze wederom prettige fietsdag.
Bij de ingang van het park stoppen we, om te betalen, bij het hokje van de parkranger. Natuurlijk valt mijn oog vlak voordat we stoppen op een bord. Een bord met daarop de mededeling dat we in bear country (berenland) zijn. Mijn hart slaat over maar het is nog geen verloren zaak. Wanneer Ellu met de bedoeling om me gerust te stellen aan de ranger vraagt hoe het zit met die beren, wordt ik alleen maar banger. Ze zegt namelijk dat er wel zo af en toe beren over de camping lopen. Dat er op de camping geen berenprobleem is, dat de beren niet in de buurt van mensen komen en dat ze mensen niet associëren met eten hoor ik wel maar registreer ik allang niet meer. Toch gaan we door naar de tentsite voor hikers/bikers.
Aangekomen bij de tentsites zien we dat we de keuze hebben om of vrij geïsoleerd te staan of om onze tent op te zetten op iemand’s plek. Dat laatste is not done, dus we bekijken de andere mogelijkheden. Een site die nog redelijk in de buurt is van andere tenten heeft geen enkele rechte plek; een andere site volledig uit het zicht wel.
Op de picnicktafels is een stencil geplakt met alle dingen die je NIET in je tent moet laten liggen (een lange lijst inclusief tandpasta, deodorant). Op elke site staat een grote anti-berenbox. Ik word heen en weer geslingerd van het rationele ‘blijven, want er gebeurt ons echt niets’ tot pure angstgevoelens van ‘ga weg, ga weg hier’. Ik wil blijven, maar ik weet dat ik vanaf het moment dat we in ons tentje liggen, bevangen zal zijn door angst of dat ik bezig zal zijn om mijn angst te bezweren. In beide gevallen zal ik weinig nachtrust krijgen.
We besluiten, niet geheel in vrede, door te fietsen. Ellu is teleurgesteld en uit dat op een, in mijn ogen, vervelende manier. Op weg naar Klamath, de eerstvolgende plaats met slaapgelegenheid, barst ik in huilen uit. Ik voel me zo lullig, een last, een zeurpiet, niet serieus genomen, spelbreker etc. omdat ik niet in het berenbos durf te slapen. We zien beiden dat teleurstelling onze reacties naar elkaar toe hebben bepaald. Omgeven door hoge statige Redwoods jank ik even goed totdat ik weer in staat ben om het bos ook daadwerkelijk te zien.
In Klamath gaan we in het enige en aangename motel, gerund door twee homoheren, die naast een smaakvolle inrichting ook een poedel hebben!!!! Onze dag eindigt goed. Ondanks het moment in het berenbos hebben we heerlijk gefietst, voelen we ons enorm fit en zitten we in een lekker kamertje.
De tent staat op het tentveldje bij het RV Park in Brookings. We hebben het hele veld voor ons zelf. Het RV Park is netjes, overzichtelijk en ligt op loopafstand van het dorp. Van een meneer op de camping krijgen we versgevangen vis (ling cod) voor ons avondeten. Van de eigenares van het RV Park horen we dat dat de filet mignon onder de vissen is. Ik begrijp dat het dus een hele goede vis is. Van haar krijgen we ook nog brownies en 2 plakken cake. Zo is kamperen erg leuk!
In Brookings lopen we wat rond. Er is echter niet veel te zien. Wat ons verblijf daar aangenaam maakt, is dat we op een fijne camping staan. Bij de supermarkt schaffen we ook een flesje wijn aan. Bij een ondergaand zonnetje genieten we aan de picknicktafel van ons wijntje en van de vis.
Port Orford, donderdag 13 juli 2006
De eerste 45 kilometer komen we niets tegen onderweg. Ouderwets stoppen we bij een stuk vangrail. Het is mistig langs de kust. De zee is op plaatsen erg ruig en mooi. Hoge golven slaan kapot tegen de vele rotsen, die verspreid in zee staan. De lucht wordt weerspiegeld in de plassen op het strand. Door de mist en door de in flarden laaghangende bewolking is de lucht opgedeeld in varianten van blauw, die overgaan in het donkere blauw van de zee of de witte koppen van de golven. We kunnen er alleen maar naar blijven kijken.
