Wickenburg naar San Francisco, California
Het is weer tijd voor een rondbrief. De vierde al weer. Het is 18:19 op 29 juni 2006 en we zitten in een Italiaans restaurant in San Francisco. Voor 3 volle dagen logeren we in Hotel Metropolis, een aangenaam hotel met een aangename kamer met elke dag een 10-dollar Starbuckskaart. We gaan uitrusten. Uitrusten van de grote oversteek van de oost- naar de westkust!
Wickenburg, zaterdag 27 mei 2006
Helaas wordt Ellu ziek. Aan het verloop te zien, is het hetzelfde virus dat mij in Safford in bed heeft gehouden. Terwijl Ellu slaapt, lees, schrijf en snoep ik. Afgewisseld met wat tv kijken, internetten in de bieb en boodschappen doen. Pas vandaag is Ellu’s slaapbehoefte weer weg. Ze eet weer en leest weer. Het ziet er naar uit dat we morgen kunnen vertrekken naar Yarnell, 40 kilometer klimmen, verderop.
Yarnell, dinsdag 30 mei 2006
Ellu is toch nog een extra dag ziek geweest. De dag dat we verwachten dat we naar Yarnell kunnen, ligt ze weer de hele dag in bed. Haar ontlasting is helemaal wit. We vragen ons af wat er toch aan de hand is. Er is een ziekenhuis in Wickenburg, maar een bezoek is gelukkig niet nodig. Wanneer we de volgende dag opstaan, voelt Ellu zich goed. Ze eet weer normaal, doet boodschappen met mij zonder afgepeigerd te zijn en ‘s middags in het zwembad staat ze haar mannetje bij het waterbasketbal. De ultieme test is bij het opstaan vanochtend: ze heeft energie en het ontbijt blijft erin. We zijn blij dat we weer op weg kunnen.
De rit van vandaag is kort, namelijk maar 40 kilometer, maar ook pittig. We gaan zo’n 900 meter stijgen. De grote vraag is natuurlijk hoe Ellu dat gaat trekken. De eerste paar kilometers voelt ze zich nog shaky. Ze denkt zelfs dat we misschien beter terug kunnen keren. Bij de eerste afslag, na 9 kilometer, denkt ze voor het eerst dat het allemaal gaat lukken.
We fietsen door aangenaam landschap, rollende gelige heuvels met wat struikjes erop. In de verte zien we de berg waar we over heen moeten. Bij het plaatsje Congress voelen we ineens Mien zwabberen. Helaas hebben we weer een lekke band (nummer 15). Terwijl we de band verwisselen, merken we voor het eerst dat er behoorlijk wat vliegen om ons heen zitten. Zó erg stinken we toch niet? De fietskleren zijn schoon, Mien is schoon en zoveel zweet druipt er nog niet langs onze gezichten naar beneden. Waar komen ze dan ineens vandaan?
Na Congress zien we de weg langs de berg omhoog kronkelen. Het is nog vroeg, maar de warmte is al goed merkbaar. We zweten excessief. Dat vinden de vliegen blijkbaar ook. Het enige dat we kunnen doen, is zoveel mogelijk innerlijke rust betrachten. Het heeft niet zoveel zin om steeds de vliegen weg te slaan. Het kost alleen maar extra energie. Het lukt ons allebei goed om bezaaid met vliegen de klim te doen. Soms zitten er alleen al op mijn hand wel 10 tot 15 vliegen. Wat de grand total is, kan ik alleen maar raden. Maar veel zijn het er wel!
Ondertussen klimmen we langzaam door en door. Wanneer we even stoppen, is er angstig moment: ik voel me even niet heel lekker en wil graag van Mien af. Ik ben bang dat ik weer flauw zal vallen. Gelukkig passeert het nare gevoel dat ik heb. Er is niets met me aan de hand. Het is alleen maar angst. Gelukkig zijn we bijna in Yarnell. Ellu is blij dat we er zijn en ik ook. Voor beiden is deze 40 kilometer genoeg geweest. Langzaam opbouwen maar weer!
Chino Valley, woensdag 31 mei 2006
Vanochtend rond half 7 op de fiets. In een plaatsje, 5 kilometer verderop, ons ontbijt genuttigd met een goede koffie (de mix!). De vader van de eigenaar komt uit Lekkerkerk. Dat er Hollands bloed door de man zijn aderen loopt, is aan hem te zien: het is een grote stevige man.
Het stuk naar Wilthoit vanaf Yarnell is weer een genot voor het oog. Van een groene vriendelijke vallei met ranches en paarden in de wei komen we, over de heuvel, in een weids ruig landschap, dat weer veel meer als een woestijn aandoet. De brede rustige weg gaat vrijwel bochtloos naar beneden. Dat maakt het een heerlijke afdaling.
Een kilometer of 10 voor Wilthoit beginnen we weer langzaam te stijgen. Ook vandaag zullen we weer zo’n 1000 meter gaan stijgen. Bij de winkel in W. worden we gewaarschuwd voor de weg over ‘de heuvel’: het is een erg gevaarlijke weg want smal en iedereen rijdt er heel hard.
Zoals wel vaker het geval is, valt het allemaal reuze mee. Soms is de weg inderdaad erg smal en de afgrond ernaast erg diep, maar het is zo rustig dat we gemakkelijk midden op de weg kunnen fietsen.
We fietsen door de bergen. Een groot verschil is dat de bergen bezaaid zijn met bomen. Niet meer kaal, maar vol met begroeing. Niet meer geel, maar groen. Wat een enorme verandering van omgeving weer.
De rit omhoog wordt helaas verstoord door niet één maar door twee lekke banden. Het lek zit aan de binnenkant van de binnenband. Maar bij de eerste lekke band hebben we ook de buitenband meteen verwisseld, dus daar kan het niet aan liggen. Het lijkt erop dat er ergens iets scherps zit, maar we kunnen niets vinden. Op hoop van zegen doen we er weer een nieuwe binnenband in.
We dalen af naar Prescott door een bos vol met grote statige dennenbomen, Ponderosa’s. Sommige stukken lijken door brand aangetast, maar voornamelijk zien we een dik Ponderosa woud. In Prescott aangekomen, gaan we eerst naar een fietsenmaker. De versnelling loopt niet helemaal lekker. Zelf heb ik ‘t enigszins zo af kunnen stellen dat we nog goed kunnen klimmen, maar het fietst prettiger met versnellingen die soepel lopen. In de fietswinkel hebben ze de afstelling binnen een poep en scheet gedaan. Tja, vakmensen die weten hoe een fiets in elkaar zit! Ik kan best dingen herstellen aan Mien, maar ik zie niet hoe de mechaniek werkt. Ik kan het niet bedenken, zeg maar. Duidelijk meer een alpha dan een beta! Dat heb ik wel geleerd na de laatste reis. Toen klooide ik maar los omdat ik VOND dat ik het zelf moest kunnen; nu doe ik wat ik kan en laat ik de rest aan de specialisten over. Dat scheelt me een hoop frustratie.
We zijn nog niet klaar in de fietswinkel of we zien dat onze band al weer leeg is. Het is duidelijk: er moet ergens iets scherps zitten, want om de 5 kilometer een lekke band ……… We halen de boel weer uit elkaar. En ik stap nog maar even de winkel binnen om te kijken of zij een idee hebben. Dat hebben ze. Het plastic velglint, dat aan de zijkanten verhardt lijkt, snijdt in de binnenband. Het oude velglint gaat eruit; een nieuwe erin. We tuigen Mien op en dan zijn we weer op weg. We zijn al 6 uur on the road en nog maar 50 kilometer verderop. Dat schiet lekker op!
Na Prescott is het nog 35 kilometer naar Chino Valley. Het is druk op de weg. We kunnen ons bijna niet voorstellen hoe druk het ineens is. Het is net een snelweg. Een behoorlijke overgang weer. Ook wat betreft de omgeving gaan we van een stadse omgeving naar een weg omgeven door oranje ronde rotsen. Alsof we door de Devils Marbles fietsen met dat verschil dat het in Australië een national park is terwijl er hier een drukke weg door heen ligt en huizen gebouwd zijn. Blijkbaar wordt het hier niet als bijzonder ervaren. Ellu en ik zijn er wel door gefascineerd. Het is ook zo mooi om al die op elkaar gestapelde oranje rotsen te zien!
Hoe dichter we bij Chino Valley komen hoe drukker het wordt. Het is niet anders. Dat maakt het erg gemakkelijk om met een tevreden gevoel van de fiets te stappen. Toch nog maar een motelletje dit keer. Het is over de 30 graden. Laten we onszelf nog maar even verwennen!
Williams, donderdag 1 juni 2006
Het is een pittige dag met veel klimmen. En dat zit bijna allemaal aan het einde van de rit. We dalen vanuit Chino Valley eerst nog af over een rustige weg. We zitten weer zo vroeg op de fiets dat er het eerste uur bijna geen ander verkeer is. Naarmate het later wordt, neemt het verkeer ook toe.
Voor ons zien we ineens een compleet autowiel door de lucht stuiteren. Ik moet er niet aan denken; een minuut eerder op weg of een minuut korter gerust en we hadden een autoband achter ons aan gehad. Brrrr!
Gelukkig verloopt de rest van onze fietsdag zonder andere spannende gebeurtenissen. Hoewel, wanneer we de laatste 30 kilometer klimmend op de shoulder van interstate 40 doen, ziet Ellu ineens een vrachtwagen in haar spiegel achterons. Op de shoulder. Hij gaat van de interstate af omdat hij té langzaam is, maar vergeet in the process dat wij ook op de shoulder zitten. We springen snel van Mien, in de berm. Ik vraag me af wat de chauffeur zou hebben gedaan wanneer Ellu hem niet op tijd in haar spiegel gespot had?