Pas in Gold Beach kunnen we even binnen zitten met een latte en een taartje. Om vervolgens weer de komende 45 kilometer niets tegen te komen. De route gaat voor bijna 30 kilometer van de 101 af over een zeer rustige en lieve weg: we wanen ons er alleen op de wereld, fietsen in een lekker zonnetje uit de wind, gaan heel geleidelijk omhoog én omlaag, omgeven door vele verschillende boomsoorten in vele verschillende groentinten, met zo af en toe een zoetige geur van de dennenbomen die in onze neuzen kruipt. Relaxt!
Port Orford is een aparte plaats. Er is bijna geen enkele winkel open. Het heeft iets vervallens over zich, maar ook weer niet want het dorp heeft bijvoorbeeld een goed bezochte bistro in zijn midden. We eten er ‘s avonds een gourmetmaaltijd waaraan menig duur restaurant in Nederland niet kan tippen. De camping waar wij ons tentje hebben staan, heeft enkele bewoners, die ik liever ‘s avonds laat niet in mijn eentje tegen wil komen; de camping zelf ziet er verzorgd uit. In de bieb worden we vriendelijk geholpen door wat oudere dames, terwijl tegelijkertijd een man ter plekke wordt gearresteerd. Een gek plaatsje waar we één van de lekkerste dagen aan de westkust tot nu toe meemaken.
Coos Bay, vrijdag 14 juli 2006
Na een drukke ochtend op de 101 fietsen we de laatste 50 kilometer op andere rustigere wegen. Dat dat niet altijd alleen maar feest is, blijkt: tijdens een afdaling wordt door een auto die achter een auto zit, die achter ons zit, getoeterd. Hij wil er langs! De weg is smal en ik heb nog geen uitwijkmogelijkheid gezien. Op een recht stuk haalt de auto direct achter ons ons als eerste in. Dan volgt de toeteraar, die met opzet ons heel dichtbij passeert en snijdt. De eikel! Ik geef hem de vinger maar het liefst had ik hem de huid vol willen schelden. Ik kan er niet bij dat je als mens een ander mens met opzet in gevaar wil brengen. Ellu zegt me terecht dat ik beter dat gebaar niet meer kan maken tegen zo’n man, want als hij al met opzet ons in gevaar brengt dan is de kans groot dat zo’n iemand ook tot andere dingen in staat is. Het duurt even voordat ik het moment kwijt ben. Zoals ik al zei: ik snap dit soort gedrag niet!
In North Bend zoeken we zonder resultaat naar een (betaalbaar) motel. Helaas vinden we wel een motel, maar wel 5 kilometer van onze route verwijderd. We zijn dan inmiddels in Coos Bay, een plaats die net zo weinig inspirerend is als North Bend. Het historisch centrum stelt in beide plaatsen niets voor. Verder is het een verzameling van lange brede rechte wegen met winkels die er niet uitzien en met allerhande reclame-uitingen. Gelukkig hebben we vandaag wel lekker op de fiets gezeten. Hoewel: Ellu is niet helemaal fit.
Florence, zaterdag 15 juli 2006
Vandaag funtioneel gefietst. Allebei blijken we geen zin te hebben, maar we willen zeker niet in Coos Bay blijven. Het is enorm druk op de 101, dus zijn we blij als we in Florence aankomen. We staan met ons tentje op een RV Park aan de Siuslaw rivier, op 500 meter afstand van het historisch centrum(pje). Florence ligt mooi met aan de westkant de zee, afgeschermd door duinen en aan de zuidkant de rivier. Het oude centrum heeft gezellige restaurantjes, café’s, koffiehuizen en winkeltjes. Het is er knus. Ook in ons tentje, afgeschermd voor de harde wind, op de stoeltjes van de matjes met boek, dom blaadje, M&M’s met uitzicht op de rivier.
Lincoln City, zondag 16 juni 2006
We weten dat ons een stuk van 40 kilometer staat te wachten van een smalle kronkelende weg zonder noemenswaardige shoulder. Reden om weer vroeg op te staan. Wanneer de eerste 40 kilometer naar Yachats er op zit, zijn we blij dat we gisteren in Florence zijn gestopt. Hoewel de weg niet zo smal is als wij dachten dat hij zou zijn, is het wel heel erg lekker dat het nog helemaal niet druk is met verkeer. Het gaat ons op deze manier gemakkelijk af.