Fietsen op de shoulder langs de interstate is altijd vermoeiend. Met klimmen erbij is dat extra zo. Alle vrachtwagens die ons passeren in volle snelheid en de herrie, dat fietst onrustig.
In Wiiliams checken we in in het Westerner motel. Een motel dat nog heel erg fifties aandoet. Zoals zoveel dingen daar. Route 66 gaat door Williams en dat is te merken ook. Alles staat in het teken van de magische route 66, maar het is niet storend. Het geeft het dorp zijn charme. We lunchen in een oude diner en eten een ijsje in een oude ijssalon. Regelmatig staan er oude auto’s langs de kant van de weg of als blikvanger voor een winkel. Leuk! Er is ook een koffieshop annex internetcafé, maar het is warm dus beiden hebben we geen zin in een hete latte. We zijn ook zeer tevreden met onze fruitsmoothies. Ik werk de blog weer bij en we verheugen ons op alle meeltjes in onze inbox. Nieuws van het thuisfront.
‘s Avonds koelt het behoorlijk af. De temperatuur is zeer aangenaam. Voor onze motelkamer eten we ons avondeten en lezen we wat. We krijgen nog aanloop van een stel dat ook een tandem heeft. Nu zijn ze aan het toeren op hun motor. Het gesprek loopt alles behalve soepel, maar ze maken steeds maar geen aanstalten om weg te gaan. Het zal de betoverende aantrekkingskracht van onze pracht van een Mien wel zijn. Met de kennis dat om 5 uur de wekker zal gaan, liggen we om 9 uur in bed. Lekker slapen.Grand Canyon Village, vrijdag 2 juni 2006
Williams uit gaat middels een aantal pittige heuveltjes door bebosd gebied, maar na een kilometer of 10 opent het landschap zich. We dalen af naar Valle. Voor ons en achter ons hebben we prachtige vergezichten. Zelfs 20 kilometer uit Valle weg, kunnen we het dorp en verder, nog steeds zien liggen.
We worden verrast door een fietser die vanuit het Noorden komt. Het is David, een belg die in Anchorage gestart is en die helemaal naar vuurland in Argentinië fietst. Hij zal daar volgend jaar februari zijn. Precies de tijd dat wij daar ook wel eens zouden kunnen zijn. Na een leuk gesprek wisselen we e-mailadressen uit. Wie weet zien we elkaar dus nog. Dat zou een grote bak zijn.
In Tusayan, het plaatsje voor Grand Canyon National Park, brengen we eerst een bezoek aan het vliegveld. We hopen een rondvlucht over de Grand Canyon te kunnen maken, om vervolgens naar het National Park door te fietsen. Het kan gelukkig. We hoeven maar een uurtje te wachten voor een vlucht in een Cessna. Met 2 piloten en nog 2 andere toeristen zitten we in het vliegtuigje. Het voelt alsof we een privévlucht krijgen. De rondvlucht is één grote droom. Bij de eerste aanblik van de Grand Canyon springen de tranen in mijn ogen. Zo overweldigend, zo fantastisch mooi en zo onvoorstelbaar dat ik na de vlucht nog niet kan bevatten wat ik allemaal heb gezien.
Na de rondvlucht is het nog een dikke 10 kilometer naar Grand Canyon Vllage. We eten in Tusayan eerst nog een lekker grote steak. Al dagen hebben we daar behoefte aan dus dit is het moment. Dan kopen we een National Park Pass voor 50 dollar, want dat is veel voordeliger voor ons. We hoeven er maar één aan te schaffen want we zijn, volgens de regels, reisgenoten én delen één vehicle met elkaar. Geen discussie over dat we dubbel moeten betalen omdat een tandem eigenlijk twee fietsen is!
Het laatste stuk is zwaar. Na een vlucht en een steak zijn de laatste heuvels in de brandende zon op een smalle weg met veel verkeer lastig. We zijn blij wanneer we de camping zien liggen. We zijn er, in de Grand Canyon. Een mooie plek om voor het eerst sinds lange tijd weer eens het tentje op te zetten!
De camping is, ideaal, dicht bij de supermarkt. In de supermarkt is zelfs een buitensportafdeling. De verkoper is bezig met een stel, dat met een hoog volume communiceert. Wij staan te wachten en horen welke vragen ze aan hem stellen (kun je een pleister ook vierkant knippen?) en welke opmerkingen ze maken (20 jaar geleden heb ik de canyon trail in één dag gedaan, bla,bla,bla). Het blijft maar doorgaan. Na een lange tijd zijn we aan de beurt. Wanneer de verkoper voor ons iets opzoekt, vraagt eerst de man nog iets aan de verkoper en vervolgens begint zijn vrouw ook nog een keer. De man ziet dat we ze aankijken en nadat ik cynisch tegen hem zeg ‘We can wait’ trekken ze zich terug. Dan komt de man naar ons toe gelopen en zegt wat interessants over de camelbag die we voor onze neus hebben liggen. Vriendelijk en beheerst maak ik hem duidelijk dat we niet geïnteresseerd zijn in zijn mening. Volgens Ellu deed ik dat volledig respectvol en was de boodschap duidelijk. Met als resultaat dat we geen gesprek met hem hoeven te voeren, waar we eigenlijk helemaal geen zin in hebben.
Grand Canyon Village, zaterdag 3 juni 2006
Ik ben al om 4 uur wakker. Na 7 en een half uur slapen. Dat is een korte nacht! Toch kan ik de slaap niet meer vatten. Ellu wordt daar ook wakker van, dus uiteindelijk staan we om 5 uur al weer naast ons bed. Op zich niet erg want dat betekent dat we nog in alle koelte een stuk van de south rim trail (over de rand langs de Grand Canyon) kunnen lopen. Uiteindelijk beginnen we daar toch pas om 7 uur mee omdat we de gratis shuttle bus in de verkeerde richting nemen en omdat we toch wel graag eerst een latte willen drinken!
Met onze latte in de hand hebben we onze eerste staande blik op de Grand Canyon. Ook nu heb ik er geen woorden voor. Te mooi en te imposant om te kunnen beschrijven. Zo is het steeds wanneer we lopend op de trail de Canyon vanuit een ander perspectief zien.
We lopen de trail tot aan Mohave point en stappen dan op de bus terug. De rest van de dag doen we het rustig aan. We internetten kort in de bieb, we laten ons brandertje nakijken bij de kampeerafdeling, we lunchen en ‘s middags zitten we met onze stoeltjes en boeken bij de tent.
We krijgen bezoek van Martina, onze buurvrouw, die van haar man, Larry, al gehoord heeft wat onze plannen zijn. We hebben een leuk gesprek. Eén voor één maken we ook kennis met hun kinderen, Chad, Eric en Shawn en ook Larry komt er bij staan. Voor zowel Ellu en mij duurt het gesprek te lang. We hadden juist zo uitgekeken naar een middagje bij de tent. Dat is nu anders. Wanneer het gesprek afgerond is, is het zo’n beetje twee uur verder. Het zijn aardige mensen en het is ook zeker een leuk gesprek, maar genoeg is genoeg. Het vervelende is dat ik daarna een soort vermijdingsgedrag ga vertonen. Terechte opmerking van Ellu dat dat meer energie kost. Wat ik graag zou willen, is dat ik met respect kan aangeven dat het wat mij betreft genoeg is, maar ik doe het niet omdat ik deze aardige mensen met alleen maar goede bedoelingen en gemeende interesse niet wil kwetsen. Zo’n eikel (zonder oordeel 😉 zeggen hoe of wat is blijkbaar makkelijker.
‘s Avonds fietsen we met Mien naar de Bright Angel lodge voor een afsluitende latte met zonsondergang. We willen ook Mien vereeuwigen met de Grand Canyon. Met Mien hier zijn, is een enorme mijlpaal. De zonsondergang valt ‘tegen’. Wat blijkt is, dat we minstens twee uur van te voren er hadden moeten zijn omdat de zon dan recht de Canyon in schijnt. Ook nu is het echter nog mooi en we genieten er weer van. Mien zelf trekt echter ook de aandacht (zó mooi is ook zij!). We zien zelf niet veel van de zonsondergang omdat we in gesprek zijn met mensen die door Mien getriggerd zijn om ons te vragen naar onze plannen.
Wanneer we rond half 8 weer bij de tent terug zijn, ben ik ineens heel erg moe. Ik ben blij wanneer ik ‘mag’ slapen.
Grand Canyon Village, zondag 4 juni 2006
We slapen tot een uur of 7. Dan gaat Ellu naar de supermarkt om een zondagochtendontbijtje te regelen. Een heerlijk ontbijtje compleet met scrambled eggs, grapefruit juice en frappuccino. We blijven rond de tent. Ellu doet de was en ik gooi het vuil weg. Bij de douches onmoet ik twee andere Nederlandse fietsers. Na even met ze te praten, is mijn eerste indruk geen goeie. Vooral door de opmerking dat ze hier weer snel weg willen, want ze vinden dit niks aan. Wat verwachten ze dan eigenlijk? Dit is de Grand Canyon en ja, daar zijn toeristen. Net zoals zij toeristen zijn op de fiets.
Op de camping nemen we afscheid van Martina en Larry. Zij gaan weer naar huis; wij gaan naar de Grand canyon. We bezoeken Yavapo point met weer een mooie uitkijk over de Canyon. Daarna gaan we op weg naar de Bright Angel Lodge. Een bus Nederlandse jongens staat bijeen voor de lodge. Een paar jongens grappen over Ellu d’r staartjes dat ze daar aan kunnen trekken. Voor de gein loopt Ellu naar ze terug en zegt ‘trek dan’. We hebben de jongens tuk!
Helaas is er geen latte meer mogelijk, maar een ijsje gaat er ook goed in. Terwijl we ons ijsje eten, verbazen we ons over de mensen die de eekhoorns voeden ondanks dat er overal in het park staat dat het verboden is en dat het slecht is voor de diertjes. Het lijkt niet te helpen. Hersenloze types zijn het en wij zijn zoals altijd grote moraalridders!
Rond half 12 is het al weer behoorlijk heet. We installeren ons met al onze spullen in het café. Om 5 uur vertrekken we richting de Hermit’s trail. We willen graag nog Abyss en Pima Point zien. Het is weer grandioos om naar te kijken. We besluiten om op Hopi point de zonsondergang te bekijken. We zijn er al om kwart voor 7. Omdat we geen puf hebben om nog een uur te wachten, vertrekken we maar. De Grand Canyon is mooi, op welke tijd dan ook.
Cameron, maandag 5 juni 2006
We fietsen in alle vroegte Grand Canyon National Park uit over een nog rustige weg omgeven door dennenbos. Het is er heerlijk koel. Af en toe passeren we nog wat uitzichtspunten, waar we nog een blik werpen op de Canyon. Na Desert View realiseren we ons dat we de Grand Canyon voor de laatste keer hebben gezien. Het is een ongelofelijk mooie ervaring geweest.
Vlak na Desert View begint ook de afdaling naar Cameron. Het landschap is al weer anders. Het schaduwrijke dennenbos is veranderd in een droger landschap met kleinere bomen en groene dorre struiken. 5 kilometer verderop zijn we ineens in een woestijn. De temperatuur lijkt met 10 graden toe genomen te zijn. De omgeving doet vijandig aan en het wegdek zindert van de hitte. Hoe meer we afdalen hoe roder, heter en vijandiger het wordt (maar ook mooier).
Dit is het Navajo indianenreservaat. Ze hebben het meest onvruchtbare stuk grond ‘gekregen’. Ik vraag me af of er iets bestaat dat hier wil groeien. Regelmatig passeren we marktkraampjes waar indianen o.a. sieraden verkopen. Het is er niet druk. Het ziet er naar uit dat deze mensen een zwaar bestaan hebben. Maar misschien denk ik dat alleen omdat dat het beeld is dat ik van Indianen voorgeschoteld heb gekregen.
Het afdalen is heerlijk. De weg is breed en overzichtelijk. Helaas worden Ellu en ik bijna door een passerende personenauto geraakt. Meteen ga ik terug naar de shoulder. Dat rijdt door alle steentjes die er op liggen minder fijn, maar het is wel stukken veiliger.
Wanneer we helemaal omgeven zijn door een rood gekleurde woestijn met roodgekleurde rotsen, blikt Ellu terug in de spiegel. Acuut moet ik in de remmen, want de terugblik is er één van adembenemende kwaliteit.
Los van enkele stukjes omhoog is het afdalen en afdalen totdat we bij Cameron zijn. We zijn zo’n 800 meter gedaald en dat is te merken ook. Het is bijna 40 graden en bloed- en bloedheet. Na 3 nachten in de tent duiken we snel weer een motel in.
Cameron is niet veel meer dan een aantal benzinepompen, een supermarkt, enkele huizen en een trading post. De trading post is volledig gericht op toerisme. Het lijkt of de mensen die er werken geen plezier (meer) in hun werk hebben. Ze zijn onbehulpzaam en onvriendelijk. We lunchen in het restaurant met slecht eten en omdat er verder toch niets te doen is, gaan we terug naar onze prettige en grote motelkamer.
Marble Canyon, dinsdag 6 juni 2006
De wekker gaat om 4.20. Vroeg! Maar omdat we een lange dag te gaan hebben van rond de 115 kilometer én omdat het hoogteprofiel aangeeft dat er geklommen gaat worden, willen we met het eerste daglicht op de fiets zitten. Maar eerst bellen we onze moeders om te horen hoe het met ze gaat. Met een blij gevoel van het horen van hun stemmen stappen we op de fiets.
Tot aan de kruising met de 160 is er ondanks de vroegte al aardig wat verkeer. Alles relatief, maar voor ons is het druk met verkeer wanneer we met enige regelmaat worden ingehaald door een evenredige verdeling van verschillende vormen van transport (auto’s, vrachtauto’s, motoren, RV’s, bussen). Het is aanpoten, want de wind waait ook reeds om onze oren en er is af en aan een shoulder. Het vraagt van ons dat we geconcentreerd rijden, om te voorkomen dat we van de weg worden gereden. Niet dat we de indruk hebben dat mensen dat expres doen; het lijk er meer op dat mensen zich geen raad weten met fietsers op de weg. Wanneer er dan ook nog tegenliggers komen dan compliceert dat de boel behoorlijk. En wanneer er een doorgetrokken streep op de weg staat, dan zijn er automobilisten, die ook zonder tegenliggers geen centimeter willen/kunnen/durven uitwijken. Tegenliggers én doorgetrokken streep is als onoplettende fietser vragen om moeilijkheden.
Na de 160 wordt het wat rustiger. Het landschap wordt wat vriendelijker en de rotzooi langs de kant van de weg is stukken minder. Op één of andere manier geeft dat rust en heb ik minder het idee dat we op een snelweg fietsen.
We rijden door maanlandschap, langs een rood gekleurde bergrand en in de verte zien we een grote lange rotswand opdoemen met wazige rode, lila en roze tinten. Wanneer we bij de afslag naar Marble Canyon zijn, kijken we aan tegen, naar wat later blijkt, de Vermillion Cliffs. De woorden zijn op om te benoemen wat ik er van vind. Dat zoiets bestaat, dat wij er op Mien langs rijden. Het is werkelijk waar onvoorstelbaar.
Volledig onder de indruk vervolgen we de weg. Het is inmiddels na elf uur en bloedheet. De wind waait nog steeds om ons hoofd. Het geeft geen verkoeling meer, maar voelt alsof we gaar gestoofd worden in een hete lucht oven. We drenken onze bandana’s in ons warme water. Met de bandana’s om ons nek verkoelt de wind ons in ieder geval een beetje.
Wanneer we om een uur of 12 bij de lodge aankomen, zijn we blij dat we maar een uur in deze hitte hebben moeten doorbrengen. Het is dán al 40 graden celsius! Het heetst van de dag (rond 5 uur) moet nog komen. We willen graag de airco motelkamer in, maar dat feestje gaat niet door. De kamers worden nog schoongemaakt. Dan maar eerst lunchen in het café, dat onderdeel is van de lodge. Het is een lodge met geschiedenis, want ooit gebouwd door David Crockett, in afwachting van de opening van de Navajo brug, die het zuiden van Arizona verbindt met de Arizona Strip, het woeste deel van Arizona, dat ons nog te wachten staat.
Ook na de lunch schiet het niet op met de kamer. De vrouw bij de receptie vraagt via de walkie talkie aan de schoonmaakster of onze kamer al schoon is, maar ze krijgt geen antwoord. Verder onderneemt ze niets. Ellu ergert zich dood aan dit lethargisch gedrag. Service is, wat meer moeite doen voor ons in plaats van ons zo lang te laten wachten en service is om ons gewoon een kamer te geven, die al klaar is. Uiteindelijk checkt Ellu zelf of we de kamer inkunnen! Dat kan dan ook meteen.
De kamer is bedompt en met de franse slag schoongemaakt. En het is heet want van hout. We zetten snel de airco hoog. Aan het einde van de middag is de kamer nog steeds warm. Bij de balie vraag ik of er naar de airco gekeken kan worden of dat we een andere kamer kunnen krijgen. De (nieuwe) receptioniste snauwt me toe dat we de airco niet meteen hoog hadden moeten zetten. Verbouwereerd loop ik terug. Gelukkig wel met de sleutel voor een andere (bedompte) kamer. De hitte, de onvriendelijkheid en het niet lekker ons ding kunnen doen in onze kamer zijn vervelend. We lopen de rest van de dag een beetje met onze ziel onder onze arm.
Vlak voor zonsondergang brengen we nog wel een bezoek aan de Navajobrug. De Vermillion Cliffs en de Echo Cliffs om ons heen en de Colorado rivier onder ons maken veel goed. Maar we zijn ook blij wanneer het tijd is om onder de wol te kruipen na deze lange intens hete warme dag. Later horen we dat het 44 graden is geworden. Pfff!
Fredonia, woensdag 7 juni 2006
Ik hoor net dat ik de nutellapot (!) uit mag likken. Mijn dag is goed. Een dag die op de fiets begon om kwart voor 5 met een heerlijke, verfrissende temperatuur van een kleine 28 graden. Zie hier de vruchten van het vroege opstaan.
Zeker meer dan de moeite waard door de spectaculaire zonsopgang die de Vermillion Cliffs in Mien’s kleur oranje en in rood doen oplichten. Het is dat Ellu een blauwe broek aan heeft want anders zouden we volledig op zijn gegaan in deze omgeving.
Gelukkig stapelen de wolken zich vlak na de zonsopgang op. Het betekent voor ons het begin van een hele dag fietsen onder een bewolkte lucht, waar ook heel af en toe wat dikke regendruppels uitvallen. Dat komt heel goed uit omdat we vandaag de zwaarste klim van dit deel van onze route voor de boeg hebben, een klim van 68 kilometer. Gestaag klimmen we. Pas de laatste 25 kilometer wordt het zwaarder en kronkelen we langzaam omhoog. We schatten in dat we om 11 uur op de top, in Jacob Lake, zullen zijn en dat zijn we ook. We zijn op 2400 meter hoogte en het is lekker fris. Wat een verschil met gisteren!