Nadat we in Yachats een bak koffie hebben gedronken, verbreed de weg zich. Gelukkig maar want het is rond 10 uur en iedereen is in beweging. Een vrijwel ononderbroken stroom van campers, auto’s, SUV’s, motoren en RV’s trekt aan ons voorbij. Nauwelijks vrachtwagens; het is immers zondag.
De Oregonkust is rijk aan rivieren die uitmonden in zee. Vele bruggen spannen deze wateren. Deze bruggen lijken door dezelfde architect te zijn ontworpen: stenen bruggen met wanneer de brug een zeer brede rivier heeft te overspannen, een stalen hefbrug in het midden, op het hoogste punt, in een smakelijke art deco stijl. Een feest voor mijn oog, maar ook steeds weer een groot avontuur om er over heen te fietsen.
De brug van vandaag is het meest avontuurlijk: de 1 meter brede en 40 cm hoge stoep is afgesloten dus of we nou willen of niet we moeten wel op de smalle brug rijden. We mógen trouwens op deze rijden; automobilisten worden er zelfs van te voren voor gewaarschuwd ‘fietsers op de brug’. Maar voor een aantal automobilisten zijn wij de plaag van de dag. Terwijl we eerst tergend langzaam de steile brug op moeten fietsen, vormt zich een lange sliert auto’s achterons. Het is druk dus ook van de andere kant blijft de stroom verkeer maar doorgaan. Inhalen is bijna niet mogelijk. Dat is aan de ene kant een geluk want zolang er tegenliggers zijn, blijft het verkeer achter ons. Dan kan ik voldoende ruimte nemen om de brug op te fietsen. Ruimte die ik nodig heb omdat de wind vooral bij de bruggen zeer krachtig tegen ons aan beukt. Maar elk gaatje in de stroom van tegenliggend verkeer wordt gebruikt om ons in te halen. Helaas is het vaak zo dat één auto kan, maar dat elke auto daarna voor ons een bedreiging vormt. Dit keer is de auto-daarna een RV die ons erg nauw passeert. Eén kleine slingerbeweging van mij en we worden tussen RV en hoge stoep heen en weer geflipperd.. Het gaat maar net goed, maar ik ben uit balans en ik ben mijn gunstige positie op de weg kwijt dus kan ik niets anders doen dan stoppen. De hele lading komt aan ons voorbij. Van enkelen krijgen we duidelijk te horen dat we een grote last zijn. ‘Jullie houden het verkeer op’ of ‘Ga op de stoep fietsen’ (afgesloten, weet je nog?). Tja! Gelukkig is er altijd iemand bij die snapt dat het niet fijn is om met een beladen grote fiets een smalle brug op te fietsen met windkracht veel om de oren. We worden door iemand voorgelaten en kunnen zonder zorgen veilig over de brug fietsen.
De hele onderneming is zo indrukwekkend dat we in Newport in het eerste de beste café neerstrijken om even uit verkeer en uit de wind te zijn. Het café zit vol met senioren; we vinden het een heerlijk rustige omgeving.
Even gaan we voor 3 kilometer van de 101 af. Ineens is het rustig en vredig tijdens het fietsen. Het enige noemenswaardige klimmetje is precies op dit stuk. Wat een mazzel. De afdaling is op de 101, grotendeels, op de shoulder, die juist op dat gedeelte aardig smal is. Geen prettige afdaling omdat ook de wind zijn best doet om ons van de shoulder in de berm te blazen. De wind blaast zo onregelmatig stevig dat ik Mien bijna niet meer kan houden; ik MOET in de remmen. Een akelig moment.
De laatste 40 kilometer rijden we door aangename knusse kustplaatsjes naar Lincoln City. De shoulder is ruim, de RV’s zijn van de weg af en een gestage stroom van gewone auto’s blijft ons passeren. De middag vordert, de wind blijft blazen en we voelen ons fysiek en mentaal sterk genoeg om deze dag te volbrengen. Het vooruitzicht is een vrije dag en eindelijk weer eens uitslapen!
Lincoln City, maandag 17 juli 2006
Ook al zijn we alsnog vroeg op; zonder de wekker wakker worden is heerlijk! Dan nog even lui blijven liggen, beetje kletsen en me uitrekken. Mmmm! Het begin van een ontspannen dag in een plaats waar een duidelijke vakantiesfeer hangt. Een plaatsje dat leuk aan zee ligt met een shopping center, een knus centrumpje met antiekwinkeltjes, koffieshops en een goede boekenwinkel. We genieten van het niet-fietsen, van het uitrusten, van de zon & van de zee.