Vanaf Jacob Lake is het vrijwel alleen maar down hill naar Fredonia. Helaas hebben we de pech dat het waait. De laatste 30 kilometer gaan over een grote open vlakte met wind tegen. We moeten trappen om vooruit te komen. Daar hadden we niet op gerekend. De wind trekt aan ons, de herrie om onze hoofden is oorverdovend en de auto’s die ons passeren dragen nog een steentje bij aan het onrustige fietsen. Met Fredonia in ons vizier zetten we nog een keer aan. Volledig verwaaid checken we bij het eerste de beste motelletje in. Ook in Fredonia dat al weer zo’n 1200 meter lager ligt (zelfde hoogte als Marble Canyon), is het aangenaam. De zon is best warm, maar de schaduw geeft koelte. We kunnen zelfs voor de motelkamer buiten zitten om te eten. Het koelere weer doet ons heel erg goed. Het lijkt er op dat dit nog een paar dagen gaat aanhouden. Laten we het hopen, want ik merk dat de droge hitte me niet in de kouwe kleren gaat zitten.
La Verkin, vrijdag 9 juni 2006
Omdat er een niet al te lange dag op de planning staat naar Springdale (Zion NP) staan we niet heel vroeg op. Zo kunnen we in ieder geval een kopje koffie halen en ontbijten bij de benzinepomp. De volgende stop is in het alleraardigste plaatsje, Kanab. Ellu haalt wat boodschappen en ondertussen spot ik een winkel met latte’s. Een latte hebben we nog niet gehad, dus besluiten we om onszelf daar op te trakteren.
Inmiddels is het door het tijdsverschil met Arizona een uur later. Kanab ligt namelijk in Utah! Met in ons hoofd het idee dat het een korte dag is van ‘maar’ 85 kilometer met maar twee klimmetjes van 400 meter doen we het rustigjes aan. Tijdens de eerste klim krijgen we een lekke band en zo wordt het later en later. De klim valt ook een beetje tegen, want steeds denken we er te zijn, maar dan gaat het weer verder door omhoog. Ondertussen stoppen we regelmatig om foto’s te nemen, want ook nu weer is het landschap erg mooi. We rijden langs oranje roze zandduinen. Allemaal erg fotogeniek.
We dalen af naar Carmel Junction en zien daar uithangborden met ‘Espresso’. Waar espresso is, moet ook een latte zijn en dat klopt. Na ook daar te zijn gestopt, beginnen we aan onze tweede en laatste klim. Ook dit doen we weer rustig aan.
De donkere wolken, die ons al gezelschap houden vanaf Fredonia lijken weg te zijn, maar wanneer we weer een tijdje op weg zijn, zijn ze ineens terug. Het blijft niet alleen bij donkere wolken; het begint ook te onweren en daar ben ik doodsbang voor. Wanneer het onweer door lijkt te breken, raak ik in paniek. We zijn juist op een stuk waar geen bescherming tegen de elementen is. Snel leggen we Mien op de grond en gaan zelf op enige afstand laag in de berm zitten. Omdat we nog geen flits zien, besluiten we om te proberen zo snel mogelijk te fietsen naar het restaurant dat op de kaart staat aangekondigd. Het begint hard te regenen maar ik wil geen seconde verspillen dus we stappen op de fiets zonder onze regenkleding aan te trekken (stom). We worden zeiknat. De weg staat blank waardoor het afdalen slecht gaat. Ook begint het te hagelen. Door de hagel zie ik slecht. Het is een enerverend stuk fietsen naar het restaurant.
Daar gaan we snel naar binnen en we proberen te voorkomen dat we afkoelen. Ondanks dat het natte shirt uitgaat en de warme droge fleece aan, blijven we koud. De regen blijft ook door gaan en de dreiging van onweer zit nog steeds in de lucht. We besluiten, ondanks de hoge prijs van de cabin, te blijven.
De cabin is sfeervol en luxe want met een jacuzzi. We rijden Mien met modder en al naar binnen, kleden ons uit en duiken de jacuzzi in. We voelen ons snel weer een beetje mens. Het weer klaart op, de deur naar het balkon kan open en Mien kan in de zon drogen. Het is een heerlijke plek om te zijn, maar ik kan er niet voor de volle 100% van genieten. Alle energie is door mijn paniek uit mijn lijf gegaan. Ik ben doodmoe en wil eigenlijk alleen maar slapen. Onze planning, mijn planning is door deze gedwongen kostbare stop totaal verpest. Ik baal er van. Ik baal er ook van dat ik zo bang kan zijn. Gelukkig is Ellu er voor mij. Ze troost me en we praten over wat er nou eigenlijk aan de hand is. Het lukt me om ‘t allemaal weer in perspectief te krijgen. Ik baal niet meer, maar moe blijf ik wel.
Mijn slaap is wat onrustig en we slapen dan ook wat langer door. Rond een uur of 7 zitten we op de fiets naar Zion National Park. Om kwart voor 8 komen we bij de ingang aan. We wachten op de Park Ranger omdat er op de route een tunnel zit, waar wij als fietsers niet doorheen mogen fietsen. We willen gezien onze eerdere negatieve tunnelervaring, niet zomaar doorfietsen. De Park Ranger vertelt ons dat we bij de tunnel een lift moeten regelen.
Dan fietsen we Zion in. Na de eerste 100 meter in het park moeten we al stoppen, zo mooi is het. We kijken onze ogen uit. Het houdt maar niet op, al dat natuurpracht. Langzaam rijden we door het park. De eerste tunnel waar we door heen moeten is een kleine tunnel. Gelukkig rijdt het verkeer langzaam en brengt deze tunnel geen gevaar. Bij de tweede tunnel zien we vooraan de rij een pickup staan. Snel schieten we naar voren. De ranger regelt voor ons dat we meekunnen. De eerste de beste pickup en wij zitten zitten erop! De tunnel is meer dan een mijl lang, donker en smal. We zijn heel erg blij dat we hier niet fietsen. In de laadbak van de pickup is al spannend genoeg. Na de tunnel staan we weer met open monden om ons heen te kijken. We worden omgeven door torenhoge canyonwanden en de weg zigzagt er door heen naar beneden.
We zetten Mien neer bij het bezoekerscentrum. Van daaruit nemen we de gratis shuttle bus, dat een deel van het park ingaat, dat we nog niet hebben gezien. Bij de stops hoppen we van en op de bus. We maken korte wandelingetjes naar uitzichtspunten. Rond 1 uur stappen we op Mien om de laatste 30 kilometer naar La Verkin te doen. Het is berg af, maar de wind is ook vandaag weer zo hard dat we het merendeel gewoon moeten trappen. In La Verkin duiken we het motel in. Er lijkt geen hond naar La Verkin te komen (behalve fietsers). Wij zijn blij dat we hier ons kamp op kunnen slaan. Een motel met op 20 meter afstand een supermarkt. Brood, snoep, bier en avondeten rijker settelen we ons in onze kamer voor een dag met verder niets.
Cedar City, zaterdag 10 juni 2006
De dag begint met gemopper. De achterrem loopt aan en het lukt me niet om de remmen gecentreerd te krijgen. De remmen hoeven alleen vandaag nog maar te werken, want in Cedar City gaan we Mien voor een beurt naar de fietsenmaker brengen. Ik kan het niet hebben dat juist vandaag de achterrem niet meewerkt. Ik verlies mijn geduld en word boos. Ellu doet er nog een schepje bovenop door me erop te wijzen dat dat niet helpt. Ja, duh! Dat weet ik heus wel. Ik probeer rustig te worden, maar de frustratie blijft de kop opsteken. Gezellig is het daardoor niet. In een moment van rust lukt het me om de rem gecentreerd te krijgen. Maar de sfeer tussen Ellu en mij is nog niet hersteld. We ontbijten in stilte en met ongemak. We praten erover en het lijkt goed te zijn. Dan stappen we op de fiets.
Een dag functioneel fietsen naar Cedar City. Voor een groot deel langs de interstate 40. We vinden een Utah License plate. We rusten langs de kant van de weg. We fietsen maar er is niet veel plezier. De bom barst op 30 kilometer afstand van Cedar City. Zowel bij Ellu als bij mij komt de boosheid eruit. We communiceren niet lekker en komen er in eerste instantie ook niet uit. Toch stappen we weer op de fiets. Ik voel me onmachtig. Met alle kracht probeer ik boven onze ruzie te gaan staan. Het lukt me met moeite, maar het helpt wel. We spreken met elkaar af dat we naar elkaar toe wat vaker een vraag proberen te stellen, wanneer het tegenzit, in plaats van meteen te (ver)oordelen. Met de lucht geklaard, fietsen we ineens stukken lekkerder verder.
In Cedar City checken we in de Ramada Inn in. Voordat we Mien wegbrengen, gaan we eerst naar het postkantoor voor de poste restante, die helaas net dicht is, en we gaan naar de plaatselijke VVV om een auto te huren. Dat gedaan, brengen we Mien naar de fietswinkel. Mijn nekharen gaan vrij snel overeind staan wanneer we geholpen worden door een man, die niet luistert naar onze wensen. Hij leest me de les en blijft maar door ratelen. Er komt bijna stoom uit mijn oren maar in plaats van uit mijn vel te springen, maak ik hem op een vriendelijke manier duidelijk wat wij wel/niet willen. Maar hij luistert gewoon niet. Met een vervelend en wantrouwend gevoel laat ik Mien achter.
We lunchen met een heerlijk gezonde sandwich, lopen terug naar het motel en daar kruip ik achter de computer. Uren ben ik zoet met het uploaden van onze foto’s. Rond een uur of zeven dineren we bij Pizza Hut, we kijken een filmpje in bed en gaan dan lekker slapen.
Las Vegas, zondag 11 juni 2006
We zijn al weer vroeg wakker. Wanneer ik de tv aanzet om te kijken wat er aan voetbal op ESPN wordt uitgezonden, zie ik dat de wedstrijd van het Nederlandse elftal tegen Servië-Montenegro al begonnen is. Sterker nog: we staan met 1-0 voor! Wat een mazzel want ik dacht dat ie pas om 9 uur begon. Omdat we vandaag met de auto naar Las Vegas willen, dat op ongeveer 200 mijl afstand van CC ligt, hebben we de tijd. Ik kan de wedstrijd helemaal uitkijken.