Tillamook, dinsdag 18 juli 2006
Van de ± 100 kilometer die we vandaag fietsen, zijn er maar ongeveer 15 op de 101. De route brengt ons over smalle rustige wegen. Ook doen we vandaag de ‘hoogste klim’ van het deel van de route in Oregon. Na deze klim blijft het heuvelachtig maar het zwaarste hebben we nu achter de rug. De dag fietst voorbij door regenwoud groene bossen, langs wadden met vogels, een kolonie zeeleeuwen, brede stranden en knusse plaatsjes. Het is één van de lekkerste & mooiste dagen aan de westkust tot nu toe.
Astoria, woensdag 19 juli 2006
Het slaapt zacht op het gras in het tentje. Goed uitgeslapen, stappen we op de fiets richting Astoria, het laatste plaatsje in Oregon dat we aandoen. Het plaatsje ook dat het beginpunt is van de laatste kaart van de Adventure Cyclists Association. Het is nu echt bijna zover maar we stellen de aankomst in Vancouver nog even uit; een zijtrip naar Seattle staat ook nog op ons lijstje van things-to-do!
Ook vandaag zitten we met veel plezier op de fiets. Aan het begin van de dag gaan we voor een kilometer of 20 een stukje van de kust af. Het verschil is groot. Al fietsend door de heuvels die zijn bedekt met bos heb ik er bijna geen benul van dat de zee, hemelsbreed, maar op een kleine afstand ligt. Het is hier een totaal andere wereld: landelijker, veel rustiger en volledig groen. We zijn echt heel erg blij met de stukken die van de snelweg weg zijn!
Ook aan het einde van de fietsdag fietsen we op een rustige weg. Het kost zoveel minder energie dan. De route brengt ons Astoria in door smalle straatjes met, plotsklaps, een prachtig uitzicht op de brug die Oregon verbindt met Washington. Het is een stalen brug met een lengte van iets meer dan 7 kilometer, die aan de Oregonkant hoog boven de Colombia rivier uittorent om vervolgens een vrije val te maken naar rivierniveau en dan zijn weg te vervolgen naar de oever in Washington. Imponerend.
Astoria zelf blijkt geen rustdagmateriaal te zijn, dus checken we maar voor één nacht in. Ook het centrum heeft niets gezelligs: veel winkels staan leeg en het knusse gedeelte is één blok lang, meer niet. We zijn blij dat we niet voor twee nachten hebben ingecheckt. Morgen doen we dan gewoon een korte dag. Kunnen we ook nog uitslapen. Ook omdat we morgenochtend eerst met Mien even naar de fietsenmaker moeten: speling in de vork!
Westport, donderdag 20 juli 2006
Op 3 minuten na missen we de ferry die ons van Oregon naar Washington zal brengen. Een goede reden om te gaan lunchen in Westport. Het is tenslotte onze rustdag.
Onze rustdag begint met uitslapen. Bruce, de fietsenmaker, is, speciaal voor ons, om half 9 aanwezig in de winkel dus dat geeft ons tijd genoeg om rustig aan te doen. Wanneer we bij de winkel komen, is hij er al. Hij gaat meteen met Mien aan de slag. Ondertussen hou ik ‘m gezelschap en haalt Ellu koekjes en koffie. De speling in de vork is gelukkig makkelijk te verhelpen.
Ook dit keer blijkt het probleem in het balhoofd van het stuur te zitten. In de fietswinkel in Cedar City is het balhoofd vernieuwd. In Vacaville constateerden ze dat hij los zat (en is ie ook weer vastgedraaid) en hier ziet Bruce dat er een ring te weinig in de constructie zit, waardoor naar verloop van de tijd de speling (en steeds meer) in de voorvork wordt veroorzaakt. Er ontstaat, zeg maar, steeds meer ruimte. Ellu en ik zeggen naderhand tegen elkaar dat ik voortaan meer naar mijn intuïtie moet luisteren. Immers, ik had geen goed gevoel over de fietsenmaker in Cedar City.
De ferryrit zelf is maar 10 minuten. Zodra we voet aan wal zetten, zijn we in Washington aangekomen. Het is de laatste staat die we in de Verenigde Staten aandoen. Onze plaats van bestemming, Cathlamet, bereiken we spoedig. Het is maar een klein plaatsje, landinwaarts, aan de Colombia rivier en er is een enorme bedrijvigheid: het éénstraatscentrumpje heeft winkeltjes die open zijn, overal zijn wel mensen en op de rivier wordt gevist, gejetskied en gevaren. Het is er de dag voor om op of bij het water te zijn, want net als in Nederland is het hier rond de 35 graden. Wij hebben ons tentje in de haven bij de rivier staan, het is de koelste plek om te staan. Ook hier is het zomer!
Centralia, vrijdag 21 juli 2006
Het eerste uur fietsen we oostwaarts over de nog rustige snelweg langs de Colombia rivier. Wanneer we afslaan richting Castle Rock hebben we nog wat heuveltjes te gaan, maar voor onze getrainde benen is het geen big deal. De ‘grote’ heuvel, waarvoor we door een lokale bewoonster gewaarschuwd worden, hoeven we niet eens in de lichtste versnelling te doen. In onze zelfverzekerde ogen valt het allemaal reuze mee.
Bij Castle Rock hebben we door de boeken van Stephen King allerlei voorstellingen, maar geen één voldoet. Het is een gewoon klein plaatsje met een paar straatjes met winkels en een enkele eetgelegenheid. Bij de enige die open is, stappen we naar binnen om te ontbijten. Wanneer we de vraag hebben beantwoord waar we zijn begonnen, worden we met volle bewonering behandeld. Onze route, of we kamperen of niet en hoeveel we per dag fietsen, gaat via de serveerster, de hele zaak door. We moeten er smakelijk om lachen. We zien zelf ook goed dat het inderdaad een pokkenend is!
Tijdens ons eten bevestigt de muziek dat we in een zeer christelijk gedeelte van de VS zijn. Terwijl ik eieren en bacon verslind, zingt iemand me toe dat Jezus nog steeds mijn vriend is. Ellu wordt later aangesproken door een vriendelijk echtpaar dat zeer te spreken is over dit restaurant omdat het catert voor christelijke families. Ons antwoord op één van hun vragen wordt afgesloten met ‘Praise the lord’. Hoe gek het misschien ook klinkt; we voelen ons een beetje als twee vreemde eenden in de bijt.
Van Castle Rock gaat het enigszins laat vanwege de ruime tijd bij het restaurant, naar Centralia. Het is al goed heet, maar we zitten nog lekker (getraind en zelfverzekerd) op de fiets. De kentering komt wanneer we bij wegwerkzaamheden nodeloos moeten wachten in de hete zon. Wanneer we doormogen, fietsen we als in stroop een lang stuk over een pasgeteerde weg. Ineens is ons hele ritme weg. Ineens komt de hitte hard aan. Wanneer we dan op een landelijk deel van de route een eerste steile heuvel zien, zit Ellu er doorheen. Van een afstand ziet de heuvel er verschrikkelijk uit, een rechte weg omhoog. We moeten ons flink inspannen om er op te komen én het klimwerk wordt verzwaard door het gesmolten wegdek. Na de klim zoeken we snel een plek in de schaduw op. Het zweet druipt van ons af. We moeten nog 20 kilometer naar Centralia!
Helaas blijft het niet bij deze ene heuvel. De tweede is nog steiler en vraagt van ons alle mogelijke inspanning. We redden het maar zodra we op de heuvel zijn, willen we allebei zo snel mogelijk onze helmen van onze hoofden af omdat het voelt alsof we als een vulkaan op uitbarsten staan. Na nog een derde minder steile heuvel rijden we met een afdaling Centralia in. Beiden, maar vooral Ellu, hebben we het helemaal gehad. Ookal hebben we voldoende gedronken en gegeten tijdens de rit laven we, in een Shell met airco, onze dorst en voeden we onze lijven met vette zoetigheden. Pas daarna gaan we op zoek naar een motel. Ondanks een baseball wedstrijd lukt het ons om nog één van de laatste kamers te krijgen in een motel waarvoor we ook een kortingscoupon hebben. We hebben dit keer mazzel. De airco verwelkomt ons binnen. We storten ons op de bank. Veel zullen we vandaag niet meer doen. Hoe gaat het gezegde ook al weer: ‘Hoogmoed komt voor de val?’