Om 9 uur worden we opgehaald om de auto te halen op het vliegveld. Dan begint onze 4-daagse roadtrip. We rijden de I-40 weer af naar het zuiden. We zien dat deze snelweg license plate heaven is, maar ja, we rijden te hard om ze goed te kunnen spotten. Aan Ellu vraag ik om bij een afrit te stoppen om de berm te scannen. En ja hoor, we vinden een Nevada license plate.
De rit naar Las Vegas verloopt voorspoedig. Het motel bevindt zich naast Hotel Circus Circus, waar Ellu 20 jaar geleden met Toos is geweest. Het ligt zo’n beetje boven aan de Strip (met alle casino’s). Vegas is een sensatie voor de ogen en de oren. Het is er ook druk. Zoveel mensen bij elkaar hebben we in lange tijd niet gezien. Het is er ook heet. Dus is onze eerste bezigheid er eentje waarbij we veel met de airco in aanraking zullen komen: we gaan shoppen in een outlet center. Ook dit keer komen we er weg met schoenen en horloges!
Na het shoppen gaan we bij de schemer de Strip af. We lopen, maken foto’s en gokken (15 dollar verspeeld) om om half één onze motelkamer binnen te strompelen. Dit is voor ons bijzonder laat. We zijn dan ook doodop!
Hanksville, dinsdag 13 juni 2006
Het plan is om van Vegas via de Hoover dam en Sedona naar Flagstaff te gaan, om vervolgens de dag erna door Monument Valley te rijden. Deze route gaat voor een klein deel over onze fietsroute. Het is leuk om die stukken met de auto nog eens te doen. We zien nu ook vanuit een ander perspectief waar we mee bezig zijn. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het er best indrukwekkend uit vindt zien!
De Art Deco Hoover Dam is voor mij als liefhebber een feestje. We kijken er uitgebreid rond. De route via Sedona naar Flagstaff is een mooie route maar ook een lange. We komen pas laat aan in Flagstaff. Ook nu zijn we behoorlijk moe, maar ondanks dat besluiten we om weer eens ‘echt’ uit eten te gaan. Met een goede fles wijn en fantastisch eten bij Josephine’s modern American bistro besluiten we een fijne dag en een goede avond.
Wanneer we in de ochtend beginnen met onze dag naar Monument Valley weten we nog niet wat ons allemaal te wachten staat. Vrijwel de hele rit tot aan Hanksville is magisch en één groot feest voor het oog. Sensationeel is de roodheid van het landschap, betoverend zijn de rotsformaties in Monument Valley, oogstrelend is de weg die ons langs Mexican Hat leidt, ademstokkend is de steile klim van 300 meter over een nauwe gravelweg met vergezichten waar je alleen maar van kunt dromen en het sluitstuk door Glen Canyon brengt ons tranen in de ogen. We zijn blij wanneer we in Hanksville aankomen, want we konden al deze pracht en praal bijna niet meer verwerken. Sensory overload, noemen ze dat zo mooi in het engels!
In Hanksville staan we vanwege de aangename temperatuur op de camping. Dat gaan we vanaf nu weer vaker doen (ja,ja).
Cedar City, woensdag 14 juni 2006
Vanochtend al weer vroeg wakker door de wind, die behoorlijk tekeer gaat tegen onze tent. Voordat we het weten, zijn de spullen ingepakt, de tent opgeruimd en zitten we in de auto op weg naar Bryce Canyon National Park. Ook nu weer komen we onderweg de meest wonderbaarlijke rotsformaties, bergen en heuvels tegen. Kleuren variëren van geel, naar grijs, oranje en rood. We kijken onze ogen weer uit. Maar we zijn ook best moe. Bewust kiezen we er voor om een aantal uitzichtspunten en rustieke routes over te slaan. Hoe gek het misschien ook klinkt, maar anders is het gewoon teveel. Er is een grens aan wat we kunnen opnemen. We genieten van een slingerweg door het Dixie forest. Juist omdat de weg veel van het mooie zelfde is en niet steeds een beroep doet op onze zintuigen.
Rond het middaguur bereiken we dan eindelijk Bryce Canyon. Nog even speel ik, vanwege de moeheid, met de gedachte gewoon door te rijden naar Cedar City maar Bryce is één van de redenen dat we de auto hebben gehuurd. Dus Bryce wordt het. We stappen er in de shuttlebus en laten ons naar de uitzichtspunten brengen. Bij het eerste uitzichtspunt geloven we onze ogen niet. Het kan toch niet waar zijn! Dit is toch niet te geloven. Een nieuwe variant van rotsformaties in schitterende aardetinten. Het houdt niet op. Nu kijken we naar zogenaamde Hoodoos, rotsspiralen, die door erosie hun prachtige vorm hebben gekregen.
We lopen over de canyonrand naar de andere uitzichtspunten. Het is fijn dat we de auto even uit zijn en wat kunnen bewegen. Zo wordt het een mooie afsluiter van onze autotrip. We hebben de kriebels om weer te gaan fietsen. Zeker ook veroorzaakt doordat we deze dag veel fietsers met bepakking hebben gezien. Het is voor mij bijna ook de enige manier om het te doen, want zo spreid je in ieder geval het moois over een langere periode uit. Ik denk dat ik dan beter kan behappen wat ik allemaal zie.
In Cedar City aangekomen gaan we naar het motel dat we hebben gereserveerd. We hebben alle campings geprobeerd maar 2 nemen geen tenten en de derde mag je alleen met een tent staan, wanneer je minimaal 4 nachten blijft. Belachelijk! Een motelletje is natuurlijk geen straf, maar dit motel blijkt dat wel te zijn. We kunnen alleen nog maar een rokerskamer krijgen. Dat hoeft niet altijd een probleem te zijn, maar in dit motel is dat het wel. De kamer stinkt als een bunzing. Heel goor. Daarnaast is de kamer ook viezig. Om daar nou 2 nachten in te blijven ………. Morgen zou nog een rustdag moeten zijn, maar als de thuisbasis dan al niet lekker is dan komt daar voor mij niets van terecht.
Ik baal van de kamer maar ook van mezelf. Ik wilde eigenlijk nog verder zoeken naar een ander motel (toen hadden we de kamer nog niet eens gezien) maar Ellu had daar geen zin in om zeer legitieme redenen en ik heb me laten overhalen. We kopen een geurspray, leggen handdoeken op de vieze stoelen en zetten de tafel en stoelen buiten neer om daar te eten. Ik baal nog steeds, maar besluit om niet bij de pakken neer te gaan zitten. Aan de overkant is een motel dat er beter uitziet. Ik vraag of hij nog plaats heeft en hoewel het lastig is voor de 2e nacht (er zijn namelijk zomerspelen aan de gang in Cedar City vanaf vandaag) krijg ik het voor mekaar dat we twee nachten kunnen blijven. In een kamer die niet veel duurder is maar wel veel schoner en niet-roken! Ik overleg met Ellu, die kijkt zelf ook nog even en wanneer het lukt dat we in ieder geval voor één nacht het geld terug krijgen dan maken we de overstap. Dit lukt! In plaats van in een smerig stinkende kamer zitten we nu lekker aan de tafel in een simpele maar nette kamer. Dit is uitrusten!
Baker, zaterdag 17 juni 2006
Onze vrije dag in Cedar City is een lekkere. We halen Mien op, internetten uitgebreid in de bieb, lunchen bij het restaurant met de lekkere broodjes en hebben het de hele dag naar ons zin. We kijken ook weer uit naar fietsen.
Omdat we maar 90 kilometer hoeven te fietsen naar Milford staan we niet heel vroeg op. We doen lekker rustig, drinken nog een latte en gaan dan op weg. Onderweg ben ik bezig met de westrijd van Nederland tegen Ivoorkust. We rekenen uit dat het moet lukken om rond 11 uur in Minersville te zijn. De enige stop, zo’n 25 km voor Milford. Dan kunnen we in ieder geval nog de tweede helft zien. Precies om 11 uur rollen we Minersville binnen, maar helaas is er nergens een tv te bekennen. De enige plek waar wel een tv is, kunnen we niet kijken omdat de tv niet goed werkt en omdat ze alleen plaatselijke kanalen hebben. We geloven er niets van, maar ja, de 2e helft zien zit er niet in. Ik vraag het notabene zelfs nog bij het postkantoor! Ook daar geen geluk, maar we krijgen wel een zelfgebakken broodje mee. Lief!
In Milford is het eerste dat ik doe in het motel ESPN aanzetten. Tot mijn grote vreugde zie ik dat we gewonnen hebben. Jippie, we zijn door naar de laatste 16.
In alle vroegte vertrekken we voor de lange rit naar Baker. Het is werkelijk waar weer een prachtige rit. We klimmen en dalen 3 x vandaag. We steken op deze manier steeds bergketens over die worden gescheiden door een enorme goudkleurige vlakte (basin). Ook dit landschap is weer nieuw voor ons. We blijven ons verbazen.
Na 100 kilometer en drie klimmen verder merken we allebei dat het een zware dag is: alles gaat zeer doen. Ook de stop langs de kant van de weg met fietsers David en Gene hakt erin. Het haalt het ritme weg, maar leuk was het wel. Ook omdat we te horen krijgen dat Pius een dag of 2 voor ons ligt. Misschien dat we hem toch nog gaan tegenkomen.
In Garrison halen we KOUD water bij het postkantoor. We stoppen er wat langer om zo de laatste 13 km naar Baker goed gerust te kunnen doen. Een goede zet, ook omdat het weer heet is. Het lukt ons om de laatste kilometers te volbrengen. Op het moment dat we van de fiets af stappen, laat ik de vermoeidheid toe. Het was me het dagje wel.