Elma, zaterdag 22 juli 2006
Na de zware dag gisteren doen we een korte dag. We verwachten heuvels richting Elma (van getraind en zelfverzekerd naar watjes, in 1 dag) maar die komen niet. Voordat we het weten, zijn we er. Het is ondanks het vroege uur weer heet. Het enige motel biedt uitkomst. We doen boodschappen, lopen wat door het dorp en internetten in de bieb. Het is te heet om iets anders te doen dan zitten in onze kamer met airco. Ondanks dat de airco de hitte niet aan kan, is de kamer nog altijd minder heet dan buiten. We brengen er de rest van de dag door.
Belfair, zondag 23 juli 2006
Een verhitte discussie over interrelationele communicatie tot middernacht brengt ons een korte nacht. Gelukkig hoeven we vandaag maar rond de 80 kilometer te fietsen, zodat we er geen last van ondervinden.
De zon is er al meteen. Maar de eerste uren is de temperatuur nog zeer aangenaam. Veel van de route gaat ook over landweggetjes met veel begroeiing. De schaduw beschermt ons tegen de steeds heter wordende zon. Gemoedelijk fietsen we de kilometers weg. Zo af en toe wordt er nog een beroep op onze klimspieren gedaan, maar niets is zo heftig als die paar kleine steile rottige heuveltjes bij Centralia.
Rond 12 uur rijden we Belfair in. We kunnen door naar Bremerton, de plek waar we de ferry naar Seattle nemen, maar hoeven niet. Pas morgen hebben we een plek in een hotel in Seattle. Het motel hier heeft nog plaats; de zon is heet. We hebben de keuze snel gemaakt.
Seattle, maandag 24 juli 2006
Op de fietskaart staat dat we met de veerboot van Bremerton naar Seattle kunnen. Dat is van de route af dus kopen we een detailkaart van Bremerton. Bij Bremerton aangekomen, nemen we volgens de kaart, de eerst mogelijke afslag om over de snelweg te komen. Helaas is de snelweg afgeschermd en kunnen we er niet op. Het punt waar we staan, is onderaan de steile heuvel die we net zijn afgekomen, maar de kaart brengt uitkomst: we kunnen door een smal straatje rechtdoor. Dat is wel heuvel op! Hoewel de kaart anders aangeeft, zien we boven aan de heuvel dat de weg rechtdoor, verderop, doodlopend is. Er rest ons niets anders dan de eerste de beste straat linksaf in te slaan. We schrikken ons kapot: voor ons doemt een zwarte brede strook asfalt op. Zó steil hebben we het nog niet gehad deze reis. Na een enthousiast begin, zijn we voor het eerst genoodzaakt om te lopen! Dat hebben we met Mien nog nooit gedaan. Maar ook lopen is zwaar, want terwijl Ellu vanachter duwt, lig ik bijna horizontaal op het stuur om Mien naar boven te krijgen. Pffff, dit is zwaar.
Na deze behoorlijke inspanning vinden we de weg naar de veerboot gelukkig vrij eenvoudig. Een mooie tocht door de Puget Sounds, een fjordachtige omgeving, de heuvels lijken in het water te drijven, brengt ons eerst het aangezicht van de nog besneeuwde Mount Rainier en later de skyline van Seattle. Wanneer we van de veerboot afrijden, zien we dat ook in Seattle er steile straatjes zijn. Eén daarvan nemen we omhoog richting ons hotel. In eerste instantie denken we het niet te gaan halen, maar een enthousiast publiek doet wonderen: hijgend en puffend staan we boven aan de straat. Gelukkig is het hotel om de hoek.
Wanneer we de stad ingaan, genieten we van de knusse sfeer. Van de winkelstraten, van de mooie oude art deco-gebouwen, van de beroemde Pike Market met vis, bloemen, delicatessen en van de leuke kleine terrasjes. Op één ervan eindigen we onze dag met biertjes en een kaasplateau. Een heerlijke eerste dag in Seattle.
Port Hadlock, donderdag 27 juli 2006
Wat Seattle zo’n leuke stad maakt, is dat alles binnen loopafstand is. Er zijn een paar straten waar je vooral kan winkelen. Ten zuiden van de winkelstraten, is de oude buurt waar veel lunchtentjes zitten, waar kunstgallerijen zijn en (antieke) boekenwinkels. Noordwaarts loopt Pike Market en zijn smalle terrasjes onderdeel van het straatbeeld. Alleen voor een bezoek aan de Space needle moet je wat meer loopwerk verrichten.
Wij vermaken ons dan ook prima met rondlopen, koffie drinken, uitlunchen, de Space needle bezoeken, winkelen en ijsjes eten. Wanneer we weer op de fiets stappen voor onze laatste fietsdagen voelt Seattle als een smakelijk voorgerecht op ons uitgebreide meergangendiner in Vancouver.
Met het fietsen hebben we wat meer moeite. Op zich is het een prima dag. We componeren zelfs een reggaesong (Olele, olele, did u find my Olelepoint yet, bebé). Maar het onderliggende gevoel is dat we graag al in Vancouver zouden willen zijn. Daarnaast ben ik behoorlijk menstrueel: mijn spieren zijn pijnlijk en kramperig en ik vind het fietsen heel erg zwaar. In Port Hadlock gaan we het eerste de beste hotel in. Het is niet goedkoop maar een goed besluit is het wel. In de hotelkamer moet ik vanuit het niets ineens heel erg hard huilen. Ik voel me niet rot maar onder invloed van hormonen komen de tranen toch. De rest van de dag doen we nog weinig. De tv is goed vermaak.
Port Townsend, vrijdag 28 juli 2006
Het alarm op mijn horloge gaat om kwart voor 7 af. Om 7 uur zitten we aan de ontbijttafel en om half 10 op de fiets. Een relaxt begin van de dag. Het komt ook goed uit, want wanneer we naar buiten gaan, merken we dat het miezert. Helemaal lekker dus dat we zo rustig beginnen. Twee kilometer verderop is het tijd voor onze eerste koffie. Daarna peddelen we rustig richting Port Townsend. Onze reggaesong zit nog in ons hoofd. Blijkbaar een pakkend liedje. Hitpotentieel? We componeren er nog wat meer zinnen bij en zo fietsen we de kilometers weg.
In Port Townsend aangekomen, gaan we eerst op zoek naar de fietsenmaker. Volgens mij zit er weer speling in de voorvork en aangezien dat levensgevaarlijke situaties kan opleveren, wil ik een professioneel oog er naar laten kijken. Sowieso ziet het stadje er erg leuk uit. We overwegen om hier te stoppen. Bij de fietsenmaker blijkt inderdaad dat er iets mis is met de voorvork. Hij geeft aan dat hij er vandaag naar kan kijken. Omdat we toch al van plan waren om te blijven, komt dat prima uit. Vanwege een jazzfestival is helaas wel vrijwel alles volgeboekt. Via een ingesproken boodschap horen we dat de jeugdherberg nog plaatsen heeft op de vrouwenslaapzaal maar helaas kunnen we ze niet reserveren. We besluiten om het allemaal maar even op ons af te laten komen.
Wanneer we in Port Townsend de koffiewinkel uitkomen, zien we de fietsenmaker met Mien lopen. Hij heeft haar voor een testrondje meegenomen. Hij vertelt dat van binnen bij het balhoofd en de voorvork niets beschadigd is en dat hij alles nog een keer goed heeft vastgedraaid. De speling is inderdaad weer weg. Omdat de reparatie sneller is gegaan dan gepland, besluiten we om toch door te fietsen. Maar eerst gaan we de veerboot op naar een volgend eiland hier in de Sounds. We fietsen sloom. Het is steeds heuvel op en heuvel af en we merken dat we daar niet zoveel zin meer in hebben. Maar ja, de heuvels zijn er nou eenmaal dus we kunnen er niets aan veranderen.
Om 5 uur strijken we neer op de camping. Als we gedoucht zijn, komt voor het eerst vandaag de zon nog tevoorschijn. Onder het genot van de verwarmende zon eten we ons prutje. Zoals het er naar uitziet, kamperen we op deze helft van Amerika voor het laatst.