Baker is een leuk dorp met 50 inwoners. Ons motel & bijbehorend restaurant wordt gerund door een New Yorkse homoman. Hij doet me qua humor erg aan John denken. Zijn restaurant is een heerlijke plek met lattes en lekker eten. Dat is prettig vertoeven.
Ely, zondag 18 juni 2006
De dag begint heerlijk met een latte voor op de porch bij Electrolux restaurant. Maar na een kilometer of 8 op de fiets loopt de ketting er ineens af. Hij staat zó slap dat we genoodzaakt zijn alles van de fiets te halen, Mien op d’r kop te zetten en te kijken of we de ketting nog strakker kunnen spannen. Dat kan nauwelijks meer dus zodra het kan, zullen we ergens een nieuwe ketting op de kop moeten tikken.
Wanneer Mien weer helemaal opgetuigd is, we weer op pad gaan, horen we ineens overal geluiden. Geluiden van de spinnen die tussen de trappers zitten, gekraak vanuit de richting van de crank en gepiep van we weten niet wat. Superirritant! Gedurende een paar kilometer stappen we een paar keer op en af om de spinnen anders te doen, maar zonder resultaat. Ook bedenk ik me ineens dat ik de bouten onder aan het frame niet heb vastgedraaid!! Dát zal vast en zeker het gekraak verhelpen. Niet dus! Het lijkt zelfs erger te worden. In mijn hoofd ben ik bezig met een mogelijke oplossing voor het gekraak.
Bij de eerste ruststop draai ik de bouten nog wat strakker, misschien is dat het probleem. Wanneer we weer op de fietsen stappen is het gekraak er nog steeds. Ondertussen gaan we de eerste berg van vandaag over. Het is een makkie. Dat geeft goede hoop voor de tweede en laatste berg van vandaag. Ook dat is een klim van 600 meter.
Eerst dalen we af. Heerlijk is dat: de weg is goed, de bochten zijn flauw en er is nog weinig verkeer. We vliegen naar beneden en zien de vallei zich weer voor ons openen. We rijden regelrecht het decor van Brokeback Mountain in. We worden omgeven door hoge bergen met her en der wat sneeuw. En de vallei ligt er als een deken tussen uitgespreid. De irritatie van de geluidjes is verdwenen doordat onze gedachten zich met mooiere zaken bezighouden.
Tussen de twee grote heuvels bevindt zich ook nog een bult. Wanneer we van de bult naar beneden fietsen, worden we voor een groot deel geremd door de wind. De weg draait, waardoor we de wind vervolgens in de flanken hebben. Ook stijgen we weer. Langzaam maar gestaag. Dat is duidelijk te voelen, maar de weg speelt een spel met onze ogen. Het ziet er uit alsof we zouden moeten dalen, maar dat doen we duidelijk niet. De enige pitstop voor vandaag zien we ook al liggen, maar we zitten nog 14 kilometer (omhoog) op de fiets voordat we er eindelijk een koud colaatje kunnen drinken. We hebben het allebei zwaar door deze psychologische spelletjes die met ons gespeeld worden.
Na de pitstop is het nog 7 kilometer omhoog. Het wordt een klim die we met grote moeite nemen. Om de twee kilometer stoppen we. We zijn blij wanneer we de top zien en verheugen ons al op de afdaling. Maar die valt even tegen! We hebben het eerste steile stuk de wind volop tegen. Af en toe zijn er windvlagen. Het is zwaar werk omdat ik erg geconcentreerd moet zijn. Wanneer we tenslotte bij het laatste rechte stuk van 25 kilometer komen, hebben we zijwind.
Regelmatig worden we op de ‘eenzaamste weg in de wereld’ ingehaald. Vaak genoeg ook door een vrachtwagen. We hebben rustigere wegen gehad! Ook met zijwind is het een kwestie van concentratie. Wanneer er even geen verkeer is, fietsen we vlak naast de middenstreep. een goed besluit, want ineens zien we een zandtwister in de berm links van ons. Hij beweegt onze kant op en voordat we het weten, staan we met Mien, 4 meter verderop, stil in de berm. De twister heeft ons recht van de weg geblazen! Wij blij dat de berm niet steil afloopt! Het is een vreemde ervaring, waar we gelukkig zonder kleerscheuren van afkomen.
Ely is een plaatsje met bijna alleen maar motels, sommige met casino’s. Het ligt prachtig mooi tussen de bergen, maar door alle motels heeft het een gekke uitstraling. Wat de reden kan zijn van alle motels is (en blijft) een grote vraag. Ely is vast en zeker een ski-oord. In het centrum van Ely is Hotel Nevada, waar ze Starbucks koffie hebben. Hotel Nevada is ook een casino, annex restaurant, dat 24 uur per dag geopend is. Wonderbaarlijk. We drinken er een latte en vergokken maar liefst 20 dollar.
Eureka, maandag 19 juni 2006
Ook vandaag staat er een lange dag op de planning zonder dat er ook maar iets tussendoor is. Wat we in ieder geval wél tegen zullen komen, zijn 4 beklimmingen van in totaal 1100 meter. Dat is gelukkig 100 meter minder dan gisteren, die dag daarvoor en die dag daarvoor!
De laatste klim is vlak voor Eureka en dus aan het einde van onze fietsdag. Geen goed idee omdat te laat op de dag te doen, dus gaat om 4.15 de wekker, fietsen we om 4.45 naar Hotel Nevada voor een kopje koffie (helaas geen latte mogelijk op dit vroege uur, maar wel zwarte koffie met smaak!), die we buiten nuttigen tezamen met onze boterhammen en zitten we om 5.15 op de fiets. We vervolgen onze route op Interstate 50, die ook nu, op dit tijdstip, weinig eenzaams heeft; je zou zelfs kunnen spreken van een kleine ochtendspits.
Na verloop van tijd is de ergste drukte voorbij, maar voor Ellu en mij is het defintief NIET de eenzaamste weg van Amerika. Om en nabij 8 uur hebben we de eerste klim en de eerste 45 kilometer achter de rug. Nu er niets tussendoor is, dwingen we onszelf om goed te rusten door om de 20 kilometer de fiets tegen een paaltje te zetten en op de lungi/sarong te zitten in de berm. We hebben wel eens dagen dat onze ruststops alleen maar bestaan uit even stoppen, waarbij ik met Mien tussen mijn benen blijf staan, Ellu er naast staat en we wat drinken en eten. Aan het einde van zo’n dag merken we dan heel goed dat we onze lijven teveel geweld hebben aangedaan en te weinig rust hebben gegeven. Een grote valkuil wanneer er geen ‘natuurlijke’ stops zijn in de vorm van een benzinestation of een restaurant.
Bij de derde klim en de vierde klim laten we ons weer begeleiden door een lekker muziekje op de Ipod. Voor Ellu werkt dat zeer goed; het lukt haar dan veel beter om de klim te volbrengen. Voor mij is het ook fijn, want we stoppen minder vaak en ik blijf beter in mijn ritme. Het laatste steile klimmetje van de dag, met een fikse tegenwind, eindigt met Sinead O’Connor’s Troy! We voelen ons allebei uitgelaten, want we hebben 120 kilometer achter de rug, maar zijn nog zo fit als hoentjes. Het is nu alleen nog maar een kwestie van afdalen naar Eureka.
In Eureka krijgen we vanwege de inspanningen van de medewerkster bij de Best Western nog een kamer. Ze zitten vol, alsmede het enige andere motel. We snappen er niets van want op het eerste oog lijkt er niet veel te gebeuren in Eureka. Sterker nog, veel staat te koop en/of is dicht. De vrouw vertelt dat ze bijna altijd vol zitten vanwege mijnwerkers, archeologen, gokkers en voorbijgangers zoals Ellu en ik.
Onze kamer is een klein paradijsje. We slaan eten, lekkers en drinken in om de rest van de dag op de kamer te volbrengen. De dag loopt een klein deukje op wanneer ik de schroeven aandraai van het voorste kettingblad: één schroef breekt af. We weten nu in ieder geval waar het gekraak vandaan kwam. Provisorisch knutsel ik wat in elkaar zodat het op dat punt vastzit. Of het houdt?
Austin, dinsdag 20 juni 2006
Het ontbijtje bij het motel willen we niet missen, dus zitten we ‘pas’ om half zeven op de fiets. De eerste 90 kilometer lang zijn makkelijk te fietsen. Vlak voor Austin zijn de twee klimmen van vandaag.
We fietsen 50 kilometer lang over een wegdek dat bezaaid is met Mormon crickets. De dode crickets vormen een rode dikke laag, waaraan de levende sprinkhanen zich tegoed doen. Om vervolgens zelf platgereden te worden door alle auto’s die langskomen! De geur die van het wegdek afkomt, is afschuwelijk. We stoppen pas na 50 kilometer bij een rest area met picknicktafels. Het aantal sprinkhanen is niet minder, maar hier kunnen we in ieder geval een stuk van de weg (en geur) en op de tafel zitten. Het is ongelooflijk hoeveel het er zijn. Het moeten er gedurende de 50 kilometer wel miljarden zijn die op de weg en in de berm krioelen. Gatver!
Gelukkig houdt het op (af en toe nog een enkele sprinkhaan) wanneer we met de klimmen beginnen. De eerste klim is steil maar gaat goed. Op de top gaat helaas de ketting eraf. Ik baal ervan dat het net nu, zo vlak voor Austin moet gebeuren. Een UPS-medewerker biedt zijn hulp aan, maar we kunnen het zelf dus slaan zijn hulp af. Hij blijft echter staan kijken en ik word er ontzettend geïrriteerd van. Daardoor lukt het me helemaal niet om de ketting er weer op te krijgen. Nadat Ellu me er toe aanzet, zeg ik de man dat ik het erg aardig vind dat hij zijn hulp aanbiedt, maar dat ik de klus niet kan klaren zolang hij op mijn vingers kijkt. Hij vertrekt. Een seconde later zit de ketting erop! Later in Austin toetert hij wanneer hij ons passeert. Het lijkt erop dat het goed bij hem is aangekomen.
De tweede klim is korter en steiler. Maar ook nu weer laten we ons naar de top zingen. Helaas is het afdalen vanwege de windvlagen weer lastig dus doen we het rustig aan. In Austin gaan we naar de hardware store voor wat extra boutjes en moertjes. Mien heeft het gehouden vandaag, maar het gekraak werd steeds erger. De provisorische fix is precies wat het is: provisorisch! Over twee dagen is er een fietswinkel in Fallon. Daar zullen ze ons in ieder geval verder moeten kunnen helpen.
Fallon, donderdag 22 juni 2006
Om 6 uur halen we een kop koffie bij de Chevron en daarna zijn we op weg naar Middlegate. Het is de laatste dag dat we nog volop in de mooie valleien en bergketens zijn van de Great Basin. We genieten er van omdat het zo lekker fietsen is. Klimmen & dalen over bergen en door valleien. En dat steeds weer.
Het is, nu we dichter bij Fallon komen, wel iets ‘drukker’ op de weg. We hebben nu vaker momenten dat auto’s achterons rijden tewijl er tegemoetkomend verkeer aankomt. Vooral tijdens de afdalingen over de rechte wegen die de voet van de bergketens met elkaar verbindt, betekent dat dat we alert moeten zijn. Het blijft over het algemeen zeer relaxed fietsen.
Eén zo’n moment komen ons vrachtwagens tegemoet. Dat is altijd extra uitkijken, want ze zijn tenslotte breder, maar ondanks dat weerhoudt het niet alle automobilisten achter ons om ons dan toch in te halen. Maar goed, de drie vrachtwagens komen ons tegemoet en op het moment dat zij ons voorbijgaan horen we vanuit het niets een oorverdovend geluid. Ik denk daadwerkelijk dat het met ons gebeurt is, dat Ellu in de spiegel niet heeft gezien dat er ook van achter een vrachtwagen is die ons inhaalt. Van schrik rijd ik de weg af en sta stil op de rumble strip (uitkervingen in de vluchtstrook langs de weg om automobilisten te waarschuwen dat ze van de weg afraken). We zijn van de weg afgereden door een straaljager, die ons op een hoogte van 100 meter passeert. Heel indrukwekkend maar ook heel erg eng. We staan allebei te trillen op onze benen.
In Cold Springs hebben ze satelliet-tv dus daar kunnen we Nederland – Argentinië kijken. Het is grappig om te merken dat de andere gasten totaal geen kaas hebben gegeten van de WK en voetballen ansich. Iemand vraagt zelfs in welke kleur shirt Nederland speelt! In voetbalminnend rest-van-de wereld-buiten-de-USA kent iedereen het oranje van het Nederlandse elftal en de blauw-wit gestreepte shirts van Argentinië. Hier duidelijk niet. De eigenaar van de ‘fietswinkel’ in Fallon verklaart dat het de mindset is van Amerikanen: terwijl voetbal en wielrennen de meest populaire sporten zijn onder de jeugd op dit moment blijft algemeen de desinteresse in deze twee sporten bestaan.
Na de wedstrijd stappen we weer op de fiets. Inmiddels is het stukken heter, staat de zon recht in onze snoet en hebben we weer tegenwind. Het wordt eentonig, maar weer moeten we trappen tijdens het afdalen tegen de wind in. Middlegate is niet meer dan een bar/restaurant (meer een saloon, als in westerns). We kunnen er ons tentje opzetten en internetten. Allebei voor niets. Dat slaan we niet af! Het blijft lang heet, maar wanneer dan eindelijk de zon ondergaat, kunnen we goed slapen. ‘s Nachts koelt het hier gelukkig af naar een graad of 15.
We sluiten de rit door de Great Basin af met 2 miniscule klimmetjes en 50 kilometer vlak fietsen. Het is erg lang geleden dat het vlak is geweest. We fietsen functioneel want het landschap is vrij saai, in ieder geval vergeleken bij wat we dagen lang achter elkaar hebben gezien. Al vroeg zijn we in Fallon.
Bij de fietswinkel kunnen we krijgen wat we nodig hebben, maar ondanks dat blijft Mien bij de crank kraken. Misschien dat het zich nog moet settelen? We doen boodschappen bij de Safeway, internetten wat in de bieb, werken onze administratie bij. Ondanks alle klusjes is het nog vroeg wanneer we weer terug zijn bij het motel. Het is een heerlijke relaxte dag. Morgen gaan we naar Carson City, om na een rustdag aldaar, aan onze laatste grote klim in de USA, over de Sierra Nevada, te beginnen. California, here we come!
Carson City, vrijdag 23 juni 2006
Ineens zijn er weer veel auto’s. Ineens kunnen we kiezen waar we willen stoppen, want er zijn gelegenheden zat. Ineens komen we in een grote stad (44000 inwoners), waar we ineens ook weer maar net een motel kunnen vinden. Juist dit weekend is er een autoshow in Carson City. Gelukkig vinden we een redelijk motel voor een redelijke prijs, waar we ons ook prettig genoeg voelen om 2 nachten te blijven. San Francisco trekt, maar we doen verstandig. We hebben in 8 dagen meer dan 800 kilometer gefietst met veel klimwerk en tegenwind. Doorgaan in dit tempo is aantrekkelijk, maar er wacht ons nog 1 behoorlijke klim. Onszelf stuk rijden, zit er dan dik in. Een rustdag wordt het dus!
Woodfords, zondag 25 juni 2006
Op onze rustdag in Carson City drinken we koffie, gokken we en gaan naar de bieb. Carson City is een erg saai plaatsje. Het enige dat het nog wat kleur geeft, zijn de oude auto’s die hier dit weekend zijn voor de autoshow. Ook is het weer ontzettend heet (ongebruikelijk heet!) met temperaturen over de 40° C, waardoor we weinig kunnen doen. De hitte is zo drukkend en de lucht zo enorm droog.
Tegen het einde van de middag wordt het bewolkt en daardoor ook wat koeler. We lopen naar de bioscoop aan de andere kant van het stadje. Helaas is er niets van onze gading dus lopen we onverrichte zaken terug. De hele wandeling worden we regelmatig toegeschreeuwd of nagefloten door kerels in auto’s. En dat zou complimenteus moeten zijn? Ik erger me dood aan dit neanderthaler gedrag!
Op de gok dat we de wedstrijd kunnen kijken ergens in Woodfords stappen we vanochtend op de fiets. We hebben geen zin om nog een dag in Carson City te blijven. Ook wil ik niet dat we het fietsen rondom het WK moeten organiseren. We kijken wel wat er op ons afkomt. Als we de wedstrijd kunnen zien dan kunnen we het zien!
De eerste 10 kilometer zijn we bezig Carson City uit te fietsen. Op de achtergrond zien we wel al steeds meer van de Sierra Nevada. Dan slaan we af op een rustigere weg. Meer en meer lijkt de omgeving op de alpen. Het is nog heerlijk fris, het ruikt lekker en de grote dennenbomen geven voldoende schaduw op de weg.
Vlak nadat we de staatsgrens over zijn gegaan naar California hebben we via de mobiele telefoon een lijntje uitgezet om op de hoogte gehouden te worden van de wedstrijd. Een prettig idee, dat er in ieder geval iemand is die ons over het resultaat informeert. Vlak na de staatsgrens begint ook de klim naar de Carsons pass. Het is maar een klein stukje steil; verder valt het alles mee. We worden veel ingehaald door racefietsers. Ook wat dat betreft, is het weer anders dan wat we gewend zijn.
In Woodfords zien we dat er een eetgelegenheid is. Met sattelietschotel! Aan de eigenaar vraag ik of hij ESPN heeft. Dat heeft hij. Wanneer ik vraag of ik om 12 uur mag kijken, antwoord hij nors dat niemand er iets omgeeft. Hij wrijft ook nog even in dat we best mogen komen kijken, maar dat hij naar een ander kanaal zal schakelen wanneer één of andere basketbalwedstrijd begint. De houding van de man is zo negatief, dat Ellu zegt dat we het maar beter kunnen laten. Ik ben teleurgesteld. We drinken er nog even wat. Ondertussen kijkt de man in de krant en geeft nors aan dat we toch kunnen komen kijken; het zit de basketbalwedstrijd niet in de weg zit. We zijn zo blij!
Het motel ligt op een prachtige plek tussen dennenbomen en met uitzicht op de bergen. We hebben nog maar 52 kilometer gefietst, maar nu we de voetbalwedstrijd kunnen zien, blijven we hier. De dag ervoor heb ik nog met het motel gebeld om te vragen of in de kamer ESPN is. Het (vriendelijke) antwoord was ‘Nee’. Maar gelukkig blijkt het anders te zijn. De moeder van de eigenaar heeft waarschijnlijk geen verstand van de satteliet schotel, maar de zoon duidelijk wel. Hij stelt ESPN voor ons in. Het is een warm ontvangst. We krijgen water en even later een bordje met scrambled eggs, bacon, tomaatjes en twee broodjes jam. Erg vriendelijk.
Het motel zat dit weekend helemaal vol en de schoonmaakster is er nog niet. Helaas kunnen we de kamer nog niet in. Gelukkig kunnen we altijd nog uitwijken naar het restaurant van grumpy Dave. Maar ook dat is niet nodig. We kunnen ons installeren op een bank in één van de kamers. Dat de kamer niet schoon is, kan me niet schelen. Ik wil gewoon voetbal kunnen kijken.
Over de wedstrijd heb ik het liever niet meer. Wat een rot wedstrijd met een rotsfeer en een rotte scheidsrechter. Maar de grootste lul vind ik Figo, die door zijn toneelstukje de westrijd ten nadele van ons heeft beslist. Een overtreding was het, maar zeker geen gele kaart. Was het niet in een andere wedstrijd dat deze man ons precies dezelfde loer heeft gedraaid?