Blaine, zaterdag 29 juli 2006
Onze laatste fietsdag in the States. Het is voor het grootste gedeelte een mooie fietsdag. Een soort afscheidskadootje, alsof iemand ons wil laten weten dat we vooral niet mogen vergeten hoe mooi het allemaal is geweest. We zijn er blij mee want in een mooie omgeving fietsen, maakt het zoveel aangenamer. De meeste tijd fietsen we door een bosrijke omgeving of langs de verschillende baaien met uitzicht op andere eilanden. Op een gegeven moment hebben we zelfs al zicht op Vancouver Island. Canada en dus het einde van dit deel van onze reis komt nu echt dichterbij.
We brunchen in een klein café in Edison. Het is nog steeds vroeg in de ochtend. De routebeschrijving geeft niets meer aan over heuvels, maar tot aan Bellingham zijn ze er zeker nog. Daarna zou het vlak moeten zijn, maar ook nu komen we van een koude kermis thuis. Tot aan Blaine blijven we op en neer gaan. Op zich gaat het prima en hebben we het naar onze zin, maar mentaal is elke stijging er één teveel. We zijn het klimmen zo zat. We willen alleen maar dat het makkelijk gaat 😉 Meewind hebben we in ieder geval wel!
Gelukkig betekent stijgen dat er ook altijd wel wat af te dalen valt: we rollen Blaine in en checken voor het laatst in in een Amerikaans motel. We hebben mazzel want vanwege een baseball game zijn er nog maar weinig kamers beschikbaar. Wij hebben er één van!
Downtown Blaine is niet veel soeps maar we kunnen wel even naar de bieb. En we zien dat we zo dicht tegen de grens aanzitten, dat dit echt de aller-, allerlaatste uren in de VS zijn. Voordat we het weten zijn we morgen in Canada. De VS hebben ons een geweldige tijd opgeleverd. Dat we het hier zo ontzettend naar onze zin zouden hebben, had ik van te voren niet verwacht. Wat ons bij zal blijven, is naast de prachtig zeer afwisselende natuur, de vriendelijkheid, gastvrijheid en hulpvaardigheid van de vele Amerikanen die we ontmoet hebben.
Vancouver, zondag 30 juli 2006
Als we wakker worden, drupt het buiten. Aan de lucht te zien, lijkt het op te klaren. We grijpen de gelegenheid aan; zodra het droog is, stappen we op de fiets richting de grensovergang. Allebei zijn we erover opgewonden dat het zover is dat we Canada ingaan. Onze entree verloopt soepel. De douanebeambte is vriendelijk en feliciteert ons met onze oversteek. Ellu en ik kijken elkaar aan en beiden hebben we een brok in onze keel en de tranen in de ogen.
Bij onze eerste koffiestop begint het weer te regenen. De regen uitwachten blijkt nutteloos te zijn geweest. We zitten nog maar kort weer op de fiets of het begint weer. Het doet er niet zoveel toe; dat we Canada binnen zijn gereden en nu op weg zijn naar Vancouver geeft ons zo’n uitgelaten gevoel dat we zelfs een sneeuwstorm met gemak genomen zouden kunnen hebben.
10 kilometer verderop geeft een klein winkelcentrum met een koffieshop ons de gelegenheid om droog te zitten en droog te worden. Weer een aantal kilometer verderop nemen we afscheid van onze trouwe reisgenoot, de Adventure Cyclists kaart. Onze Bed & Breakfast ligt namelijk in Burnaby, in een andere richting dan de kaart ons Vancouver in zal leiden.
Zodra we de brug over moeten naar wat wordt genoemd Greater Vancouver houdt het op met zachtjes regenen. Zeiknat strijken we neer bij een chinees restaurant. Eerst maar weer even opdrogen en hopen dat het stopt. En, we hebben tijd zat want we worden om 3 uur verwacht, terwijl het pas een uur of 11 is.
Met een volle buik slaan we af richting 8th avenue. Ook in Vancouver hebben we nog wat steile straten te klimmen. Hoewel: links van ons ziet het er vrij vlak uit. Hebben we zelfstandig de enige heuvel gekozen om naar onze B&B te komen? Ja, we willen natuurlijk wel in stijl (steil) eindigen 😉
Om 1 uur zijn we bij onze B&B op een rustige straat in Burnaby. Het ziet eruit als een prima plek om Vancouver te verkennen, onze voorbereidingen te doen voor de autotrip naar Jasper en Banff, voor de 10-daagse Vipassana-meditatie, voor Zuid-Amerika EN voor de komst van John! Er is geen haast want we hebben alle tijd van de wereld. We zijn er immers!