Het WK is voorbij en eigenlijk is dat ook wel weer zo rustig. Nu kunnen we weer gewoon lekker doorfietsen. Hoewel ik toch liever had gehad dat Nederland wereldkampioen had geworden……
Pollock Pines, maandag 27 juni 2006
We willen de grootste drukte ontwijken tijdens onze klim over de Carson pas. Om 6 uur op de fiets zitten, lijkt ons dan ook vroeg genoeg. Zodra we de weg opdraaien, de smalle weg, krijgen we volop de wind in ons gezicht. We hebben daar totaal niet opgerekend. Het komt mentaal hard aan. Ook is het vanaf het moment dat we op de fiets zitten behoorlijk steil en er zijn al veel mensen onder weg. Wind, steil, smal en verkeer: het is geen fijne combinatie. Met moeite kan ik Mien recht op de weg houden maar ik weet dat het moet, want één slinger teveel naar links en we lopen de kans in het pad van een auto te zitten. Auto’s die ons met volle snelheid over deze smalle kronkelende weg passeren. We zijn beiden gefrustreerd. Gefrustreerd dat we niet rustig deze pas kunnen nemen. De frustratie reageren we op elkaar af.
Na 8 langzame en helse kilometers stoppen we bij het café van een resort, dat langs de weg in het prachtige bos tussen de bergen ligt. Het café gaat pas over een kwartier open, maar we besluiten om er op te wachten. Zo kunnen we even bijkomen en herstellen van de negativiteit in onze lijven.
Binnen is het lekker warm en de koffie is aangenaam. We raken in gesprek met Mike & Amy. Voordat we het weten, is er een klein uur voorbij. Het leuke gesprek met Mike & Amy heeft het tij gekeerd. Het plezier is er weer en de zin om de klus te klaren. Gelouterd stappen we op de fiets. De klim naar de pas is mooi. We zien steeds meer bergen om ons heen met nog redelijk wat sneeuw. Ook horen we veel watertjes stromen. Het hete weer is volop bezig om zoveel mogelijk er van te laten smelten. Op de top kijken we uit over een fris alpenlandschap. We hebben de laatste grote klim van deze trip in the USA afgerond. We zijn zeer tevreden. Het is tijd om af te dalen. Jammer genoeg wordt het niet een afdaling zoals we ze al vaker gehad hebben. De weg is smal, kronkelt zich naar beneden en zit vol gaten, hobbels en gleuven!
In Kirkwood eten we een uitgebreid eierontbijt. Met volle buiken willen we verder gaan met de afdaling. Dat er toch nog wel wat pittige stukjes te klimmen zijn, hadden we niet verwacht. Ook dit valt ons beiden zwaar. Verergerd door een automobilist die eerst een paar keer toetert om vervolgens ondanks de ruimte die hij heeft ons rakelings te passeren. We vermoeden dat het een opzettelijke daad is.
Zwetend en zwoegend ploegen we de berg op. Déze klim staat wel in het profiel beschreven, maar dat ie zo zwaar zou zijn en dat we zo in de volle zon zouden zitten, dat is ook iets waar we totaal geen rekening mee hebben gehouden. De top van de klim bereiken, ervaren we weer als een overwinning. Maar het is een dag met afwisselend emoties, want even later staan we te brommen, wanneer onduidelijk is welke kant we op moeten. Wanneer we daarna dan nog meerdere onverwachte steile heuveltjes moeten bedwingen, slaat brommerigheid om in wanhoop. ‘Nog meer?’, verzuchten we allebei.
De Mormon Emigrant Trail is na de steile aanvangsbultjes één grote lange heerlijk rustige afdaling. We gaan hard op sommige stukken (72 km per uur). Voordat we het weten, hebben we 40 kilometer afgelegd. Maar dan komt het kadootje van de dag: een 250 meter steile klim! We nemen hem heel koel en rustig. We hebben vandaag wel wát geleerd! Met deze laatste klim en de bijbehorende afdaling naar Pollock Pines besluiten we onze dag. We zijn klaar met klimmen (letterlijk en figuurlijk).
Sacramento, dinsdag 27 juni 2006
De eerste 20 kilometer gaan langs wijngaarden. De volgende 40 kilometer ploeteren we over de smalle wegen met al het verkeer dat er ineens is. Dan gaan we tot aan Sacramento the American Bikeway Trail op, een zeer aangename en veilige manier om een stad in te fietsen. Van vandaag is vooral opvallend dat we weg zijn uit de woestijn en weer terug zijn in de bewoonde wereld. Meer verkeer, meer mensen, meer bebouwing, meer water, meer groen, meer vogels, meer vocht in de lucht maar nog wel net zo heet!
San Francisco, donderdag 29 juni 2006
Vol verwachting fietsen we Sacramento uit. San Francisco is nog maar twee dagen weg. Onze lijven zitten vol met opwinding omdat we zo dicht bij het moment zijn dat we de USA zijn overgestoken van kust naar kust. We hebben besloten om de trip naar San Francisco in twee dagen te doen om te voorkomen dat we aan het einde van een lange fietsdag moe de grote stad in moeten rijden. Dat is namelijk vragen om ongelukken.
Rustig aan fietsen we naar Davis. Het is een aangenaam plaatsje, waar we een heerlijke latte drinken bij een plaatselijke espressotent en de trouw aan Starbucks definitief afzweren. Davis en omgeving doet ons met een warm gevoel denken aan Nederland. Het is vlak, er zijn ontzettend veel fietsers, fietspaden en om het stadje heen liggen weilanden. Even wanen we ons thuis.
Na het volgende plaatsje, Winters, komen we een andere fietser tegen. Wanneer we tegen hem zeggen dat we naar Fairfield fietsen, geeft hij aan dat we dan bij de splitsing naar rechts hadden moeten gaan. Wij keren om; hij ook! Hij woont namelijk langs onze fietsroute en is bezig met zijn rondje. Hij blijft naast ons fietsen en we raken in gesprek. In eerste instantie ben ik erg voorzichtig. Ellu weet ook nog niet helemaal wat ze aan hem heeft en vraagt grappend of hij niet een serial killer is. Al fietsend, komt de klik. Voordat we het weten, zitten we met Mike aan het buffet bij Tin Tin, het chinese restaurant in Vacaville terwijl Mien onder het mes gaat bij de fietswinkel. Omdat ze Mike kennen, mag Mien tussendoor ondanks dat ze voor een week volgeboekt zijn! De mensen in de winkel zijn bijzonder aardig, zeer geïnteresseerd en vragen uitgebreid naar onze avonturen. Het verschil met die eikel in Cedar City kan niet groter zijn. Het belangrijkste is echter de zorg die ze duidelijk hebben voor Mien.
In Tin Tin Restaurant hebben we een enorm leuke tijd met Mike. Allerlei gespreksonderwerpen passeren de tafel. Momenten van stilte zijn er niet. Het gesprek is geanimeerd. Zijn aanbod om onze tent in zijn achtertuin op te zetten, wordt steeds aantrekkelijker.
Na de lunch pikken we Mien op. Voor 150 dollar hebben we niet alleen nieuwe kettingen, een nieuw freewheel, een nieuw bracket, een goeie buitenband maar zitten ze ook aan/op Mien. Ook een aantal andere dingen zijn voor hetzelde geld bekeken. Waar ze het van kunnen doen, snappen we niet. Ook nu weer komen we met ‘moeite’ de winkel uit. De heren eigenaren, broers Mike & Raymond, kletsen en vragen ons de oren van de kop. Dit zijn de fietswinkels waar we van houden: mensen met hart voor alles wat met fietsen te maken heeft, inclusief de mensen die ze berijden.
Met de intentie om door te rijden, komen we net nog op tijd bij Mike’s huis. Hij moet namelijk zijn dochter Sadie ophalen. Mike maakt duidelijk dat hij graag wil dat we blijven: hij heeft de gastbadkamer voor ons klaargemaakt en we kunnen in de logeerkamer slapen. Niet te weerstaan, dus besluiten we om te blijven. Wanneer ik uit de douche kom, heeft hij een laptop klaargezet, zodat ik online kan. Het is een schat van een man, die precies de juiste snaar weet te raken. Wanneer hij zijn dochter aan het ophalen is, zijn wij in zijn huis. Dat vertrouwen dat het allemaal wel goed is, vind ik bijzonder. Het geeft me een heel welkom gevoel.
Ook Sadie is een lieverdje. Het klikt meteen tussen haar, Ellu en mij. Gelukkig, want het kinderelement was het enige waar we niet zeker over waren. De middag gaat over in de avond. Het is en blijft gezellig. Mike vraagt ons de oren van de kop. Natuurlijk ook over onze relatie, want dat we een stel zijn, had hij in eerste instantie niet door. De gesprekken zijn leuk, vrolijk en serieus de hele avond door. En vanmorgen gaan we gewoon verder waar we gebleven zijn. Dan komt het moment van afscheid. Warempel, hij heeft echt tranen in zijn ogen. De band en intimiteit die ik met hem heb gevoeld, is duidelijk zichtbaar. Zowel Ellu als ik hopen van harte dat we Mike een keer mogen verwelkomen in Utrecht en dat wij aan hem dezelfde warmte kunnen tonen als hij aan ons heeft gedaan.
De laatste 60 kilometer naar de ferry in Vallejo trappen we met gemak weg. Zelfs het gezeik van een ferrymedewerker wanneer we Mien van de ferry af proberen te rijden, weerhoudt ons niet om te genieten van onze mijlpaal. Het is een bijzonder moment wanneer Mien de kade raakt en we met z’n 3-en in San Francisco staan. We zijn de Verenigde Staten heelhuids en met volle gezondheid overgestoken!
Op naar Vancouver over Highway 1!